ECLI:NL:TGZRGRO:2019:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/172

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2019:19
Datum uitspraak: 09-04-2019
Datum publicatie: 09-04-2019
Zaaknummer(s): G2018/172
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een medisch adviserend arts. Verweerder heeft een medisch advies uitgebracht in een letselschadeprocedure. Klaagster kan zich in het geheel niet vinden in het uitgebrachte advies. De klacht is in al haar onderdelen ongegrond en wordt afgewezen.

Rep.nr. G2018/172

9 april 2019

Def. 036

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE GRONINGEN

Beslissing op de klacht van:  

A,

klaagster,

wonende te B,

tegen

C,

arts te D,

verweerder,

BIG-reg.nr: -.

1. Verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met bijlagen van 12 november 2018, ingekomen op 13 november 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Den Haag en na doorzending op 27 november 2018 bij het college te Groningen;

- het verweerschrift met bijlagen van 4 december 2018, ingekomen op 7 december 2018;

- het proces-verbaal van het op 24 januari 2019 gehouden mondeling vooronderzoek onder leiding van H.D. de Groot, plaatsvervangend secretaris van het college.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van 26 februari 2019. Partijen zijn daarbij verschenen.

2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Op 29 april 2018 is klaagster betrokken geraakt bij een auto-ongeluk ten gevolge waarvan zij klachten ondervindt. Na het ongeluk is klaagster gezien op de Spoedeisende Hulp van het E te F, waarbij röntgenfoto's zijn gemaakt van schouder, arm en nek van betrokkene. Dit leverde geen bijzonderheden op. Vanaf 24 mei 2018 kwam zij onder behandeling van een fysiotherapeut. Wegens aanhoudende hoofdpijn en concentratieproblemen zag klaagster in de periode daarna een neuroloog, die op 05 juni 2018 concludeerde tot postcommotionele klachten.

2.2

Verweerder is werkzaam als medisch adviseur voor G, een schade-expert uit D. G is door H benaderd om een medisch advies op te stellen. H is op haar beurt ingeschakeld door I, verzekeraar van de andere bij het auto-ongeluk betrokken partij. Verweerder heeft een medisch advies uitgebracht op 24 augustus 2018 en op 5 november 2018. De adviezen zijn opgesteld op basis van het medische dossier waarover verweerder de beschikking heeft gekregen. Klaagster is bij het opstellen van de medische adviezen niet door verweerder gezien.

2.3

In het medische advies van 24 augustus 2018 stelt verweerder dat uit de medische stukken niet valt af te leiden dat sprake is geweest van bewustzijnsstoornissen of amnesie, waarmee verweerder de diagnose van de neuroloog - postcommotionele klachten - vooralsnog niet valide acht. Verweerder vindt hiervoor naar zijn zeggen steun in het medisch advies dat aan de zijde van klaagster zelf is opgesteld, waarin evenmin een bevestiging voor postcommotionele klachten staat vermeld.

3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1

Verweerder heeft een medisch advies opgesteld waarin klaagster zich in het geheel niet kan vinden. Klaagster heeft een viertal klachtonderdelen geformuleerd ten aanzien van het uitgebrachte medisch advies, waarin klaagster verweerder verwijt dat hij:

1. een advies heeft opgesteld dat onjuist is en niet strookt met de waarheid;

2. onjuiste conclusies heeft getrokken op basis van zijn eigen speculaties;

3. conclusies heeft getrokken zonder klaagster gezien of onderzocht te hebben;

4. de medische stukken van klaagster onvoldoende heeft gelezen en geen rekening heeft gehouden met de diagnoses die zijn gesteld door de behandelend arts(en) van klaagster.

4. Het verweer

Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt.

4.1

Ten aanzien van het eerste en tweede klachtonderdeel stelt verweerder dat hij zich bij het opstellen van het advies heeft gebaseerd op het door hem ontvangen medisch dossier van klaagster. Het advies is dan ook direct terug te leiden tot hetgeen daarin staat opgenomen.

4.2

Ten aanzien van het derde en vierde klachtonderdeel stelt verweerder dat het onderhavige advies is opgesteld in het kader van een letselschadezaak. In dergelijke gevallen is het niet gebruikelijk dat een betrokkene door een medisch adviseur als verweerder wordt gezien; advisering gebeurt op basis van het (schriftelijke) medisch dossier. Het advies is gebaseerd op alle in het dossier aanwezige stukken.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen binnen de grenzen is gebleven van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Vervolgens begrijpt het college dat alle ingestelde klachtonderdelen zien op het door verweerder uitgebrachte advies, dat naar de mening van klaagster niet aan de daarvoor te stellen eisen zou voldoen. De klachtonderdelen lenen zich derhalve voor gezamenlijke bespreking. Bij de beoordeling van de vraag of een medisch advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen, dient het college op basis van vaste jurisprudentie de volgende criteria in aanmerking te nemen:

1. het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Daarbij wordt ten volle getoetst of het onderzoek van de deskundige uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

5.3

Het advies van verweerder bevat meerdere onderdelen, te weten: de adviesvraag, de samenvatting (medische) stukken, het commentaar en de beantwoording van de specifieke vragen. Verspreid over deze onderdelen worden de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het advies berust, vermeld. Het college meent verder dat het advies blijk geeft van een geschikte methode van onderzoek. Verweerder heeft immers, zoals gebruikelijk in geval van letselschadezaken, zijn advies gebaseerd op het door hem ontvangen medisch dossier. Hoewel daarbij op verweerder geen verplichting rust om eventuele ontbrekende stukken op te vragen, leidt het college wel een proactief handelen van verweerder af uit zijn advies van 24 augustus 2018 waarin wordt opgemerkt dat de brief van de Spoedeisende Hulp waar klaagster is gezien, in het ontvangen medisch dossier ontbrak. In lijn met de onder 5.2 genoemde te toetsen criteria is het advies terug te leiden tot de medische documenten die door verweerder in het advies - samengevat - worden benoemd. Verder meent het college dat niet is gebleken dat verweerder buiten de grenzen van zijn deskundigheid is getreden. Verweerder stelt tal van dergelijke adviezen op, waarbij het tot de deskundigheid van verweerder behoort om de hem aangeleverde medische gegevens te beoordelen. Daarmee is het college van oordeel dat het door verweerder opgestelde advies aan de daarvoor geldende criteria voldoet. De ingestelde klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

6. Beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond en wijst deze af.

Aldus gegeven door:

J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,

W.J. de Boer, lid-jurist,

H. Rumpt, lid-beroepsgenoot,

A.J.K. Hondius, lid-beroepsgenoot,

R.H. Boerman, lid-beroepsgenoot,

bijgestaan door J. Holmer, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2019 door de voorzitter, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, de secretaris.

De secretaris:                                                                         De voorzitter:                                    

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.