ECLI:NL:TGZRSGR:2019:49 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-169b

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:49
Datum uitspraak: 26-03-2019
Datum publicatie: 26-03-2019
Zaaknummer(s): 2018-169b
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager heeft niet toegelicht hoe de verpleegkundige hem niet serieus heeft genomen, ook niet dat hij hem medicatie zou hebben voorgeschreven. Klacht afgewezen

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

verblijvende te Penitentiaire Inrichting te B,

klager,

tegen:

C, verpleegkundige,

werkzaam te Penitentiaire Inrichting te B,

verweerder,

gemachtigde: mr. drs. E.E. Rippen, werkzaam te Utrecht.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift met bijlage, op 23 april 2018 ontvangen door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) Amsterdam, in verband met bevoegdheid verwezen naar het RTG Den Haag, aldaar binnen gekomen op 26 juli 2018;

- drie aanvullingen op het klaagschrift, op 9 mei 2018, 18 mei 2018 en 13 juni 2018 ingekomen bij het RTG Amsterdam en op 26 juli 2018 ontvangen door het RTG Den Haag;

- het verweerschrift ontvangen op 28 augustus 2018;

- de brief van mr. drs. E.E. Rippen, ontvangen op 26 oktober 2018, met als bijlage een uitdraai uit het medisch dossier.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht op 13 februari 2019 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

2.1       Klager, geboren in 1975, verbleef ten tijde van het door hem gestelde klachtwaardig handelen in de Penitentiaire Inrichting (hierna: de P.I.) B.

2.2       Verweerder is werkzaam als verpleegkundige in de P.I. B. Hij heeft klager op 28 februari 2018 eenmalig gesproken en is nadien niet meer betrokken geweest bij de zorg voor klager.

2.3       In het medisch dossier staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

“28-2-2018 S

[…]-vp: Pt vraagt verwijzing naar psycholoog. Zou graag periodiek gesprekje hebben, om zaken op een rij te zetten en na te denken over de toekomst. Einddatum 2023, aldus pt. Vraagt zich af, of opname in kliniek voor verslavingszorg tot de mogelijkheden behoort voor laatste deel detentie.

O bekend in PMO met grensoverschrijdende uitbarstingen en uitlatingen. Strafoverplaatsingen en ISO verblijf.

E prikkelbaar gedrag

P verwijzing psychologische dienst

P Verwijsbrief Psycholoog 28-02-208

[…]

E HNP / Slaapproblemen

S […]-vp: Pt vraagt de omeprazol, temazepam en naproxen niet op vaste tijden, maar zonodig te krijgen. Gebruikt het niet iedere dag.

P Apotheek gebeld. R/ niet geinterpreteerd als zonodig. Morgen worden doosjes geleverd, dan graag als ZN uitzetten.

S[…]-vp: Pt vraagt vetarm dieet, aangezien hij dit vorige PI ook kreeg. Normale maaltijden ‘krijgt hij niet weg’

O Geen harde indicatie vetarm dieet. Wel is in PI D bevestigd , dat pt deze maaltijden kreeg, voorafgegaan door langdurig en aanhoudende strijd over maaltijden

E dieet

P In overleg Keuken worden maaltijden aangevraagd, echter zonder spoedprocedure, kan twee weken duren voordat eea geleverd wordt.

S RFE: […]-vp; Briefje ‘wil graag medicatie hebben’ “

3.           De klacht

Klager verwijt verweerder, zo begrijpt het College, dat hij klagers medische toestand niet serieus heeft genomen en dat verweerder medicatie zou voorschrijven terwijl alleen een arts die mag voorschrijven.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Het College stelt vast dat klager op geen enkele manier heeft vermeld of toegelicht wat verweerder gedaan of juist niet gedaan heeft waardoor klager het gevoel heeft gekregen dat hij niet serieus werd genomen. Uit het verweerschrift heeft het College afgeleid dat verweerder een briefje heeft ontvangen van klager met daarop de woorden: “wil graag medicatie hebben”. Daarop heeft verweerder, naar zijn zeggen, op 28 februari 2018 in een persoonlijk gesprek met klager een viertal klachten besproken en de door klager gewenste oplossingen volgens de procedure uitgezet. Ten aanzien van de medicatie heeft verweerder niets veranderd aan de voorgeschreven medicatie, maar slechts de aanleverwijze, juist op verzoek van klager, omgezet naar ‘zonodig’.

5.2       Het College stelt voorop dat bovengenoemde klacht zonder enige verdere toelichting of onderbouwing niet tot een tuchtrechtelijke veroordeling kan leiden. Toch hecht het College eraan hierbij te vermelden dat ook op grond van het duidelijk omschreven verweer, naar het oordeel van het College, verweerder geen enkel tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 26 april 2019 door M.A.F. Tan - de Sonnaville, voorzitter, E.P. de Beij, lid-jurist, E.M. Rozemeijer, I.M. Bonte, W.M.E. Bil, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris.

voorzitter                                                                                           secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

Indien het beroepschrift op of na 1 april 2019 wordt ontvangen, is voor de indiening daarvan een griffierecht van € 50,- verschuldigd. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.