ECLI:NL:TGZREIN:2019:30 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 18138

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2019:30
Datum uitspraak: 24-05-2019
Datum publicatie: 24-05-2019
Zaaknummer(s): 18138
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts deels gegrond, waarschuwing. Na een val is aan klager geen wekadvies gegeven en heeft geen vervolgcontrole plaatsgevonden. Het dossier van klager bevatte stukken die niet hem betroffen. Klacht over (blijven) voorschrijven van medicatie die rijvaardigheid beïnvloedt ongegrond.

Uitspraak: 24 mei 2019

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 augustus 2018 binnengekomen klacht van:

[A]

wonende te [B]

klager

gemachtigde: [C] te [B]

tegen:

[D]

huisarts

werkzaam te [B]

verweerder

gemachtigde: mr. E. van der Linde te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-          het klaagschrift

-          het aanvullend klaagschrift

-          het verweerschrift

-          een brief van klager van 29 oktober 2018

-          een brief van verweerder van 19 december 2018.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van het aangeboden mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 12 april 2019 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden en hebben het woord gevoerd.

2. De feiten

Verweerder was sinds 1999 huisarts van klager. Klager was reeds voordien bekend met verslavingsproblematiek, zowel voor wat betreft alcohol als medicatie.

Verweerder heeft klager op 20 maart 2014 verwezen naar verslavingszorg (bijlage 2 bij verweerschrift). Voorts is klager door verweerder op 10 maart 2016 opnieuw verwezen naar verslavingszorg (bijlage 5 bij verweerschrift).

Op 11 juni 2018 is verweerder verzocht om bij klager thuis te komen nadat klager was gevallen in de badkamer. Verweerder is bij klager geweest. In het medisch dossier van klager is bij de datum 11 juni 2018 het navolgende opgenomen:

S) Visite want Hr slap, suf, Hr ligt naakt op de badkamer, pillen? Verklaring van Hr, gevallen om 14.45 uur geen echte tijd om om te kleden. Hr nagekeken geen CVA, maar weer veel pillen+++ en wodka geen duidelijke articulatie en tolt op de benen. Situatie thuis wordt steeds vaker onhoudbaar en gevaarlijk mn laatste 3 maanden opnieuw heel slechte periode

O) op werk 2 ongelukken gehad

geheugen gaat fors achteruit

Hr leunt erg op het gezin en trekt iedereen mee naar onder

E) Hr lijkt bijna psychiatrisch verpleeghuis rijp / korsakof pre-dementie? Besteld ook medicatie op internet

P) advies Vandaag bijna ingestuurd naar EHBO maar beter 1 retour naar [E} en 2 ook naar neuroloog voor scan cerebraal voor objectiveren geheugen?

Een aantal weken later, op 3 juli 2018, is klager alsnog naar de SEH gegaan. In de (ongedateerde) brief van de SEH-arts aan verweerder is daarover het volgende opgenomen:

Lichamelijk onderzoek

Niet acuut zieke patient. Helder bewustzijn, patient reageert adequaat, geen cognitieve problemen geobjectiveerd. HH: geen uitwendige hematoomvorming schedel. Controles: RR 146/89mmHg, Pols 89/min, Sat 98%, temp 37.4, VAS 3

Cor: S1S2, geen souffles

Pulm: VAG bdz, geen bijgeluiden.

Neuro: PEARLL, oogvolgbewegingen en oogvelden intact, hersenzenuwen ongestoord, kracht extremiteiten 5/5, BPR +/+, TPR +/+, KPR +/+, APR +/+, VZR plantair, sensibiliteit intact, romberg en barre negatief, diadochokinese en proprioceptie ongestoord, normaal gangspoor, geen problemen bij koordansen.

Aanvullend onderzoek

CT cerebrum: oude ischemie links in de basale kernen, geen tekenen van traumatisch of andere intracerebraal letsel.

Conclusie

65-jarige meneer bekend met alcoholabuses en overmatig gebruik van pijnstillers, presenteert zich op de SEH met sinds 11-06-2018 veranderend gedrag en hoofdpijn na val

DD Ontwenningsverschijnselen DD Korsakov

Middels CT-cerebrum wordt subduraal hematoom uitgesloten.

Behandeling op de SEH

I.o.m. dr[F] (neuroloog)

Geruststelling

Naar huis

Verder vervolg neurologische klachten / apneus via HA – VVG.

Klager heeft in het aan hem door verweerder toegezonden medisch dossier een brief aangetroffen die ziet op een ander persoon dan klager. In die brief staan vertrouwelijke persoonlijke omstandigheden van die persoon.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerder:

1)      dat hij ondanks dat hij wist dat klager medicijn- en alcoholverslaafd is en van beroep chauffeur is, de medicatie van klager heeft verhoogd. Tevens heeft verweerder het medicatiegebruik en de effecten daarvan niet gecontroleerd. 

2)      dat hij op 11 juni 2018 in eerste instantie niet wilde komen voor een spoedvisite, dat hij geen wekadvies heeft gegeven en klager niet de medische zorg heeft gegeven die hij nodig had.

3)      dat hij medische gegevens van derden heeft gestuurd maar niet zijn eigen dossier en dat in het medisch dossier geen aantekeningen over klager zijn opgenomen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat hij bij zijn handelen steeds het belang van klager en zijn familie voorop heeft gesteld. Verweerder heeft niet uit eigen beweging de medicatie verhoogd en heeft klager steeds doorverwezen naar de tweede lijn, waaronder verslavingszorg en psychiatrische zorg.

