ECLI:NL:TGZRAMS:2019:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/464

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:82
Datum uitspraak: 17-05-2019
Datum publicatie: 17-05-2019
Zaaknummer(s): 2018/464
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klager verwijt verweerster dat zij ten onrechte niet heeft terugverwezen naar de chirurg, maar naar de huisarts van klager. Volgens klager heeft het daardoor langer geduurd voordat hij weer verder werd behandeld. Klacht afgewezen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 19 oktober 2018 binnengekomen klacht van:

A

wonende te C,

k l a g e r,

tegen

B

internist,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. P.A. de Zeeuw, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.1.          De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 25 februari 2019 gehouden vooronderzoek met de bijlagen.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.2.          De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.2.1.       Klager  heeft in verband met morbide obesitas op 20 april 2014 een gastric bypass ondergaan in het E te F (hierna: E).

2.2.2.2.       Klager kreeg in 2017 steeds ernstiger wordende klachten van moeilijk eten en drinken. Er was sprake van vermagering, malaise, diarree en buikpijn. Klager was op dat moment opgenomen in een open instelling van de GGZ in verband met een depressie. Aanvankelijk dachten klager en zijn psychiater dat de klachten kwamen van de depressie-medicatie, waarna deze is afgebouwd. De klachten hielden echter aan.

2.3.2.3.       Begin 2017 kwam klager in verband met de aanhoudende buikpijnklachten op de Spoedeisende Hulp van het E. Hij werd vervolgens opgenomen op de afdeling Chirurgie van het E. Klager heeft vervolgens diverse onderzoeken, behandelingen en controles gehad. Er is onder meer een slikfoto een gastroscopie verricht. Ook is een diagnostische laparoscopie gedaan waarbij adhesiolyse werd uitgevoerd en breukpoorten zijn gesloten.

2.4.2.4.       Verweerster is werkzaam in het E. Op 11 oktober 2017 heeft zij klager op verzoek van de chirurg gezien. Haar werd gevraagd of er op haar vakgebied een verklaring kon worden gevonden voor de aanhoudende buikklachten. Vermoed werd dat sprake was van een prikkelbaar darmsyndroom met een dumping syndroom. Verweerster heeft aanvullend laboratoriumonderzoek verricht en is een proefbehandeling met mebeverine gestart. Op 16 oktober 2017 is een aanvullend ontlastingsonderzoek op parasieten en bloed ingezet. De mebeverine is daarbij stopgezet. Verweerster besloot op 1 november 2017 tot een aanvullende colonoscopie, maar daarbij werden geen afwijkingen gezien. Zij vermoedde een prikkelbaar darmsyndroom met dumping syndroom, waardoor vervolgens met behulp van een diëtist het low-FODMAP dieet werd gestart. Nadat de klachten waren verminderd heeft verweerster op 16 november 2017 de poliklinische begeleiding beëindigd en klager terugverwezen naar zijn huisarts.

2.5.2.5.       Na vele onderzoeken en opnames in verschillende ziekenhuizen is bij klager uiteindelijk op 23 mei 2018 in het G in H een hersteloperatie uitgevoerd waarbij de gastric bypass ongedaan is gemaakt.

3.3.          De klacht en het standpunt van klager

3.1.3.1.       De klacht houdt – kort weergegeven – in dat verweerster klager ten onrechte niet heeft terugverwezen naar de chirurg, maar naar de huisarts van klager. Volgens klager heeft het daardoor langer geduurd voordat hij weer verder werd behandeld. Verder had klaagster zich moeten laten informeren over het mogelijk afstoten van de gastric bypass, zodat zij het juiste onderzoek had kunnen doen, aldus steeds klager.

4.4.          Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.5.          De beoordeling

5.1.5.1.       Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van beroepsmatig handelen gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de aangeklaagde beroepsbeoefenaar binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening is gebleven, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in zijn beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

Algemeen

5.2.5.2.       Hoewel klager ten aanzien van B niet uitdrukkelijk een klachtonderdeel heeft ingediend waarbij hij haar verwijt dat hij in het E niet de juiste behandeling heeft gehad, dat een verkeerde diagnose dan wel behandeling is ingesteld, dat geen indicatie is gezien om de gastric bypass ongedaan te maken en dat sprake is van een medische misser, acht het college het, nu deze verwijten wel in het klaagschrift naar voren komen, geboden eerst in het algemeen te beoordelen hoe de behandeling van klager in het E is geweest.

5.3.5.3.       In het kort verwijt klager de artsen dat zij niet adequaat hebben gehandeld, onnodig veel onderzoeken hebben gedaan en veel eerder bij klager de hersteloperatie van de gastric bypass hadden moeten uitvoeren. Klager wordt hierin echter niet gevolgd. Daartoe wordt het volgende overwogen.

