ECLI:NL:TGZRGRO:2019:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen F2018/05

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2019:7
Datum uitspraak: 05-03-2019
Datum publicatie: 05-03-2019
Zaaknummer(s): F2018/05
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster werd door verweerder behandeld wegens pijnklachten met een laserapparaat op haar bovenrug. Tijdens de laatste behandeling ontstonden er op acht plaatsen blaren. Klaagster verwijt verweerder dat hij de laserbehandeling op een onjuiste wijze heeft uitgevoerd, geen nazorg heeft verleend en klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de behandeling. Ook verwijt klaagster verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden jegens haar doordat hij zich tijdens een gesprek met de advocaat van klaagster over de situatie heeft laten vertegenwoordigen door een van zijn patiënten die op de hoogte bleek te zijn van klaagsters medische situatie. Het college verklaart drie van de vijf klachtonderdeel gegrond en berispt verweerder.  

Rep.nr. F2018/05

5 maart 2019

Def. 016

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:  

A,

klaagster,

wonende te B,

gemachtigde: mr. P. van Hartevelt,

tegen

C ,

werkzaam als fysiotherapeut te B,

verweerder,

BIG-reg.nr: -

gemachtigde: mr. V.S.M. Sturkenboom. 

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen van 25 oktober 2018, ingekomen op 26 oktober 2018;

- het verweerschrift met bijlagen van 25 november 2018, ingekomen op 27 november 2018;

- het proces-verbaal van het op 20 december 2018 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van S. Boersma, lid-jurist van het college.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 22 januari 2019. Partijen zijn verschenen, beiden vergezeld van hun gemachtigden.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Verweerder is als manueel therapeut werkzaam bij D te B, een praktijk voor manuele therapie en fysiotherapie. Klaagster heeft zich in 2015 tot deze praktijk gewend met persisterende pijnklachten in met name het nek-schoudergebied. De behandeling bestond aanvankelijk uit dry-needling en het toepassen van manuele technieken ten behoeve van triggerpoints in het nek-schoudergebied en interscapulair. Toen klaagsters behandelaar met zwangerschapsverlof ging in 2016 nam verweerder de behandeling over.

2.2

Klaagster startte in overleg met verweerder in 2017 met een nieuwe lasertherapie. Verweerder had haar daarover verteld. Het betrof een behandeling bestaande uit het verwarmen van pijnlijke spieren in klaagsters bovenrug met een HPLT-apparaat (High Power Laser Therapie). Tijdens de dertiende en laatste laserbehandeling op 19 mei 2017 ontstonden er blaren op acht net behandelde plekken op klaagsters bovenrug. Deze blaren ontstonden al tijdens de behandeling waarop verweerder de behandeling staakte. Verweerder heeft geen nazorg verleend door bijvoorbeeld de aangedane plekken te koelen. Klaagster is naar huis gegaan en heeft in de avond nog sms-contact met verweerder gehad, waarbij zij hem een foto van haar ontblote bovenrug met blaren stuurde. Verweerder zei dat het hem niet nodig leek om direct naar de huisarts te gaan. De volgende ochtend hadden klaagster en verweerder telefonisch contact. Klaagster vertelde pijn te ondervinden van de blaren en verweerder adviseerde klaagster haar huisarts te bezoeken.

2.3

Op 11 juni 2017 mailde klaagster verweerder met het voorstel om buiten een gerechtelijke procedure om gezamenlijk tot een passende financiële oplossing te komen. Ten aanzien van het bedrag aan schadevergoeding voor reeds ontstane schade en afspraken over mogelijke toekomstige schade refereerde klaagster met haar voorstel aan wat haar was geadviseerd door haar rechtsbijstandsverzekeraar. Verweerder kwam met een tegenvoorstel dat door klaagster werd afgewezen.

2.4

Bij brief van 2 maart 2018 ontving verweerder een aansprakelijkheidsstelling van de advocaat van klaagster. Er vond een gesprek over de situatie plaats met de betreffende advocaat op haar kantoor, waarbij verweerder zich liet vertegenwoordigen door de heer E, een patiënt van verweerder met wie hij tevens een vriendschappelijke en een zakelijke relatie heeft.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1 Eerste klachtonderdeel

Klaagster verwijt verweerder dat hij haar op onjuiste heeft behandeld met het laserapparaat. Klaagster is daardoor op acht plekken op haar bovenrug verbrand geraakt en heeft daar littekens aan overgehouden.

3.2 Tweede klachtonderdeel

Klaagster verwijt verweerder tevens dat de nazorg onvoldoende was. Verweerder heeft de aangedane plekken namelijk niet meteen gekoeld, terwijl dat wel had gemoeten.

3.3. Derde klachtonderdeel

Klaagster verwijt verweerder dat hij onvoldoende informatie over de laserbehandeling heeft verstrekt. Klaagster is akkoord gegaan met deze behandeling op advies van verweerder. Als ze echter had geweten dat ze hier ernstig verbrand door kon raken dan had ze hier niet mee ingestemd. Daar komt bij dat klaagster zich ook niet realiseerde dat verweerder aansprakelijkheid kon uitsluiten voor schade. Verweerder stelt namelijk dat klaagster verantwoordelijk is voor wat er is gebeurd, omdat ze te laat ‘stop’ zou hebben gezegd.

3.4 Vierde klachtonderdeel

Ook dit verwijt ziet toe op de informatieverstrekking. Verweerder heeft na de verbranding gesteld dat het door de spierziekte van klaagster zou komen dat zij verbrand is geraakt. Als dat werkelijk zo is dan levert haar spierziekte kennelijk een bijzonder risico op en had klaagster hierover van tevoren geïnformeerd moeten worden. Ook dat is niet gebeurd.

3.5 Vijfde klachtonderdeel

Klaagster verwijt verweerder dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zich in deze kwestie te laten bijstaan door de heer E. De heer E is op de hoogte van klaagsters spierziekte en medische situatie. Klaagster heeft verweerder echter geen toestemming gegeven om deze informatie met een derde te delen.   

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

4.1 Algemeen

Klaagster werd in 2015 door een collega behandeld met dry-needling en manuele technieken ten behoeve van myofasciale triggerpoints in het nek-schoudergebied en interscapulair. Verweerder heeft klaagster voor het eerst behandeld op 19 augustus 2016. In eerste instantie zette verweerder de behandelingen van zijn collega voort. In september 2016 sprak verweerder voor het eerst met klaagster over de lasertherapie. Klaagster heeft ingestemd met deze behandeling, nadat ze uitgebreid hierover was geïnformeerd. In totaal is klaagster dertien keer behandeld met het laserapparaat en alleen de laatste keer raakte zij verbrand op haar bovenrug. Verweerder betwist dat deze verbranding het directe gevolg van de behandeling is. Klaagster was duidelijk geïnstrueerd om tijdig ‘stop’ te zeggen, namelijk bij een aangename warmte, en deed dit ook. Althans daar mocht verweerder van uitgaan. Tijdens de behandeling zei klaagster bij elke locatie op een gegeven moment ‘stop’ waarop verweerder verder ging naar het volgende triggerpoint. Bij de achtste locatie zag verweerder ineens dat er blaarvorming was ontstaan. Verweerder vroeg klaagster of ze aan het verbranden was en klaagster zei dat ze dacht dat dat niet zo was, want ze voelde niets. Toen verweerder ook blaarvorming zag op de eerdere locaties was hij in shock en bevroor hij. Om die reden kwam het niet in hem op om nazorg te verrichten in de vorm van koeling. Niettemin leek het erop dat de blaren ook niet gekoeld hoefden te worden, aangezien klaagster geen pijn voelde. Verweerder liet klaagster derhalve naar huis gaan zonder dat hij meteen na de behandeling nazorg had verricht. 

Na afloop heeft verweerder nog per sms en per e-mail contact met klaagster gehad. Er ontstond een discussie over de oorzaak van de blaren en de aansprakelijkheid daarvoor. Verweerder begon te vermoeden dat het bewust voelen van de pijn verstoord was bij klaagster, mogelijk door haar spierziekte, en dat zij daardoor te laat ‘stop’ had gezegd.

Op een bepaald moment werd verweerder aangesproken door de heer E, een patiënt van hem met wie hij tevens een vriendschappelijke en zakelijke relatie heeft, omdat verweerder zichtbaar bezorgd was. Verweerder legde een en ander uit en de heer E bood aan verweerder te ondersteunen en nader onderzoek ter doen. Ook heeft hij verweerder vertegenwoordigd tijdens een gesprek met klaagsters advocaat.

Naar aanleiding van deze casus heeft verweerder in zijn praktijk een enquête gehouden over de vraag of hij voldoende uitleg geeft aan zijn patiënten over de behandeling met het laserapparaat. Het resultaat van deze enquête is zeer positief voor verweerder.

