ECLI:NL:TGZRSGR:2019:89 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-326

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:89
Datum uitspraak: 18-06-2019
Datum publicatie: 18-06-2019
Zaaknummer(s): 2018-326
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een radioloog. De radioloog is niet betrokken geweest bij de behandeling van patiënt en was op de bewuste dag niet aanwezig in het ziekenhuis. Zij kan dus ook niet degene zijn geweest die de verslaglegging heeft gedaan of eerder op de dag als dienstdoend radioloog telefonisch contact heeft gehad met de betrokken co-assistent van de SEH. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A ,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, radioloog,

werkzaam te D,

beklaagde.

1.                  Het verloop van de procedure

1.1              Het verloop van de procedure blijkt uit:

-      het klaagschrift, ontvangen op 4 december 2018;

-      de machtiging van I (de moeder van klaagster en echtgenote van de hierna te noemen patiënt) van 25 december 2018;

-      het verweerschrift.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht op 7 mei 2019 in raadkamer behandeld.

2.                  De feiten

2.1              Klaagster is de dochter van E, geboren in 1935, die is overleden in 2016 (hierna: de patiënt).

2.2              De patiënt is op 2 augustus 2016 beoordeeld op de Spoedeisende Hulp (SEH) van het F, locatie G te D (hierna: het ziekenhuis), nadat hij met zijn hoofd tegen de muur was gevallen.

2.3              Beklaagde is als radioloog werkzaam in het ziekenhuis.

2.4              Op de SEH is de anamnese bij de patiënt afgenomen en lichamelijk onderzoek verricht. Daarnaast is aanvullend onderzoek gedaan en is onder meer een CT-scan van de hersenen verricht.

2.5              De co-assistent die werkzaam was op de SEH heeft de dienstdoende radioloog gebeld over de uitslag van de CT-scan. Deze heeft meegedeeld dat er geen afwijkingen waren. Hiervan heeft de dienstdoende radioloog geen aantekeningen in het medische dossier gemaakt.

2.6              De verslaglegging van het röntgenonderzoek is ondertekend door de collega-radioloog van beklaagde, H. Ook de naam van beklaagde staat op het verslag vermeld. In het verslag wordt melding gemaakt van een klein subduraal hematoom links frontaal en temporaal van 4 mm.

2.7              Op 3 augustus 2016 heeft de cardioloog, die geen kennis had genomen van het verslag, de patiënt antistollingsmedicatie voorgeschreven. De patiënt is op 4 augustus 2016 ten gevolge van een massaal subduraal hematoom overleden.

3.                  De klacht

Klaagster verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – dat zij geen melding heeft gemaakt van de bij de beoordeling van de CT-hersenen gevonden levensbedreigende subdurale bloeding.

Daarnaast verwijt klaagster de dienstdoende radioloog dat deze telefonisch met de SEH-arts heeft besproken dat er geen afwijking op de CT-hersenen te zien is.

4.                  Het standpunt van beklaagde

De beklaagde heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.                  De beoordeling

5.1       Het College constateert dat voldoende vast staat dat beklaagde op 2 augustus 2016 niet werkzaam was in het ziekenhuis.

Zij heeft in haar verweerschrift aangevoerd dat haar collega-radioloog H het verslag van de CT-scan heeft gemaakt. H was werkzaam als tijdelijke waarnemer binnen de vakgroep radiologie, onder andere in verband met zwangerschapsverlof van beklaagde. In een dergelijk geval doet de waarnemer de verslaglegging middels een account van één van de radiologen van de vakgroep, omdat er maar een beperkt aantal licenties van de spraakherkenningssoftware beschikbaar is. Het verslag van het röntgenonderzoek vermeldt dan automatisch de naam van die vakgroepradioloog, in dit geval beklaagde, en die kan niet verwijderd worden. Afgesproken is dat de waarnemende radioloog het verslag handmatig of in het dictaat ondertekent met zijn of haar naam. Dat is in dit geval ook gebeurd, aldus beklaagde.

Het College overweegt dat er geen aanleiding bestaat om aan de juistheid van dit verweer te twijfelen. Ook volgens klaagster is het verslag van de CT-scan ondertekend door H. Het College gaat er dus van uit dat beklaagde niet betrokken is geweest bij de behandeling van de patiënt en op de bewuste dag niet in het ziekenhuis aanwezig was. Zij kan dus ook niet degene zijn geweest die de verslaglegging heeft gedaan of eerder op de dag als dienstdoend radioloog telefonisch contact heeft gehad met de betrokken co-assistent van de SEH.

Daarom kan de klacht niet slagen.

5.2       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek kennelijk ongegrond worden verklaard.

6.                  De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 18 juni 2019 door N.B. Verkleij, voorzitter,

M.M. van ‘t Nedereind, lid-jurist, H.N. Koetsier, P.C.L.A. Lambregts en E.P. van Heuzen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R.C. Kruit, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij

            niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de

            aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.