ECLI:NL:TGZRAMS:2019:96 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/244

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:96
Datum uitspraak: 23-04-2019
Datum publicatie: 29-05-2019
Zaaknummer(s): 2018/244
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft overschreden door een medisch rapport te verstrekken aan derden. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 20 juni 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r ,

gemachtigde: mevrouw G.J.H. Groot,

tegen

C,

verzekeringsarts,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r , 

gemachtigde: mr. G.P. van Delft.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 2 november 2018 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerder is werkzaam als verzekeringsarts bij het UWV.

2.2.      Klaagster is als docente in dienst bij D, H voor 32 uur per week. Met ingang van 3 april 2017 is zij uitgevallen voor haar werk. De arts van Arbo Unie die op verzoek van de werkgever contact had met klaagster in het kader van haar verzuimbegeleiding, heeft klaagster in zijn brief aan haar van 22 november 2017 medegedeeld dat hij haar weer in staat acht om drie werkdagen op te pakken en de belasting zo mogelijk op te bouwen met kleinere stapjes.

2.3       Op 28 december 2017 heeft klaagster een “Aanvraag deskundigenoordeel door werknemer” ingediend bij het UWV ter beoordeling van (na herformulering) de vraag of het door de werkgever aangeboden werk passend is te achten voor klaagster.

2.4       Deze aanvraag is in behandeling genomen door een arbeidsdeskundige van het UWV, die alvorens te rapporteren, een (deel)advies heeft ingewonnen bij verweerder in zijn hoedanigheid van verzekeringsarts bij het UWV en hem de volgende vraag heeft voorgelegd:

“Kan je je vinden in de uitleg/onderbouwing van de bedrijfsarts dd 22 november 2017: werknemer is belastbaar om 3x8 uur per dag het eigen werk uit te voeren, er zijn geen medische belemmeringen/beperkingen waarom werknemer dit niet zou kunnen doen.”

2.5       Verweerder heeft daarop op 7 maart 2018 een ”Verzekeringsgeneeskundige rapportage” en een ”Medisch onderzoeksverslag” opgesteld.

2.6       In beide rapporten staat vermeld, voor zover van belang:

“(…)

2.2.2 Aanvullende informatie :

“Met werkgever heb ik persoonlijk geen contact gehad omdat zijn visie mij helder is.

(…). 3.1 (…)

Overwegingen

Uit eigen onderzoek, informatie van de bedrijfsarts en informatie uit de aanvraag (inclusief uitgebreid schriftelijk verweer van werkneemster), blijkt dat er geen sprake is van ziekte. Daarom kunnen er ook geen beperkingen op medische gronden worden vastgesteld. Dat werkneemster klachten en belemmeringen ervaart in de uitvoering van haar werk wordt niet onderkend door de bedrijfsarts maar is niet gelegen in medische problematiek. Eventuele andere oorzaken van arbeidsongeschiktheid dan medische, is ter beoordeling aan de werkgever en werknemer.

4 Conclusie

Ik kan mij vinden in het advies van de bedrijfsarts zoals geformuleerd op 22-11-2017 omdat er geen sprake is van ziekte. (…)

5 Planning

De casus wordt overgedragen aan de arbeidsdeskundige.”

2.7       De arbeidsdeskundige heeft vervolgens op 7 maart 2018 een rapport opgesteld, met als kop “Rapportage arbeidsdeskundige Deskundigenoordeel passende arbeid – aanbod werkgever”. Hierin staat onder het kopje “Overleg met de verzekeringsarts”:

“Ik heb de casus voorgelegd aan de verzekeringsarts en vroeg hem of hij zich kan vinden in de uitleg/onderbouwing van de bedrijsarts d.d. 22 november 2017.

De verzekeringsarts, de heer (verweerder, RTG) stelt in zijn rapport d.d. 7 maart 2017 dat “uit eigen onderzoek, informatie van de bedrijfsarts en informatie uit de aanvraag (inclusief uitgebreid schrijftelijk verweer van werkneemster), blijkt dat er geen sprake is van ziekte. Daarom kunnen er ook geen beperkingen op medische gronden worden vastgesteld. Dat werkneemster klachten en belemmeringen ervaart in de uitvoering van haar werk wordt niet ontkend door de bedrijfsarts maar is niet gelegen in medische problematiek. Eventuele andere oorzaken van arbeidsongeschiktheid dan medische, is ter beoordeling aan de werkgever en werknemer”.