Verweerder heeft op 11 juni 2018, omdat hij bezig was met zijn spreekuur, eerst getracht in overleg met de partner van klager de ernst van de situatie in te schatten door onder meer te vragen of zij in staat was om klager op bed te leggen. Toen zij aangaf dit geen goed idee te vinden is verweerder direct naar klager toe gegaan. Verweerder heeft klager onderzocht en op grond daarvan besloten dat doorsturen naar de Eerste Hulp niet noodzakelijk was. Verweerder heeft geen wekadvies gegeven omdat hij geen verschijnselen observeerde van een contusio cerebri. Achteraf gezien is verweerder van mening dat hij meer zorg had moeten betrachten door zelf de volgende dag opnieuw bij klager langs te gaan. Ten aanzien van zijn handelen op 11 juni 2018 stelt verweerder zich toetsbaar en leerbaar op en verzoekt hij het college rekening te houden met alle ter zake relevante feiten en omstandigheden.

Het is juist dat er een brief betreffende een ander in het medisch dossier van klager zat. Verweerder heeft inmiddels maatregelen getroffen om dit in de toekomst te voorkomen.

5. De overwegingen van het college

Vast is komen te staan dat de aan klager voorgeschreven medicatie niet is voorgeschreven door verweerder, maar door respectievelijk de ambulante verslavingszorg en een algemeen ziekenhuis. Verweerder heeft die medicatie niet verhoogd, heeft het medicatiegebruik van klager herhaaldelijk met hem bespreekbaar trachten te maken en heeft klager meerdere keren doorverwezen naar verslavingszorg.

Dat klager werkte als chauffeur terwijl hij deze medicatie gebruikte komt naar het oordeel van het college voor rekening en risico van klager zelf. Gelet op de waarschuwingen die op de verpakkingen van de betreffende medicatie zijn aangebracht was klager er zonder meer mee bekend dat de door hem al jarenlang gebruikte medicatie de rijvaardigheid beïnvloedt. Klager heeft dit ter zitting ook erkend.

Het college zal gelet op het vorenstaande klachtonderdeel 1 ongegrond verklaren.

Van het weigeren van een spoedvisite is het college niet gebleken, zodat dit deel van klachtonderdeel 2 ongegrond zal worden verklaard.

Het college is daarentegen wel van oordeel dat verweerder klager na de val op 11 juni 2018 onvoldoende heeft onderzocht en daar niet verder naar heeft gehandeld, van voldoende onderzoek is althans uit het medisch dossier van klager niet gebleken. Dat verweerder heeft geadviseerd om klager thuis te laten acht het college begrijpelijk, gelet op de langjarige verslavingsgeschiedenis van klager, gelet op het feit dat klager die dag zowel alcohol als een forse hoeveelheid medicatie had gebruikt en gelet op het voornemen van verweerder om klager per omgaande (opnieuw) door te verwijzen naar de verslavingskliniek. Het had naar het oordeel van het college wel op de weg van verweerder gelegen om een wekadvies te geven en een vervolgcontrole te verrichten.

Het college zal dit deel van klachtonderdeel 2 gegrond verklaren.

Ten aanzien van klachtonderdeel 3 is naar het oordeel van het college vast komen te staan dat zich in het medisch dossier van klager een brief bevond die een ander persoon dan klager betrof, met daarin vervat vertrouwelijke informatie over die persoon. Het college overweegt dat klager ten aanzien van dit klachtonderdeel moet worden gezien als direct belanghebbende als bedoeld in artikel 65 Wet BIG. Het gaat immers om een voortvloeisel van en een tekortkoming in de uitvoering van de behandelovereenkomst van klager dat zijn dossier stukken bevat die niet op hem van toepassing zijn. Voor wat betreft dat deel van klachtonderdeel 3 zal de klacht gegrond worden verklaard. Naar het oordeel van het college mag daarbij worden aangenomen dat sprake is van een vergissing die bij het inscannen van documenten in beginsel kan voorkomen. Het overige deel van klachtonderdeel 3 zal ongegrond worden verklaard, nu van de door klager gestelde feiten niet is gebleken.

Het college zal – samenvattend – de klacht deels gegrond verklaren voor wat betreft klachtonderdeel 2 en deels gegrond verklaren voor wat betreft klachtonderdeel 3.

Het college neemt hierbij in overweging dat verweerder zich ten aanzien van zijn handelen op 11 juni 2018 leerbaar heeft opgesteld en zich achteraf heeft gerealiseerd dat hij ter zake anders had moeten handelen. Ten aanzien van klachtonderdeel 3 overweegt het college dat verweerder zich deze vergissing terecht heeft aangetrokken en dat hij inmiddels strikte maatregelen heeft genomen die een dergelijke vergissing in de toekomst moeten voorkomen.

Aan de gedeeltelijke gegrondverklaring zal het college de maatregel van waarschuwing verbinden , waarbij het college aantekent dat dit (ingevolge de Memorie van Toelichting, kamerstukken II 1985/86, 19522, nr. 3, p. 76) een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 zoals hiervoor beschreven deels gegrond;

-          legt op de maatregel van waarschuwing;

-          verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door A.H.M.J.F. Piëtte als voorzitter, A.M. Bossink als lid-jurist,

C.L.S.M. Stuurman, A. de Jong en M.F.J.M. Broekman als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van N.A.M. Sinjorgo als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

24 mei 2019 door N.B. Verkleij in aanwezigheid van de secretaris.