ECLI:NL:TGZRGRO:2019:23 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/133/134/135/136/137/138/139/140/141/142 en F2018/03

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2019:23
Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 13-05-2019
Zaaknummer(s): G2018/133/134/135/136/137/138/139/140/141/142 en F2018/03
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Beslissing op wrakingsverzoek jegens een lid-jurist van het college. De indiener van het verzoek is een klager in een elftal tuchtprocedures. Het wrakingsverzoek is afgewezen door de wrakingskamer van het college.

Rep.nrs. G2018/133/134/135/136/137/138/139/140/141/142 en F2018/03

13 mei 2019

Def. 067 t/m 077

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing d.d. 13 mei 2019 naar aanleiding van het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in de zaken onder nummer G2018/133/134/135/136/137/138/139/140/141/142 en F2018/03, binnengekomen op 6 mei 2019 van:    

A,

wonende te B,

verzoeker in de wraking en klager in de hoofdzaak,

gemachtigde: C,

tegen

DEBORAH MELISSA SUZANNAH Gribling ,

in haar hoedanigheid van lid-jurist van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen (hierna RTG),

verweerster in de wraking.

1. Verloop van de procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-           een brief van de gemachtigde van verzoeker van 25 april 2019, binnengekomen op 26 april 2019;

-           brieven van de secretaris van het college aan de gemachtigde van verzoeker, van 20 maart 2019 en 1 mei 2019;

-           een brief van de gemachtigde van verzoeker van 2 mei 2019, ingekomen op 6 mei 2019;

-           reactie van verweerster op het wrakingsverzoek van 7 mei 2019, ingekomen op 7 mei 2019.

Het verzoek tot wraking is behandeld ter openbare zitting van 13 mei 2019. D e gemachtigde van verzoeker (zijn echtgenote) is verschenen, vergezeld door hun zoon D. Verweerster heeft bericht niet ter zitting te verschijnen; zij heeft in een schriftelijke reactie laten weten niet in de wraking te berusten. De grondslag voor de wrakingsverzoeken is in bovengenoemde zaken gelijkluidend en de wrakingsverzoeken zijn daarom gezamenlijk behandeld.

Na schorsing en hervatting van de behandeling is mondeling op het verzoek tot wraking beslist. De beslissing op het verzoek is uitgesproken, waarbij is medegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen. Deze beslissing vormt die uitwerking. Verweerster is na afloop van de zitting telefonisch op de hoogte gebracht van de beslissing op het wrakingsverzoek en haar is gemeld dat de behandeling van de zaken G2018/133/134/135/136/137/138/139/140/141/142 en F2018/03 onmiddellijk zal worden voortgezet.

2. De inhoud van het wrakingsverzoek

Verzoeker legt aan het wrakingsverzoek, zakelijk weergegeven, ten grondslag:

- haar eerdere betrokkenheid bij de behandeling van door verzoeker ingediende klachten ter terechtzitting.

3. Verweer

Verweerster stelt dat haar enkele betrokkenheid bij de behandeling van andere klachten geen objectieve grond is voor het oordeel dat zij niet onpartijdig zou zijn. De voor klager ongunstige beslissingen maken dit niet anders. De beslissingen zijn bovendien na zorgvuldige beraadslaging in raadkamer in gezamenlijkheid tot stand gekomen. De gemachtigde van klager heeft de kans gekregen de klachten toe te lichten en zij heeft een laatste woord gekregen. Zij is ter zitting niet anders behandeld dan de verweerders in die zaken. Verweerster benadrukt dat de gemachtigde bij de behandeling voor tijdens en na de zitting van 14 mei 2019 niet heeft te vrezen voor partijdigheid of vooringenomenheid harererzijds.

4. Beoordeling van het wrakingsverzoek

4.1      

Artikel 63 van de Wet BIG bepaalt dat een lid van een tuchtcollege, dat voor de behandeling van een zaak zitting heeft in dat college, kan worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden bestaan, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De  artikelen 512 tot en met 524 van het Wetboek van Strafvordering  zijn van overeenkomstige toepassing. Een en ander is uitgewerkt in het wrakingsprotocol van de tuchtcolleges dat is gepubliceerd op de website www.tuchtcollege-gezondheidszorg.nl .

4.2

Het uitgangspunt bij de beoordeling van een wrakingsverzoek is dat de leden van het tuchtcollege uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een lid jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van het lid kan worden afgeleid. Het (subjectieve) standpunt van een verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend.

4.3      

Verweerster heeft als tuchtrechter namens het RTG deel genomen aan de terechtzitting ter beoordeling van klachten die verzoeker tegen twee zorgverleners had ingediend. Volgens vaste jurisprudentie levert dit enkele feit geen grond voor wraking op. Voorts heeft verzoeker geen feiten en omstandigheden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat er een objectieve vrees is voor partijdigheid van de verweerster bij de beoordeling van bovenstaande zaken op 14 mei 2019. Ook uit de voor verzoeker ongunstige beslissingen kan dit niet worden afgeleid.

5. Slotsom

Er bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerster bij de beoordeling van de bovengenoemde klachten jegens verzoeker partijdig is, dan wel dat de vrees van verzoeker voor haar partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. De wrakingsgrond leidt dan ook niet tot toewijzing van het verzoek tot wraking.

6. Beslissing

De wrakingskamer van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:  

-           wijst het wrakingsverzoek van 2 mei 2019 af en

-           bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaken onder de nummers

G2018/133/134/135/136/137/138/139/140/141/142 en F2018/03 onmiddellijk wordt voortgezet in de stand waarin deze zaken zich thans bevinden.

Aldus gegeven door:

W.P. Claus, voorzitter, H.C.B. van der Meer en Th.A. Wiersma, leden-juristen, in tegenwoordigheid van Y.M.C. Bouman, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2019 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter: