ECLI:NL:TGZRGRO:2019:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/133/134/135/136

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2019:24
Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 13-05-2019
Zaaknummer(s): G2018/133/134/135/136
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Beslissing op wrakingsverzoek jegens een lid-geneeskundige van het college. De indiener van het verzoek is een klager in elftal tuchtprocedures. Het lid jegens wie het verzoek is ingediend, maakt onderdeel uit van de collegesamenstelling die vier van deze elf zaken ter zitting zal behandelen. Het wrakingsverzoek, bestaande uit twee wrakingsgronden, is afgewezen door de wrakingskamer van het college.

Rep.nrs. G2018/133/134/135/136

13 mei 2019

Def. 063 t/m 066

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing d.d. 13 mei 2019 naar aanleiding van het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in de zaken onder nummer G2018/133/134/135/136, binnengekomen op 6 mei 2019 van: 

A,

wonende te B,

verzoeker in de wraking en klager in de hoofdzaak,

gemachtigde: C,

tegen

HEIN RUMPT ,

in zijn hoedanigheid van lid-geneeskundige van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen (hierna RTG),

verweerder in de wraking.

1. Verloop van de procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-           een brief van de gemachtigde van verzoeker van 25 april 2019, binnengekomen op 26 april 2019;

-           brieven van de secretaris van het college aan de gemachtigde van verzoeker, van 20 maart 2019 en 1 mei 2019;

-           een brief van de gemachtigde van verzoeker van 2 mei 2019, ingekomen op 6 mei 2019.

-           reactie van verweerder op het wrakingsverzoek van 7 mei 2019, ingekomen op 7 mei 2019.

Het verzoek tot wraking is behandeld ter openbare zitting van 13 mei 2019. D e gemachtigde van verzoeker (zijn echtgenote) is verschenen, vergezeld door hun zoon D. Verweerder heeft bericht niet ter zitting te verschijnen; hij heeft in een schriftelijke reactie laten weten niet in de wraking te berusten. De grondslag voor de wrakingsverzoeken is in bovengenoemde zaken gelijkluidend en de wrakingsverzoeken zijn daarom gezamenlijk behandeld.

Na schorsing en hervatting van de behandeling is mondeling op het verzoek tot wraking beslist. De beslissing op het verzoek is uitgesproken, waarbij is medegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen. Deze beslissing vormt die uitwerking. Verweerder is na afloop van de zitting telefonisch op de hoogte gebracht van de beslissing op het wrakingsverzoek en hem is gemeld dat de behandeling van de zaken G2018/133/134/135/136 onmiddellijk zal worden voortgezet.

2. De inhoud van het wrakingsverzoek

Verzoeker legt aan het wrakingsverzoek, zakelijk weergegeven, ten grondslag:

- zijn eerdere betrokkenheid bij de behandeling van door verzoeker ingediende klachten ter terechtzitting;

- het verbonden zijn aan een reizigersvaccinatie-unit, waaraan de verweerder in een van

de door verzoeker aanhangig gemaakte vorige zaken ook verbonden is.

3. Verweer

Verweerder heeft niet in het wrakingsverzoek berust en stelt in zijn reactie dat zijn betrokkenheid bij de behandeling van eerdere klachten van verzoeker zijn oordeel in deze niet beïnvloedt. Verweerder heeft geen functie bij een reizigersvaccinatie-unit en heeft een dergelijke functie ook niet gehad. Verweerder kent de betrokken verweerder uit de door verzoeker eerder ingediende zaak niet persoonlijk. Verweerder stelt dat er geen sprake is van vooringenomenheid of belangenverstrengeling zijnerzijds.

4. Beoordeling van het wrakingsverzoek

4.1      

Artikel 63 van de Wet BIG bepaalt dat een lid van een tuchtcollege, dat voor de behandeling van een zaak zitting heeft in dat college, kan worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De  artikelen 512 tot en met 524 van het Wetboek van Strafvordering  zijn van overeenkomstige toepassing. Een en ander is uitgewerkt in het wrakingsprotocol van de tuchtcolleges dat is gepubliceerd op de website www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl .

4.2

Het uitgangspunt bij de beoordeling van een wrakingsverzoek is dat de leden van het tuchtcollege uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een lid jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van het lid kan worden afgeleid. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend.

4.3       Eerste onderdeel

Verweerder heeft als tuchtrechter namens het RTG deel genomen aan de terechtzitting ter beoordeling van klachten die verzoeker tegen twee zorgverleners had ingediend. Volgens vaste jurisprudentie levert dit enkele feit geen grond voor wraking op. Bovendien heeft verzoeker geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van het lid kan worden afgeleid . Ook uit de voor verzoeker ongunstige beslissingen bij die terechtzitting kan dit niet worden afgeleid.

4.4       Tweede onderdeel

Verzoeker heeft de door hem gestelde betrokkenheid bij een reizigersvaccinatie-unit niet nader onderbouwd, evenmin als zijn stelling dat verweerder en de aangeklaagde hulpverlener in een eerdere zaak elkaar zouden kennen. Nog afgezien van het feit dat verweerder beide stellingen heeft weersproken, merkt de wrakingskamer op dat ook dit geen grond voor wraking in de onderhavige tuchtzaken kan opleveren. De wrakingskamer ziet niet in op welke wijze dit op vooringenomenheid dan wel partijdigheid ten aanzien van de thans aanhangige zaken zou kunnen duiden.

5. Slotsom

Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder bij de beoordeling van de bovengenoemde klachten jegens verzoeker partijdig is, dan wel dat de vrees van verzoeker voor zijn partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. De wrakingsgronden leiden, ook in onderling verband gezien, dan ook niet tot toewijzing van het verzoek tot wraking.

6. Beslissing

De wrakingskamer van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:  

-           wijst het wrakingsverzoek van 2 mei 2019 af en

-           bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaken onder de nummers

G2018/133/134/135/136 onmiddellijk wordt voortgezet in de stand waarin deze zaken zich thans bevinden.

Aldus gegeven door:

W.P. Claus, voorzitter, H.C.B. van der Meer en Th.A. Wiersma, leden-juristen, in tegenwoordigheid van Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2019 door de voorzitter , in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter: