ECLI:NL:TGZRSGR:2019:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-301b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:61
Datum uitspraak: 16-04-2019
Datum publicatie: 16-04-2019
Zaaknummer(s): 2018-301b
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Enkel op grond van de mededeling van de dermatoloog aan klaagster dat hij niets heeft gezegd over wanen kan het College, gelet op de verklaring van de arts, niet vaststellen dat de arts (of de arts-assistent) onjuiste informatie in het dossier heeft genoteerd. Het College acht niet aannemelijk dat de arts (of de arts-assistent) deze informatie zou hebben verzonnen. Klacht afgewezen.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klaagster,

tegen:

C, arts,

werkzaam te  B,

verweerster,

gemachtigde: D, werkzaam te Den Haag.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met 3 bijlagen, ontvangen op 14 november 2018;

- het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 13 december 2018;

- het verweerschrift, ontvangen op 19 december 2018;

- het proces-verbaal met bijlagen van het mondelinge vooronderzoek op 4 maart 2019.

1.2       Het College heeft de klacht op 5 maart 2018 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

Klaagster is op 25 september 2018 verschenen op de spoedeisende hulp (hierna te noemen SEH) van het E in verband met jeuk en pijn in de nek c.q. uitslag. Zij is daar gezien door een arts-assistent. Verweerster was op dat moment werkzaam als SEH-arts. Omdat klaagster al onder behandeling was van een dermatoloog, heeft de arts-assistent in overleg met verweerster telefonisch contact opgenomen met de betreffende dermatoloog. Volgens het medisch dossier van de SEH heeft de dermatoloog aan de arts-assistent meegedeeld dat verweerster bekend was met chemische wanen.

 3.        De klacht

Klaagster verwijt verweerster, zakelijk weergegeven, dat verweerster niet zorgvuldig zou hebben gehandeld door:

-      onjuiste beweringen over klaagster in het medische dossier te (laten) noteren alsof deze afkomstig waren van de behandelend dermatoloog van klaagster;

-      de internist F, tegen wie klaagster ook een klacht heeft ingediend, bekend onder dossiernummer 2018-301b, onjuist te informeren over de mededelingen die door de dermatoloog zouden zijn gedaan.

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Verweerster heeft aangevoerd dat de art-assistent de resultaten van het onderzoek van klaagster met haar heeft besproken. Vervolgens heeft de arts-assistent in haar aanwezigheid contact opgenomen met de behandelende dermatoloog van klaagster, omdat deze klaagster de volgende dag al zou spreken. De dermatoloog vertelde dat klaagster bekend was met chemische wanen en krabeffecten, in verband waarmee onderzoek was verricht en andere diagnoses waren uitgesloten. Met de dermatoloog heeft de arts-assistent besproken dat aan klaagster medicatie zou worden voorgeschreven ter bestrijding van de jeuk en de pijn en klaagster medegedeeld dat de dermatoloog de situatie de daaropvolgende dag zou beoordelen. Dat is ook gebeurd.

Klaagster heeft een en ander betwist. Zij stelt dat de dermatoloog tegenover haar heeft ontkend dat hij met de arts-assistent over (chemische) wanen zou hebben gesproken. Klaagster heeft van de dermatoloog afkomstige brieven overgelegd, waarin niet wordt gesproken over wanen.

5.2       Het College stelt vast dat in de overgelegde brieven van de dermatoloog van 17 maart 2017 en van 24 januari 2019 wel degelijk sprake is van dermatologische problematiek. In zoverre zitten er tegenstrijdigheden in de informatie die verweerster – via de arts-assistent – telefonisch van de dermatoloog heeft ontvangen en de aantekeningen in het medische dossier. Enkel op grond van de mededeling van de dermatoloog aan klaagster dat hij niets heeft gezegd over wanen kan het College echter, gelet op de verklaring van verweerster, niet vaststellen dat verweerster (of de arts-assistent) onjuiste informatie in het dossier heeft genoteerd. Het College acht niet aannemelijk dat verweerster of de arts-assistent de betreffende informatie zou hebben verzonnen.

Dat brengt mee dat ook niet kan worden vastgesteld dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld.

5.3       Ook het verwijt aan verweerster dat zij de internist F onjuist zou hebben geïnformeerd acht het College ongegrond. Niet gebleken is dat verweerster – of de arts-assistent onder verantwoordelijkheid van verweerster – op de bewuste dag enige vorm van contact heeft gehad met de internist.

5.5       Het voorgaande betekent dat de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond zal worden afgewezen, omdat niet is gebleken van enig handelen of nalaten door verweerster in strijd met de zorg die zij heeft behoren te betrachten ten opzichte van klaagster.

6.         De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op16 april 2019 door N.B. Verkleij, voorzitter, G.P. van de Beek, lid-jurist, B.J. Bouma, G.J. Dogterom, J.I. van der Spoel, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centrale Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.