De verzekeringsarts kan zich vinden in het advies van de bedrijfsarts zoals geformuleerd op 22 november 2017 omdat er geen sprake is van ziekte. Sterker nog, volgens de verzekeringsarts zou werkneemster in volle omvang haar werk kunnen uitvoeren ( i.p.v. 3 x 8 uur per week).”

De arbeidsdeskundige komt tot de conclusie dat de door de werkgever aangeboden arbeid passend is. Zij heeft op 7 maart 2018 dit rapport toegezonden aan klaagster en aan de werkgever van klaagster.

2.8       In een ongedateerd stuk zonder afzender of adres staat, voor zover van belang, vermeld:

“Wel heeft (klaagster, RTG) alsnog een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV, met betrekking tot het al dan niet passend zijn van haar aangeboden werk. In het deskundigenbericht van 7 maart 2018 (…) oordeelt het UWV dat er geen medische beperkingen zijn en dat het werk (dus) passend is te achten. Zo is in het rapport te lezen:

“De verzekeringsarts (verweerder, RTG) stelt in zijn rapport d.d. 7 maart 2017 (bedoeld zal zijn 2018) dat rapport is D niet bekend –) dat ‘uit eigen onderzoek informatie van de bedrijfsarts en informatie uit de aanvraag (inclusief uitgebreid schriftelijk verweer van werkneemster), blijkt dat er geen sprake is van ziekte. Daarom kunnen er ook geen belemmeringen op medische gronden worden vastgesteld. Dat werkneemster klachten en belemmeringen ervaart in de uitvoering van haar werk wordt niet ontkend door de bedrijfsarts maar is niet gelegen in medische problematiek. Eventuele andere oorzaken van arbedsongeschiktheid dan medische, is ter beoordelling aan de werkgever en de werkneemer’.”

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1) zijn geheimhoudingsplicht jegens klaagster heeft geschonden;

2) bij de beoordeling van de re-integratie inspanningen van de werkgever ten onrechte slechts heeft gekeken naar een bepaald punt in een jaar en niet naar het hele voorgaande jaar.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

Klachtonderdeel 1

5.1.1    Klaagster verwijt verweerder dat hij medische informatie over haar heeft gedeeld met haar werkgever. Ter onderbouwing van deze klacht verwijst zij naar het in 2.8. weergegeven stuk. Deze tekst betreft volgens haar een stuk van de advocaat van de werkgever van klaagster waarin wordt geciteerd uit een medisch rapport van verweerder inzake klaagster, dat onder ogen van de werkgever is gekomen. Klaagster stelt dat dit citaat alleen maar van verweerder afkomstig kan zijn.

Verweerder betwist deze stelling. Hij voert aan dat hij nimmer contact heeft gehad met de werkgever van klaagster, zoals ook aangegeven in zijn rapportages (zie 2.6), en dat hij evenmin informatie over klaagster heeft gestuurd aan haar werkgever. Het college stelt vast dat het citaat in het stuk waarop klaagster zich beroept, letterlijk overeenkomt met de bewoordingen in het arbeidsdeskundig rapport onder het kopje “Overleg met de verzekeringsarts” (zie 2.7). Bovendien staat vast dat de arbeidsdeskundige haar rapport aan de werkgever van klaagster heeft gestuurd (zie 2.7). Deze omstandigheden in samenhang met genoemde betwisting door verweerder leiden ertoe dat klaagster dit verwijt onvoldoende heeft gestaafd met concrete feiten en omstandigheden die duiden op de door haar gestelde handelswijze van verweerder. Haar stelling dat verweerder zijn ”Medisch onderzoeksverslag” aan de werkgever heeft gestuurd, is dus niet komen vast te staan. Ook overigens is niet komen vast te staan dat hij informatie over klaagster heeft verschaft aan haar werkgever.

