ECLI:NL:TGZRSGR:2019:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2018-193

ECLI: ECLI:NL:TGZRSGR:2019:36
Datum uitspraak: 26-02-2019
Datum publicatie: 26-02-2019
Zaaknummer(s): 2018-193
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft op juiste wijze de opdracht gegeven tot het zo spoedig mogelijk afnemen van bloed en heeft ook direct actie ondernomen op het moment dat zij ontdekte dat het bloed niet was afgenomen. Niet verwijtbaar dat zij geen visite heeft afgelegd, de bloeduitslagen waren er nog niet, geen alarmsymptomen of verslechtering van klager. Klacht afgewezen.

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

A,

wonende te B,

klager,

gemachtigde: C,

tegen:

D, huisarts,

destijds werkzaam te B,

verweerster,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, werkzaam te Utrecht.

1.            Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het klaagschrift, ontvangen op 21 augustus 2018,

- het aanvullend klaagschrift,

- twee e-mails van klager van 8 oktober 2018,

- het verweerschrift met bijlagen,

- de repliek met bijlagen,

- de dupliek.

1.2       De partijen hebben afgezien van de mogelijkheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

1.3       Het College heeft de klacht op 16 januari 2019 in raadkamer behandeld.  

2.           De feiten

2.1              Klager is patiënt in de huisartsenpraktijk E in B. Verweerster was

van 18 juni 2018 tot 5 oktober 2018 als waarnemend huisarts werkzaam in deze praktijk.

2.2              Op 3 en 4 juli 2018 heeft de echtgenote van klager bij de huisarts om amoxicilline

gevraagd vanwege abcessen in de lies van klager.

2.3              Op 5 juli 2018 is verweerster op huisbezoek geweest bij klager. In het

huisartsenjournaal staat hierover het volgende vermeld:

5-07-18

S

S

S

S

S

S

S

S

S

Lang gesprek. Pt is erg ontevreden over de zorg de afgelopen jaren, heeft geen vertrouwen meer in artsen. Heeft pijn in zijn hele lichaam, gaat algeheel achteruit, kan dit niet verder specificeren. Vind het vervelend dat hij zijn huisarts nooit ziet. Zou weer lab onderzoek willen en controle van de tensie. Heeft ontstekingen in de liezen, wil daar een AB-kuur voor. Ik mag er niet naar kijken, na herhaaldelijk aandringen mag ik wel zijn bloeddruk meten. Verder lichamelijk onderzoek mag niet, want hij kent mij niet, vindt het moeilijk vertrouwen in artsen te stellen

O

O

Pt is geaggiteerd en boos

RR 130/70, p74, Sat 96%

P

P

Co lab, daarna visite en uitgebreid lichamelijk onderzoek. AB kuur voorgeschreven”

2.4              Op 16 juli 2018 heeft de echtgenote van klager gebeld omdat er nog geen bloed was

geprikt. Op 19 juli 2018 heeft er driemaal telefonisch contact plaatsgevonden met (de echtgenote van) klager. In het huisartsenjournaal staat hierover het volgende vermeld:

“19-07-18

S

S

S

S

S

S

S

S

S

S

TC met echtgenote: zijn erg boos dat de prikster niet geweest is, snapt niet dat er geen voicemail in is gesproken. Het gaat met de dag slechter met pt. Echtgenote kan niet concreet benoemen waarom, want het gaat al zo lang slecht. Vraagt of ik vandaag aan het einde van de middag langs kom, uitleg dat ik liever langs kom als er lab bekend is, gezien het al langer slechter gaat met pt en zij de klachten niet concreet kunnen benoemen. Echtgenote wordt boos en verbreekt de verbinding, geen mogelijkheid gehad om uit te vragen waarom het slechter gaat of om een visite voor morgen in te plannen

19-07-18

S

S

S

S

S

S

S

S

S

S

Mevrouw gebeld ivm prikken aan huis; gevraagd of de prikster straks kan komen tussen 10 en 11. Mw zelf is nu niet thuis en gaat A ook nu niet wakker maken daarvoor. Zijn boos; twee weken geleden zou er geprikt worden maar niemand geweest, vind dit schandalig. Uitgelegd dat de prikster meerdere malen gebeld heeft en geen voicemail hoorde. Volgens mevrouw wel antwoordapparaat. Willen wel dat de huisarts vandaag langs komt om te praten; ook zou ze graag gebeld willen worden of het tussen de middag kan of eind van het su. Mevrouw geeft aan liefste eind van het spreekuur te willen. Ik ga het overleggen.

