ECLI:NL:TGZRSGR:2019:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-263

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:40
Datum uitspraak: 26-02-2019
Datum publicatie: 26-02-2019
Zaaknummer(s): 2018-263
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts kan terecht niet voldoen aan het verzoek van klager om met terugwerkende kracht te worden uitgeschreven, klager heeft nog gebruik gemaakt van de diensten in de praktijk. Dat de huisarts het medisch dossier nog niet digitaal heeft overgedragen aan de nieuwe huisarts van klager in het buitenland is niet aan de huisarts tegen te werpen, dit is vanwege systeembeperkingen niet mogelijk. De door de huisarts aangedragen oplossingen zijn passend. Klacht afgewezen.  

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

tegen:

C , huisarts,

werkzaam te D,

verweerder,

gemachtigde: mr. E. van der Linde, werkzaam te Utrecht.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift ontvangen op 10 oktober 2018,

- het verweerschrift met bijlagen.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht op 15 januari 2019 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

2.1       Klager, geboren in 1957, heeft sinds medio oktober 2014 vanwege een arbeidsovereenkomst een verzekering bij E in F. Sinds die tijd heeft klager ook een huisarts in G (F).

2.2       Verweerder is werkzaam in zijn huisartsenpraktijk in D. Klager stond sinds 2010 ingeschreven in deze praktijk. Klager is een laatste maal in de praktijk geweest op 26 oktober 2015. Dit betrof een consult bij een collega van verweerder.

2.3       Klager heeft bij e-mail van 14 september 2018 laten weten dat hij in oktober 2014 verweerder zou hebben verzocht hem uit te schrijven en het medisch dossier aan de huisarts in G over te dragen. Hij liet daarbij weten dat hij door zorgverzekeraar H gesommeerd werd kosten te betalen die door de praktijk van verweerder zouden zijn gedeclareerd en hij verzocht verweerder hiervoor een oplossing te bedenken.

2.4       Bij e-mail van 20 september 2018 heeft verweerder geantwoord en uitgelegd dat voor overdracht van het dossier de getekende toestemming van klager nodig is. Ook is het digitaal doorsturen van een medisch dossier naar een zorgverlener in F niet mogelijk. Verweerder stelde voor een papieren versie voor klager bij de balie klaar te leggen zodat klager zijn dossier zelf aan de nieuwe huisarts over kon dragen. Ten slotte bood verweerder aan de inschrijftarieven over 2016 en 2017 terug te betalen, teneinde klager tegemoet te komen in zijn geschil met H.

2.5       Klager antwoordde hierop dat hij zich niet kon vinden in de door verweerder aangedragen oplossing en verzocht verweerder wederom hem met terugwerkende kracht vanaf  1 november 2014 uit te schrijven. Hierop antwoordde verweerder dat hij niet aan dit verzoek kon voldoen omdat in 2015 nog een beroep was gedaan op de praktijk. Verweerder stelde voor bij de papieren versie van het dossier een uitschrijfformulier te doen, zodat klager alsnog zou kunnen tekenen voor zijn uitschrijving. Klager ging met de door verweerder aangedragen oplossingen niet akkoord en diende onderhavige tuchtklacht in.

3.           De klacht

Klager verwijt verweerder – zakelijk weergegeven – dat hij:

a) het verzoek tot uitschrijving uit de praktijk van verweerder met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2014 niet honoreert,

b) het medisch dossier van klager niet overdraagt aan de nieuwe huisarts van klager in F,

c) geen verantwoordelijkheid neemt v de financiële perikelen over deze periode.

4.        Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Klager en verweerder verschillen van mening over het al dan niet gedane uitschrijfverzoek door klager. Klager stelt enerzijds dat hij verweerder reeds in 2014 heeft verzocht om te worden uitgeschreven en toen ook al heeft verzocht om zijn dossier aan de huisarts in F over te dragen. Hij beklaagt zich erover dat verweerder aan deze verzoeken niet heeft voldaan en hij geen verantwoordelijkheid neemt voor de financiële perikelen over deze periode.

Verweerder stelt anderzijds dat er bij zijn praktijk geen uitschrijfverzoek van klager bekend is en dat klager hem niet heeft verzocht zijn dossier over te dragen aan de huisarts in F. Bovendien kan een dossier naar een arts in het buitenland niet zonder de gerichte toestemming van de patiënt worden doorgestuurd. Daarnaast kan de overdracht wegens systeembeperkingen ook niet digitaal plaatsvinden. Verweerder kan niet meegaan in het verzoek van klager om hem met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2014 uit te schrijven, omdat klager in 2015 nog een beroep op de praktijk heeft gedaan. Verweerder heeft ten aanzien van de financiële schade een vergoeding van de inschrijfkosten over 2016 en 2017 aangeboden.

5.2       Het College is van oordeel dat verweerder met recht niet kan ingaan op het verzoek van klager om zich met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2014 uit te laten schrijven. Bij verweerder is geen uitschrijfverzoek uit die tijd bekend en klager heeft op geen enkele wijze onderbouwd dat hij in 2014 een dergelijk verzoek heeft gedaan. Bovendien heeft klager gebruikt gemaakt van de diensten van de praktijk tot eind 2015.  

De overdracht van een dossier naar een praktijk in F kan niet digitaal plaatsvinden en verweerder heeft zich er op goede gronden op beroepen dat hij voor de overdracht van het patiëntendossier de uitdrukkelijke toestemming van klager nodig heeft. Het niet digitaal kunnen doorsturen van een dossier naar een praktijk buiten Nederland is een beperking die niet aan verweerder kan worden tegengeworpen. Het voorstel van verweerder om een papieren versie van het dossier samen met een uitschrijfformulier bij de balie van de praktijk klaar te leggen, acht het College passend. Klager heeft hiervan geen gebruik willen maken. Reeds hierom dient dit onderdeel van de klacht te worden afgewezen. Dat verweerder klager onder de gegeven omstandigheden nog tegemoet heeft willen komen door zijn voorstel de inschrijfkosten over de jaren 2016 en 2017 te vergoeden, wordt door het College als genereus beoordeeld. De klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.  

 5.3      Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 26 februari 2019 door W.N.L. Donker  voorzitter, G.P. van de Beek, lid-jurist, H.C. Baak, B. van Ek en R.F. Kropman, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door T.C. Brand, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

Indien het beroepschrift op of na 1 april 2019 wordt ontvangen, is voor de indiening daarvan een griffierecht van € 50,- verschuldigd. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.