ECLI:NL:TGZRAMS:2019:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/434

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:60
Datum uitspraak: 10-04-2019
Datum publicatie: 12-04-2019
Zaaknummer(s): 2018/434
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder, fysiotherapeut, (o.a.) dat hij haar onheus heeft bejegend door tijdens een bindweefselmassage door te vragen naar haar angsten en haar - zonder haar toestemming - onder haar kleding en ondergoed heeft gemasseerd. Verweerder betwist dat nadrukkelijk. Deels gegrond, waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 5 oktober 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

fysiotherapeut,

werkzaam te B,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. I.M.I. Apperloo, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                      het klaagschrift met bijlagen;

-                      een aanvullend klaagschrift;

-                      het verweerschrift;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 9 januari 2019 gehouden vooronderzoek;

-                      het op 15 januari 2019 binnengekomen patiëntdossier;

-                      een reactie van klaagster met bijlagen op dit dossier.

De klacht is op 22 maart 2019 op een openbare zitting behandeld.

Partijen waren aanwezig.

Verweerder werd bijgestaan door mr. Apperloo. Zij heeft een toelichting gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college en de wederpartij is overgelegd.

2.         De feiten

2.1 Klaagster is op 2 en 16 mei 2018 bij verweerder onder behandeling geweest wegens nek- en schouder klachten. Op 2 mei 2018 heeft verweerder klaagster een klassieke massage gegeven aan de nek en schouders. Doordat hij toen vroeg naar angsten bij verweerster raakte zij geëmotioneerd. Op 16 mei 2018 heeft verweerder aan klaagster een bindweefselmassage gegeven, over het gehele lichaam. Tijdens de behandeling werd weer over haar angsten gesproken en raakt klaagster opnieuw geëmotioneerd.

2.2 Na deze behandeling heeft zij een vervolgafspraak afgezegd en op 13 juni 2018 aan verweerder de volgende e-mail gestuurd:

“Beste C,

Excuus dat ik je nu pas een bericht stuur. Ik was eerder niet in de gelegenheid om dit op de mail te zetten. Zoals je wellicht hebt gezien, heb ik onze vervolg afspraak voor de bindweefsel massage afgezegd. Na afloop van de massage heb ik geen prettige gevoel over gehouden. Ik heb het gevoel dat ik mijn grenzen niet goed heb aangegeven. Gevoelsmatiger was dit lastiger omdat ik emotioneel was door de vragen die je stelde over mijn angsten. Hierdoor was ik emotioneel en vervaagden mijn grenzen. Met terugwerkende kracht heb ik het gevoel dat ik over bepaalde grenzen van mijzelf ben gegaan, zowel fysiek als emotioneel.

In eerste instantie kwam ik voor nek en schouder klachten. Ik heb daarin aangegeven dat ik bereid was om verder te kijken naar waar dit mogelijk vandaan kwam. Echter was het mij na afloop niet duidelijk waarom er een bindweefselmassage over mijn hele lichaam nodig was om mijn nek en schouder klachten te verhelpen. Tevens was voor mij niet helder waarom een massage onder mijn BH en ondergoed nodig was. Gevoelsmatig heb je hier niet duidelijk toestemming voor gevraagd. Ik had het prettig gevonden als je hierin helderder had gevraagd of ik hiermee akkoord ging.

Dit is zoals ik het heb ervaren. Mogelijk heb je er zelf een andere perceptie op. Bij deze wilde ik je mijn feedback geven. Wellicht kan je er wat mee voor patiënten in het vervolg.

(…)”  

2.3 Op 29 augustus 2018 heeft klaagster een klacht ingediend bij het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Daar is haar geadviseerd een klacht in te dienen bij het college.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. klaagster onjuist heeft bejegend door expliciet door te vragen naar haar emoties. Hierdoor kon zij haar grens niet goed aangeven;

b. grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond door klaagster ongevraagd onder haar bh en ondergoed te masseren;

c. klaagster niet serieus heeft genomen, door haar mail niet te beantwoorden.