19-07-18

S

S

S

S

S

S

S

P

P

P

Tc met pt, gesprek van 20 minuten: Is erg boos dat er geen bloed is geprikt en dat hier geen communicatie over is geweest. Prikster heeft ook vandaag niet gebeld. Klachten van nu opgenoemd: pijn in het hele lichaam, ontstekingen van binnen die verspreid zijn over het hele lichaam.

Uitgezakte organen die vechten om een plek in het lichaam. Wil niet naar een specialist.

Ik zal morgen contact opnemen met de prikster, ma

23-7 TC met pt, na 12.00. Dan ook een visite inplannen voor die week.”

2.5              Op 20 juli 2018 heeft verweerster geprobeerd de prikster te bellen om na te gaan

waarom nog geen bloed is geprikt. De prikster was telefonisch niet bereikbaar.

2.6              Op 23 juli 2018 heeft  de echtgenote van klager gebeld met de huisartsenpraktijk

omdat de situatie van klager verslechterde. Verweerster heeft diezelfde dag een visite afgelegd bij klager. Hierover staat het volgende in het huisartsenjournaal vermeld:

“23-07-18

S

S

S

S

S

S

S

O

O

O

O

O

E

P

P

P

Sinds 3 dagen malaise, is te zwak om zijn bed uit te komen. Heeft veel dorst en een droge mond. Koorts onbekend. Hoetsen-, dyspnoe-, Buikpijn-, laatste def 3 dagengeleden. Mictie is branderig.

Toen ik patient vroeg of hij buikpijn had antwoorde hij het volgende: ik had de vorige keer dat jij er was een pistool of geweer kunnen pakken en jou in je buik kunnen schieten, dan zou je pas weten wat buikpijn is.

RR 110/80, P69, Sat 92%, T37.1, Glucose: high.

Urine: L-, nitriet-, gluc+, Ery’s 1+, ketonen-

Cor: S1S2, geen souffle. Pulm: VAG, BG- (plat in bed, niet alle longvvelden kunnen beluisteren).

Abd: soepel, NP, geen drukpijn

Algehele malaise bij diabetes de novo

Lang gesprek, uitleg dat het van belang is dat pt naar het zkh gaat. Pt wil eigenlijk niet opgenomen worden, na een lange uitleg uiteindelijk akkoord met insturen”

2.7              Op 23 juli 2018 is klager opgenomen in het F, waar hij is behandeld

voor diabetes en ingesteld op de juiste medicatie. Op 10 augustus 2018 is klager ontslagen uit het ziekenhuis.

2.8              Na telefonisch contact op 10 augustus 2018 met de echtgenote van klager heeft

verweerster samen met een collega op 16 augustus 2018 een visite afgelegd bij klager thuis. Hierover staat in het huisartsenjournaal het volgende vermeld:

“16-08-18

S

S

S

S

S

O

E

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

P

Visite na ontslag. Patiënt en echtgenote zijn erg boos over de zorg, pt ‘ stond op het randje van de dood’. Zijn boos over de zorg van de afgelopen jaren en m.n. de afgelopen weken, dat er niet eerder bloed is geprikt en dat ik pt niet eerder na heb gekeken.

RR 118/70, P70, Sat 96%

DM

Lang gesprek, uitgebreide de voorgeschiedenis van pt doorgenomen. Aangegeven dat ik het spijtig vind hoe de communicatie de afgelopen weken is gelopen, geprobeerd uit te leggen waarom er niet eerder bloed is geprikt, dat de prikster eerder een naar incident bij hem thuis heeft gehad en hem zelf niet wilde prikken. Ter sprake gebracht of patiënt nog voldoende vertrouwen in ons heeft om ons als huisartsenpraktijk te behouden, of hij niet liever over wil stappen. Ook benoemd dat het personeel zich bedreigd en geintimiteerd voelt door het gedrag van patiënt. Bedreiging met het geweer van 23-7-2018 genoemd. Hierop worden echtgenote en pt erg boos. Vinden dat wij de bedreiging om draaien, dat wij pt bedreigd hebben door figuurlijk een pistool tegen zijn hoofd te houden door hem niet op tijd te behandelen. Echtgenote zegt dat zij mij ozu weten te vinden als pt was komen te overlijden, dat ze er persoonlijk voor zou zorgen dat ik dan ook in een kist kom te liggen. Pt noemt daarop dat hij zo zijn zoons of de motorbende achter hem opdracht kan geven om een pistool te pakken en ons op te zoeken. Echtgenote en patient komen erg bedreigend over, gaan met stemverheffing tegen ons tekeer. verzoeken ons om het huis te verlaten, waarop wij vertrekken”

