ECLI:NL:TGZREIN:2019:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18201

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2019:75
Datum uitspraak: 10-12-2019
Datum publicatie: 10-12-2019
Zaaknummer(s): 18201
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Bedrijfsarts wordt verweten dat hij klaagsters psychische klachten niet serieus heeft genomen en haar ten onrechte volledig arbeidsgeschikt heeft verklaard. Geen aanknopingspunten dat de bedrijfsarts onjuist heeft geadviseerd. De suïcidepoging is op zichzelf geen reden om van arbeidsongeschiktheid uit te gaan. Te meer nu de inschakeling van een psychiater niet nodig werd geacht. Bedrijfsarts heeft zorgvuldig gehandeld door informatie in te winnen bij klaagsters huisarts, waarbij hij de huisarts heeft geattendeerd op een eventuele doorverwijzing voor psychiatrische consultatie. Ongegrond.

Uitspraak: 10 december 2019

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 24 december 2018 ingekomen klacht van:

[A],

wonende te [B]

klaagster

gemachtigde: mr. M. Schraven te Breda

tegen:

[C]

bedrijfsarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde: mr. D.M. Pot te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift en de twee aanvullingen daarop

-          het verweerschrift en de aanvulling daarop

-          de brief van 9 januari 2019 aan klaagster

-          de brieven van 20 februari en 4 april 2019 aan de gemachtigde van verweerder

-          de brief d.d. 16 april 2019 met bijlagen van de gemachtigde van verweerder

-          de brief van 14 mei 2019 van de gemachtigde van verweerder.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 29 oktober 2019 behandeld, met instemming van partijen bij het regionaal tuchtcollege voor de gezondheidszorg in Den Haag. Klaagster is verschenen, bijgestaan door mr. M. van Loo namens haar gemachtigde. Verweerder is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2. De feiten

2.1       Het gaat in deze zaak om het volgende. Klaagster is werkzaam als productiemedewerkster voor 32 uur per week bij [D]. Verweerder begeleidt klaagster al meerdere jaren als bedrijfsarts en vanaf 2017 meer intensief. In de afgelopen jaren hebben er meerdere re-integratieperiodes plaatsgevonden.    

2.2       Op 22 mei 2017 en op 30 april 2018 heeft verweerder informatie opgevraagd bij klaagsters huisarts. In de brief van 30 april 2018 heeft verweerder meerdere vragen aan de huisarts gesteld, onder andere of de huisarts reden ziet om klaagster te verwijzen voor psychiatrische consultatie. Naar aanleiding van de brieven heeft verweerder informatie ontvangen van onder andere de huisarts en het [E] ziekenhuis, waar klaagster onder behandeling is.

2.3       Vanaf 1 maart 2018 is klaagster ziek gemeld. Op 25 april 2018 zag verweerder klaagster, die vergezeld was van een begeleidster van [F]. In het spreekuuroverzicht heeft verweerder genoteerd:

‘(…) Doorlopend ao vanaf 1-03-2018 (…)

Conclusie: Vrouw met stress gerelateerde klachten. (…)’

Op 2 mei 2018 zag verweerder klaagster weer. Verweerder heeft geadviseerd dat klaagster per 7 mei haar werk kan hervatten voor 4 uur per dag, rekening houdend met haar beperkingen.

Vanwege een tandheelkundige ingreep op 5 juni 2018 heeft klaagster op 11 juni 2018 het werk hervat voor 4 uur per dag. Begin juli 2018 is klaagster wederom uitgevallen in verband met een borstoperatie.

2.4       Omdat klaagster vond dat zij haar eigen werk niet meer kon doen vroeg zij het UWV om een deskundigenoordeel. Het UWV oordeelde op 26 juli 2018 dat klaagster niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Het UWV was het eens met het oordeel van de bedrijfsarts.

2.5       Op 6 augustus 2018 is klaagster, vergezeld van een begeleidster van [F], op het spreekuur van een collega-bedrijfarts geweest na een suïcidepoging op 3 augustus 2018. In het spreekuuroverzicht is het volgende genoteerd:

(…) Vorige week vrijdag suïcide poging (…), zaterdag weer naar huis. Er is verder geen psychiater bij geweest, crisis dienst kent situatie. (…) Wil nu kijken wat ze financieel in moet leveren als ze er zelf voor kiest om naar 20 uur per week te gaan. (…)

Advies:

Belanghebbende blijft energetisch nog beperkt en er bestaan beperkingen t.a.v. het gebruik van de linker schouder. Daarom hebben we afgesproken dat we de 5 maal 4 uur in het eerder aangepaste werk nog even aanhouden. Belanghebbende komt dan in week 36 weer terug op het spreekuur ter evaluatie’ .