4.            Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1. Het college zal de klachtonderdelen a en b gezamenlijk behandelen. Voorop staat dat de door verweerder toegepaste bindweefselmassage een erkende therapie is volgens de methodiek van Sachs en Piët, beschreven in het boek Bindweefselmassage uit 1984. Daarbij hoort ook massage van de bilstreek en van het weefsel rondom het borstgebied. Omdat de therapie het risico in zich draagt dat deze als onbetamelijk en (seksueel) grensoverschrijdend wordt ervaren, is het zaak dat een patiënt goed en uitgebreid wordt voorgelicht over de opzet en uitvoering van deze behandeling. Dat verweerder hier steken heeft laten vallen, kan het college niet vaststellen. Klaagster heeft ter zitting niet ontkend dat verweerder uitleg heeft gegeven over de bindweefselmassage, onder meer dat deze over het gehele lichaam, waaronder de bilstreek, zou plaatsvinden. Evenmin kan worden vastgesteld dat de billen (volledig) zijn gemasseerd op een wijze die niet past bij de bindweefselmassage. Verweerder heeft namelijk gezegd dat hij telkens een stukje van de onderbroek naar beneden heeft geschoven, om dan het bovenste deel van de desbetreffende bilhelft te behandelen. Hetzelfde geldt voor de massage in de buurt van de borsten en in de buurt van de schaamstreek. Niet is komen vast te staan dat verweerder de borsten heeft gemasseerd in plaats van de regio direct rondom de borsten, zoals verweerder stelt. Dat hij de schaamstreek onder de onderbroek heeft aangeraakt wordt door hem eveneens ten stelligste ontkend, zodat het college niet kan vaststellen dat dit is gebeurd. Bij dit alles moet worden opgemerkt dat het niet zo is dat aan het woord van verweerder meer geloof wordt gehecht dan aan het woord van klaagster. Daar gaat het namelijk niet om. Voor het oordeel dat een gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is moeten de feiten die zijn voorgevallen worden vastgesteld. Dat kan het college hier niet omdat de lezingen van hetgeen is voorgevallen (grotendeels) lijnrecht tegenover elkaar staan.

5.2. Waar partijen het wel over eens zijn is dat klaagster emotioneel was tijdens beide behandelingen, in het bijzonder bij de bindweefselmassage. Die emotionaliteit kwam doordat verweerder vragen stelde over angsten van klaagster, die kort gezegd te maken hadden met familieleden en de dood. Verweerder stelde deze vragen, omdat hij vermoedde dat de nekschouder klachten (ook) een psychische component hadden. Het college acht deze handelwijze van verweerder niet onjuist. Het kan aangewezen zijn dit soort vragen te stellen om te achterhalen of niet (ook) psychische hulpverlening moet worden ingezet.

5.3 Waar het hier echter wringt is dat klaagster achteraf bezien de behandeling als (seksueel) grensoverschrijdend heeft ervaren en dat zij door haar emoties gedurende de behandeling haar grenzen niet heeft kunnen aangeven. Naar het oordeel van het college had verweerder juist vanwege de emoties bij klaagster de behandeling moeten stoppen. Dat hij meerdere keren heeft gevraagd of klaagster wilde stoppen of doorgaan (zij wilde doorgaan, bleek uit haar antwoorden) is in deze situatie niet voldoende, omdat door de emotionaliteit niet zeker was dat verweerder een afgewogen antwoord van klaagster kreeg. Het is niet zo dat het college denkt dat verweerder verkeerde bedoelingen had met de bindweefselmassage. Maar hij had de behandeling wel uit zichzelf moeten stoppen, juist omdat deze, zoals eerder gezegd, gemakkelijk verkeerd kan worden begrepen. Als gevolg van de “Me Too”-discussie, die verweerder zelf aanhaalt, zal het risico van misverstanden in deze tijd bovendien groter zijn dan voorheen. Dit alles leidt tot de slotsom dat klachtonderdeel a slaagt en klachtonderdeel b niet.

5.4. Dan klachtonderdeel c: weliswaar staat vast dat verweerder klaagster een aantal keer heeft proberen te bellen naar aanleiding van haar e-mail, maar tot contact heeft dat niet geleid. De vraag is of verweerder toch niet meer had moeten doen om de kwestie met klaagster te bespreken. Het college vindt van wel, zeker gelet op de lading van het gebeurde voor klaagster. Verweerder heeft geen voicemail ingesproken, met het verzoek om terug te bellen terwijl dat een kleine moeite was geweest. Evenmin is verweerder in actie gekomen toen hij naar aanleiding van de klacht werd gebeld door de heer D van het KNGF. Het is goed te begrijpen dat dit klaagster het gevoel gaf niet serieus te worden genomen. Dit klachtonderdeel slaagt dus.

5.5. De conclusie van het voorgaande is dat de klachtonderdelen a en c gegrond zijn. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten. Wat betreft de op te leggen maatregelen weegt het college de volgende feiten en omstandigheden. Het college heeft niet heeft kunnen vaststellen dat verweerder (seksueel) grensoverschrijdend heeft gehandeld, hoewel dat wel zo is overgekomen bij klaagster. Naar aanleiding van de klacht heeft verweerder maatregelen genomen in zijn praktijk om misverstanden over de bindweefselmassage in de toekomst te voorkomen. Aan de andere kant heeft verweerder onvoldoende oog gehad voor de emotionele toestand van klaagster en heeft hij niet goed op de klacht gereageerd nadat klaagster haar e-mail had geschreven. Al met al vindt het college dat kan worden volstaan met een waarschuwing.

6. De beslissing

Het college:

-          verklaart klachtonderdelen a en c gegrond;

-          legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-          wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door:

E.A. Messer, voorzitter,

A.H.C.M. Snel, P.U. Dijkstra en J.M. Uijen, leden-fysiotherapeut,

E. Pans, lid-jurist,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2019 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG secretaris                                                                                    WG voorzitter