3.           De klacht

Klager verwijt verweerster zakelijk weergegeven dat zij nalatig is geweest als gevolg waarvan klager ernstige gezondheidsschade heeft opgelopen, waardoor klager op het randje van de dood heeft gestaan.

4.        Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.        De beoordeling

5.1       Na de eerste contacten op 3 en 4 juli 2018 heeft verweerster op donderdag 5 juli 2018 een visite afgelegd bij klager. Daarbij heeft zij een anamnese afgenomen en stond klager een beperkt lichamelijk onderzoek toe. Verweerster heeft besloten om bloed te laten prikken en na het bloedonderzoek weer een visite af te leggen. Omdat geen sprake was van alarmsymptomen bij klager kan het College dit door verweerster ingezette beleid volgen.

5.2       Verweerster heeft onweersproken aangevoerd dat zij op 12 juli 2018 heeft geconstateerd dat er nog geen bloed was geprikt bij klager en dit heeft ingepland op 18 juli 2018. Ook toen heeft het bloedprikken niet plaatsgevonden. Het College acht het vervelend dat het bloedprikken tot tweemaal toe niet heeft plaatsgevonden, maar dit is verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten. Zij heeft op juiste wijze de opdracht gegeven tot het zo spoedig mogelijk afnemen van bloed en heeft ook direct actie ondernomen op het moment dat zij ontdekte dat het bloed niet was afgenomen.

5.3       Dat verweerster tussen 5 juli en 23 juli 2018 geen visite heeft afgelegd bij klager is eveneens niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Immers, de uitslagen van het bloedonderzoek waren er niet, er waren geen alarmsymptomen bij klager en/of verslechtering van zijn situatie en hij had eerder aangegeven niet mee te willen werken aan lichamelijk onderzoek door verweerster.

5.4       Nadat de echtgenote van klager op 23 juli 2018 contact met de praktijk had opgenomen en vertelde dat de gezondheidstoestand van klager verslechterde heeft verweerster adequaat gehandeld door nog diezelfde dag een visite af te leggen, onderzoek uit te voeren en klager in te sturen naar het ziekenhuis. Daarbij merkt het College op dat hoewel klager verweerster verwijt dat zij hem niet de nodige zorg heeft verleend, uit het dossier blijkt dat hij zelf niet voldoende openstond voor onderzoek en/of behandeling. Door desalniettemin in gesprek te gaan met klager en hem in te sturen naar het ziekenhuis heeft verweerster gehandeld zoals van een redelijk handelend en bekwaam huisarts mag worden verwacht.

5.5       Aan de andere opmerkingen van klager gaat het College voorbij, ofwel omdat de relevantie daarvan voor de klacht jegens verweerster ontbreekt ofwel omdat verweerster deze heeft bestreden en de juistheid van enig overig door klager aan verweerster gemaakt verwijt niet valt vast te stellen.

5.6       Om bovenstaande redenen zal de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.       De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag beslist als volgt:

wijst de klacht af.

Deze beslissing is gegeven op 26 februari 2019 door  E.J. Daalder, voorzitter, C.H. van Breevoort-de Bruin, lid-jurist, M. Bezemer, S. Veersema, H.N. Koetsier, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door E.C. Zandman, secretaris.

voorzitter                                                                                          secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezond­heidszorg door:

a.         de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b.         degene over wie is geklaagd;

c.         de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur Gezondheidszorg en Jeugd, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hem toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroep­schrift wordt ingezon­den bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcolle­ge voor de Gezondheidszorg te

Den Haag, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

Indien het beroepschrift op of na 1 april 2019 wordt ontvangen, is voor de indiening daarvan een griffierecht van € 50,- verschuldigd. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.