4.2 Verweer ten aanzien van het eerste klachtonderdeel

Verweerder heeft zich door de jaren heen voldoende verdiept in lasertherapie en betwist dat hij deze therapie onjuist heeft toegepast bij klaagster. Een onjuiste behandeling met een HPLT-apparaat is namelijk niet mogelijk. De patiënt wordt van te voren gevraagd om ‘stop’ of ‘warm’ te zeggen als het aangenaam warm aanvoelt. Alleen als de patiënt dit niet op tijd doet, kunnen er blaren ontstaan. Ook dit wordt van tevoren duidelijk uitgelegd. Klaagster was hier ook van op de hoogte.

4.3 Verweer ten aanzien van het tweede klachtonderdeel

Het is juist dat verweerder de aangedane plekken op klaagsters rug niet meteen gekoeld heeft. Hij was namelijk enerzijds in shock toen hij zag wat er was gebeurd, anderzijds dacht hij dat het wel meeviel met de verbranding aangezien klaagster zei dat ze geen pijn voelde. 

4.4 Verweer ten aanzien van het derde klachtonderdeel

Verweerder betwist dat hij klaagster onvoldoende over de behandeling heeft geïnformeerd. Hij heeft haar mondeling uitvoerig uitgelegd hoe de behandeling werkt en welke risico’s er zijn en daarnaast verwezen naar de uitgebreide website van zijn praktijk.

4.5 Verweer ten aanzien van het vierde klachtonderdeel

Hiervoor geldt hetzelfde verweer als onder 4.4. Verweerder heeft inderdaad op enig moment overwogen dat klaagster misschien als gevolg van haar spierziekte te weinig heeft gevoeld tijdens de laatste behandeling. Maar dat betekent niet dat deze spierziekte een belemmering vormde om de lasertherapie bij klaagster toe te passen. Achteraf bekeken vindt verweerder het onverklaarbaar wat er is gebeurd. Dat klaagster als gevolg van haar spierziekte is verbrand is niet zo zeer een stellige overtuiging van verweerder geweest, maar meer een gedachte om het voorval eventueel te kunnen verklaren. Verweerder tast nog steeds in het duister over wat de oorzaak nu precies is geweest.

4.6 Verweer ten aanzien van het vijfde klachtonderdeel

Verweerder betwist dat hij zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zich te laten bijstaan en vertegenwoordigen door de heer E. De heer E bood verweerder enkel aan hem te helpen in deze casus en verweerder heeft deze hulp aangenomen. Hij heeft de heer E echter geen inzage gegeven in de patiëntengegevens van klaagster.

5. Beoordeling van de klacht

5.1 Eerste klachtonderdeel

Het college volgt verweerder niet in zijn stelling dat het HPLT-apparaat niet onjuist gebruikt kan worden. Het apparaat kent verschillende instellingsmogelijkheden wat betreft het wattage en de op het apparaat aanwezige timer. En de huid van de ene patiënt verdraagt meer dan die van een andere patiënt. Bij iedere toepassing is dus maatwerk vereist wat wel degelijk een keer mis kan gaan. Op welke wijze het apparaat op 19 mei 2017 was ingesteld en hoe lang de aangedane plekken exact behandeld zijn, kan niet met zekerheid worden vastgesteld nu de vastlegging daarvan in het dossier summier is en er ook geen andere wijze is om dit vast te stellen. Niettemin staat wel vast dat de behandeling door verweerder op de bewuste dag heeft geresulteerd in acht tweedegraads brandwonden op klaagsters bovenrug. Het college houdt het ervoor dat er dan toch iets misgegaan is tijdens deze specifieke behandeling, zeker nu de twaalf eerdere behandelingen met hetzelfde apparaat bij klaagster naar tevredenheid waren verlopen. Wat er precies is misgegaan, is niet vast te stellen. De enkele vaststelling dat de behandeling door verweerder heeft geresulteerd in de verbranding op acht plaatsen is echter voldoende om tot een gegrondverklaring van dit klachtonderdeel te concluderen. Verweerder is namelijk degene die verantwoordelijk is voor het verloop van de behandeling, en het niet ontstaan van brandwonden, en niet de patiënt in kwestie.

5.2 Tweede klachtonderdeel

Ook dit klachtonderdeel is gegrond. Verweerder heeft verzuimd enige vorm van onmiddellijke nazorg te verlenen toen hij de behandeling had gestaakt vanwege de blaarvorming. Zijn verklaringen daarvoor zijn tegenstrijdig: enerzijds zegt verweerder in shock te zijn geraakt toen hij zag wat de behandeling bij klaagster had veroorzaakt en anderzijds leek het naar zijn zeggen allemaal wel mee te vallen aangezien klaagster zei geen pijn te hebben. Deze verklaringen zijn onverenigbaar met elkaar. Voor de beoordeling van het klachtonderdeel maakt dat evenwel niet uit. Vast staat immers dat verweerder geen onmiddellijke nazorg, in de zin van adequate behandeling van de tweede graads brandwonden, heeft verleend nadat hij de behandeling staakte. Dit gegeven is voldoende voor de conclusie dat verweerder niet adequaat heeft gehandeld door niet meteen nazorg te verlenen nadat hij de blaarvorming constateerde. 

5.3 Derde en vierde klachtonderdeel

Het derde en vierde klachtonderdeel lenen zich voor gezamenlijke behandeling nu zij beide zien op de volgens klaagster gebrekkige informatievoorziening over de lasertherapie. Verweerder heeft dit verwijt gemotiveerd betwist refererend aan voldoende mondelinge uitleg en instructie alsmede een verwijzing naar de website. De lezingen van de partijen lopen derhalve uiteen. Nu het college ten aanzien van dit verwijt afhankelijk is van wat de partijen hierover verklaren en de verklaring van de een niet meer geloof verdient dan die van de ander, kan niet worden vastgesteld hoe uitgebreid verweerder klaagster heeft geïnformeerd. Deze klachtonderdelen kunnen dan ook niet gegrond worden verklaard. Niettemin hecht het college eraan op te merken dat een verwijzing naar de website als enige leesbare informatiebron niet de voorkeur verdient. Beter is het om vis-à-vis of met behulp van een brochure informatie te verstrekken. Dit geldt te meer nu de relatief nieuwe lasertherapie waar het in deze casus om gaat (nog) niet als een evidence-based practice kan worden aangemerkt.

5.4 Vijfde klachtonderdeel

Vast staat dat verweerder zich tijdens een gesprek over de situatie van klaagster met haar advocaat heeft laten vertegenwoordigen door de heer E. Ter zitting is niet langer weersproken – wat verweerder aanvankelijk wel deed tijdens deze procedure – dat er vertrouwelijke patiënteninformatie betreffende klaagster is gedeeld met de heer E. Dit staat derhalve eveneens vast.

Het college houdt het ervoor dat de heer E gemachtigd was door verweerder om namens verweerder in gesprek te treden met klaagsters advocaat. De heer E is echter geen professionele gemachtigde die beschikt over een eigen beroepsgebonden geheimhoudingsplicht. Onder deze omstandigheden was het verweerder niet toegestaan om zonder uitdrukkelijke toestemming van klaagster vertrouwelijke informatie over haar met de heer E te delen. Door dit wel te doen, heeft verweerder zijn beroepsgeheim jegens klaagster geschonden. Dit betekent dat het laatste klachtonderdeel gegrond is.

6. Slotsom en motivering van de maatregel

Al met al heeft verweerder in deze casus in meerdere opzichten niet de zorgvuldigheid en professionaliteit betracht die van een redelijk bekwaam handelend fysiotherapeut verwacht mochten worden. Het college tilt zwaar aan de wijze waarop verweerder behandelingstechnisch te kort is geschoten jegens klaagster in combinatie met de schending van zijn beroepsgeheim jegens haar. Het college kwalificeert het verweten handelen van verweerder in zijn totaliteit als laakbaar. Om deze reden kan niet worden volstaan met een waarschuwing als zakelijke terechtwijzing, maar zal verweerder een berisping krijgen.   

Om redenen ontleend aan het algemeen belang zal deze beslissing worden gepublcieerd op hierna te bepalen wijze.

7. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

- verklaart het eerste, tweede en vijfde klachtonderdeel gegrond en wijst de klacht voor het overige af;

- berispt verweerder;

- bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant en met het verzoek tot plaatsing zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en het tijdschrift FysioPraxis.

Aldus gegeven door:

J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter;

W.J. de Boer, lid-jurist;

S.E. Dekker, lid-beroepsgenoot;

M.W. Mooij, lid-beroepsgenoot;

J. Sybesma, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door L.C. Commandeur, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2019 door G. Tangenberg, voorzitter, in tegenwoordigheid van B.J.K. Boter, secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.