2.6       Tijdens het spreekuur met verweerder op 5 september 2018 gaf klaagster aan dat ze eervol ontslagen wilde worden, zodat zij een gedeeltelijke ww-uitkering zou kunnen krijgen. Ook gaf klaagster aan dat in het [G] nader psychologisch onderzoek werd gedaan. Verweerder besloot om de 4 uur arbeid per dag aan te houden. Op 8 oktober 2018 noteerde verweerder in het spreekuuroverzicht:

(…) Bij de [G] geweest en gaat 2 november terug naar psycholoog en psychiater. (…)

O: rustig, neutrale stemming, geen depressie of depressieve klachten nu. (…)

Conclusie: het gaat nu vooruit, ze kan mijn inziens geleidelijk gaan opbouwen. (…)

2.7       Op 14 november 2018 bezocht klaagster het spreekuur van verweerder. Daarover heeft verweerder het volgende genoteerd:

(…) Spreekuur: ervaart soms pijn op de borst en voelt zich gammel. Gaat morgen naar de cardioloog, door de huisarts ingestuurd. (…) Bewindvoerster wil een uitkering gaan aanvragen wanneer ze 20 uur gaat werken. Wil volledig of deels ontslag gaan nemen? (…)

Het ECG was niet afwijkend.

O: rustig, coherent, kan zich goed verwoorden, niet gespannen nu. Lichte pre-occupatie met de al langer bestaande klachten. (…)

B: morgen even afwachten. Maandag weer 4 uur per dag hervatten in rustig tempo. (…)’

2.8       Op 12 december 2018 bezocht klaagster voor de laatste keer het spreekuur van verweerder. Uit de terugkoppeling bleek dat er bij de cardioloog niets was gevonden. Klaagster gaf aan dat het aangepaste werk bij de afdeling Biba haar beter beviel. Verweerder concludeerde dat er geen sprake was van depressieve klachten. In het spreekuuroverzicht heeft verweerder het volgende advies genoteerd:

(…) Per 17-12-18 kan ze weer volledig hervatten. Het advies is om bij de BiBa te blijven werken om de werkdruk laag te houden (…).

2.9       Op 21 december 2018 heeft klaagster onderstaande klacht ingediend.

2.10     In het kader van een door klaagster aangevraagde second opinion heeft [H] op 28 februari 2019 geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor een depressie of een angststoornis en dat de bedrijfsarts van [H] op dat moment geen reden ziet waarom betrokkene niet zou kunnen werken op de beschutte afdeling zonder werkdruk.

3. Het standpunt van klaagster

Klaagster stelt – kort gezegd – dat verweerder haar psychische klachten niet serieus neemt en haar ten onrechte volledig arbeidsgeschikt heeft verklaard.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1       Het college stelt voorop dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij zijn beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2       Uit het spreekuuroverzicht blijkt dat verweerder tijdens de spreekuren in 2017 en 2018 steeds de klachten waarmee klaagster was uitgevallen met haar heeft besproken en een advies over de mogelijkheden en beperkingen van klaagster heeft gegeven.

Het college vindt in het dossier geen aanknopingspunten dat verweerder daarin onjuist heeft geadviseerd. Er zijn geen aanwijzingen dat de situatie van klaagster dusdanig was dat zij volledig arbeidsongeschikt was. Het toestandsbeeld van klaagster, zoals verweerder dat in zijn dossier beschreef, wees daar niet op. De suïcidepoging is op zichzelf geen reden om van arbeidsongeschiktheid uit te gaan. Te meer niet nu de toestand van klaagster ten tijde van de suïcidepoging kennelijk niet zodanig ernstig werd ingeschat dat inschakeling van een psychiater nodig werd geacht. De klachten en signalen waarvan klaagster zelf melding maakte en de uitslag van de door klaagster ondergane onderzoeken behoefde verweerder, zeker in het licht van zijn verdere bevindingen, ook niet tot de conclusie te brengen dat bij klaagster sprake was arbeidsongeschiktheid. Zowel het deskundigenoordeel als de second opinion bevestigen de bevindingen van verweerder dat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Het is dan ook niet onzorgvuldig dat verweerder heeft geconcludeerd dat klaagster niet op medische gronden volledig arbeidsongeschikt was en dat hij de werkgever dienovereenkomstig heeft geadviseerd.

5.3       Verweerder heeft verder zorgvuldig gehandeld door informatie in te winnen bij de huisarts van klaagster, waarbij verweerder de huisarts heeft geattendeerd op een eventuele doorverwijzing voor psychiatrische consultatie. Verweerder heeft in de informatie die hij van de huisarts ontving geen reden hoeven zien om zijn conclusies en adviezen over de arbeidsmogelijkheden van klaagster te herzien.

5.4       De conclusie is dat verweerder met betrekking tot de klacht geen verwijt kan worden gemaakt zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid onder a en/of onder b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

5.5       De klacht zal ongegrond worden verklaard.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door E.J. Daalder, voorzitter, E.M. Deen, lid-jurist, R.P. van Straaten,

L.R. Kloots en H.C. Baak, leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van B.J. Dekker als secretaris, en uitgesproken op 10 december 2019 in aanwezigheid van de secretaris.