5.4.5.4.       Na bestudering van het medisch dossier van klager is het college van oordeel dat de verschillende artsen – onder wie verweerster – vanaf het allereerste moment dat klager in 2017 met buikklachten in het E kwam, zijn klachten serieus hebben genomen en zich steeds hebben ingespannen om de oorzaak van deze klachten te achterhalen. Met verschillende dieetadviezen, pijnstilling, en medicatie is vergeefs geprobeerd de buikklachten te bestrijden. Daarnaast hebben de artsen, ieder op zijn of haar specialisme, uitgebreid onderzoek gedaan om verschillende anatomische en technische oorzaken van buikklachten en het gewichtsverlies uit te sluiten. Uit de hiervoor opgesomde feiten blijkt dat slikfoto’s zijn gemaakt, een gastroscopie is uitgevoerd en een laparoscopie is verricht waarbij verklevingen zijn weggehaald en de mesenteriale vensters zijn gesloten. Ook is bij klager bloedonderzoek, een colonoscopie, en een CT scan verricht om andere oorzaken van de buikklachten uit te sluiten. Verder is een PEG-sonde geplaatst en uiteindelijk heeft klager TPV gekregen om het gewichtsverlies tegen te gaan. Al deze onderzoeken en interventies waren erop gericht om de oorzaak van de klachten te achterhalen. Niet is gebleken dat dit niet volgens de standaarden is uitgevoerd. Een dergelijk traject neemt veel tijd in beslag, maar is noodzakelijk voordat kan worden besloten een hersteloperatie van de gastric bypass te doen. Deze hersteloperatie betreft immers een zware operatie die zeer risicovol is. Bovendien is het op voorhand niet gegeven dat een dergelijke hersteloperatie de klachten zou kunnen verhelpen. Een hersteloperatie van de gastric bypass wordt om die reden pas als laatste – als alle andere oorzaken zijn uitgesloten – uitgevoerd.

5.5.5.5.       Voordat een dergelijke hersteloperatie kan worden uitgevoerd, is van belang dat de voedingstoestand van de patiënt ten tijde van de hersteloperatie goed is. De voedingstoestand van klager was echter zeer slecht. Om die reden is bij klager eerst een PEG-sonde geplaatst in de maagrest, waarmee de gastric bypass (en dumping) kon worden omzeild. Ondanks de PEG-sonde bleven de klachten bij klager bestaan en was er geen verbetering van zijn voedingstoestand te constateren. Vervolgens heeft klager TPV gekregen, waardoor zijn voedingstoestand wel verbeterde en hij weer in gewicht aankwam. Op dat moment stond klager er immers op dat hij naar het G zou worden overgeplaatst. Nu de artsen van het E met de verschillende onderzoeken allerlei mogelijke oorzaken van de klachten van klager hadden uitgesloten was het voor het G makkelijker snel te besluiten tot het verrichten van de hersteloperatie. In ieder geval kan niet worden gezegd dat de artsen in het E deze beslissing zelf eerder zouden hebben moeten nemen.

5.6.5.6.       In tegenstelling tot wat klager heeft gesteld hebben – zoals verweerster terecht naar voren heeft gebracht – de artsen in het E wel degelijk een diagnose gesteld, namelijk dumping in ernstige vorm. De omstandigheid dat een diagnose is vastgesteld, betekent echter – anders dan klager denkt – niet dat daarmee ook direct de klachten effectief kunnen worden bestreden. Evenmin is de stelling van klager juist dat in het E geen behandeling heeft plaatsgevonden. Klager is gedurende de tijd dat hij in het E lag, met verschillende dieetadviezen, pijnstilling, en medicatie behandeld. Ook hier geldt dat – anders dan klager meent – de omstandigheid dat deze behandelingen uiteindelijk niet afdoende zijn gebleken, niet betekent dat sprake is van geen of onjuiste behandelingen.

5.7.5.7.       Het voorgaande brengt met zich dat het behandeltraject in het E juist is geweest en de verschillende artsen hebben gehandeld binnen de grenzen van een redelijke bekwame beroepsuitoefening. Zij hebben adequaat gehandeld en de geïndiceerde onderzoeken uitgevoerd. Evenmin kan hen worden verweten dat zij niet in een eerder stadium de hersteloperatie hebben uitgevoerd noch is sprake van een medische misser. Er kan hen dan ook in dit kader geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Ten aanzien van verweerster

5.8.5.8.       Ten aanzien van de klachten jegens verweerster wordt het volgende overwogen. Op het moment dat klager naar verweerster werd doorverwezen, waren verschillende chirurgische en anatomische oorzaken van de klachten van klager reeds uitgesloten. In dit stadium van de behandeling was nader onderzoek door verweerster derhalve aangewezen. Niet is gebleken dat de door verweerster uitgevoerde onderzoeken hebben geleid tot een onaanvaardbare vertraging van de behandeling van klager, zodat in dat kader haar geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Verder is het – anders dan klager heeft gesteld – niet aan verweerster zich te laten informeren over het mogelijk afstoten van de gastric bypass. Zij werd immers enkel door de chirurg gevraagd voor een consult om een oorzaak op het gebied van haar specialisme uit te sluiten.

5.9.5.9.       Verweerster heeft erkend dat zij klager ongelukkigerwijs heeft terugverwezen naar de huisarts in plaats van de chirurg. Hoewel dit naar het oordeel van het college wel had gemoeten, is deze vergissing niet ernstig genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt.

Conclusie

5.10.5.10.     Het voorgaande brengt met zich dat verweerster met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt. De klacht zal dan ook als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6.6.          De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist op 17 mei 2019 door:

mr. E.A. Messer, voorzitter,

I. Dawson, chirurg, en C.M.F. Kruijtzer, internist,

bijgestaan door mr. H.D. Coumou, secretaris.

WGsecretaris                                                                                             WGvoorzitter