5.1.2    Klaagster verwijt verweerder tevens dat hij ten onrechte een medisch rapport over haar heeft opgesteld zonder haar toestemming, terwijl daarvoor geen reden bestond. Ook verwijt zij verweerder dat hij daartoe informatie heeft ingewonnen bij Arbo Unie, zonder haar toestemming, terwijl hij daartoe wel gehouden was omdat er geen relatie was tussen klaagster en het UWV.

Het college stelt bij de beoordeling van dit klachtonderdeel het volgende voorop. In artikel 74 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI) is bepaald: “Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze wet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan voor de uitvoering van deze wet noodzakelijk is dan wel op grond van deze wet is voorgeschreven of toegestaan.”

Ingevolge artikel 32 lid 3 sub a SUWI stelt het UWV op verzoek van een werkgever of een werknemer een onderzoek in naar en geeft een oordeel over de aanwezigheid van passende arbeid, die de zieke werknemer voor de werkgever in staat is te verrichten.

Klaagster heeft aan het UWV een deskundigenoordeel gevraagd als bedoeld in artikel 32 lid 3 sub a SUWI. Dit verzoek is in behandeling genomen door een arbeidsdeskundige. Bij de beoordeling van de vraag of het aangeboden werk aan klaagster passend is te achten heeft de arbeidsdeskundige een advies gevraagd aan verweerder in zijn hoedanigheid van verzekeringsarts. Dit is een gebruikelijke gang van zaken binnen de afhandeling van deskundigenoordelen bij het UWV en past binnen de wettelijke taak van het UWV ingevolge artikel 32 lid 3 sub a SUWI. Verweerder voert aan dat hij zijn “ Verzekeringsgeneeskundige rapportage” aan de arbeidsdeskundige heeft gestuurd in het kader van zijn taak haar te informeren ten behoeve van het opstellen van een deskundigenoordeel door haar, terwijl hij zijn ”Medisch onderzoeksverslag” heeft gemaakt voor opslag in het UWV-dossier.

In de rapportages van verweerder (2.6) staat vermeld dat verweerder ten behoeve van het door de arbeidsdeskundige aan hem gevraagde advies als voornoemd, medische informatie over klaagster heeft opgevraagd bij de bedrijfsarts van Arbo Unie.

Het college is van oordeel dat het opstellen van genoemde rapportages door verweerder, het verzoeken om informatie van de arts van Arbo Unie daartoe en het delen van de “ Verzekeringsgeneeskundige rapportage” met de arbeidsdeskundige, voldoet aan voornoemde criteria van artikel 74 lid 1 SUWI. Verweerder was hiertoe dus gerechtigd. Niet is komen vast te staan dat verweerder de arbeidsdeskundige inzage heeft gegeven in het ”Medisch onderzoeksverslag”. Onder deze omstandigheden had verweerder voor zijn bovengenoemde handelwijzen geen toestemming dan wel opdracht nodig van klaagster. Van schending van het medisch beroepsgeheim jegens klaagster is geen sprake.

5.1.3 Klaagster verwijt verweerder dat hij medische gegevens over klaagster zonder reden aan de artsen van Arbo Unie heeft verstrekt, hetgeen verweerder betwist. Het college gaat aan dit verwijt voorbij nu een feitelijke grondslag hiervoor ontbreekt.

5.1.4    Het eerste klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 2

5.2.      Tegen het tweede klachtonderdeel heeft verweerder aangevoerd dat hij bij zijn oordeel terecht rekening heeft gehouden met een puntmeting: er dient alleen te worden gekeken naar het moment dat de bedrijfsarts zijn advies heeft gegeven en wat daarvoor is gebeurd mogen de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts niet beoordelen. Het college onderschrijft dit verweer, mede gelet op de vraagstelling en hetgeen hieromtrent dient te worden beoordeeld . Dit betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is. 

5.3       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht integraal kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht in al haar onderdelen af.

Aldus beslist op 23 april 2019 door:

mr. P.J. van Eekeren, voorzitter,

C.A.W.M. Hertog, H. Donkers, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door mr. S.S. van Gijn, secretaris.

WG   secretaris                                                                                 WG    voorzitter