ECLI:NL:TGZRAMS:2019:210 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/158

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:210
Datum uitspraak: 29-10-2019
Datum publicatie: 29-10-2019
Zaaknummer(s): 2019/158
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft een deelonderzoek verricht bij klager in het E (E) en heeft een rapportage uitgebracht. Klager verwijt verweerster dat zij onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld door: 1) het onderzoek door te laten gaan ondanks dat klager had vermeld dat hij de nacht ervoor bijna niet had geslapen en 2) een zeer tegenstrijdige en dubbelzinnige 15-woorden test af te nemen. Verweerster heeft verweer gevoerd. Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 1 april 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

klager ,

tegen

C,

GZ-psycholoog (specialisatie klinische neuropsychologie),

werkzaam te D,

verweerster ,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema, als jurist verbonden aan VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.            

1.         De procedure

1.1       Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlage;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 28 augustus 2019 gehouden vooronderzoek

1.2       De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Verweerster is klinisch neuropsycholoog en heeft haar eigen praktijk in D.

Via de E heeft zij een aanvraag gekregen onderzoek te verrichten bij klager - die sinds 19 september 2016 in het F (F) verblijft -, om een aantal specifieke vragen te beantwoorden.

2.3       Ten behoeve van het onderzoek heeft verweerster klager op 2 november 2016 gezien in het F. Klager werd door een medewerker van het F naar de kamer gebracht waar het onderzoek plaatsvond.

2.4       Naar aanleiding van de vraagstelling heeft verweerster die dag een deelonderzoek opgesteld.

In de rapportage staat onder meer het volgende vermeld, voor zover hier van belang:

“(…)

Anamnese

(…)

Hij vindt zijn geheugen goed. Dit komt omdat hij iemand is die bewust leeft. (…) Bij het lezen van boeken zegt hij zich goed te kunnen concentreren. De concentratie is zwak als hij slecht geslapen heeft. (…)

Bespreking en plan van aanpak

Onduidelijk wat zwakke herkenning precies betekent. Soms betekent het onderpresteren maar dat is niet gezien. Bij hem vooral een probleem van vals positieven, dus herkennen wat hij niet gezien heeft. Herhalen van 15 WT om betrouwbaarheid te verhogen en te zien wat hij precies doet bij herkenning. Toevoegen andere geheugentaak met herkenningsconditie. Toevoegen geheugentaak waarbij verband belangrijk is. (…)

Observatie testafname

(…) Bij aanbieden 15 woordentest moet hij aangezet worden tot langer nadenken. Hij heeft zelf geen idee dat hij fouten maakt. Bij de herkenning herkent betrokkene de doelwoorden goed. Bij een aantal andere woorden twijfelt hij, brengt zichzelf in de war en denkt dan dat ze er toch instaan. (…)

Testresultaten

(…)

Geheugen

(…)

·          Bij een verbale geheugentest (15-Woordentest versie 1) is de inprenting gemiddeld gegeven de leeftijd en het premorbide niveau (T-score 46). De leercurve stijgt normaal (5 8 9 9 10). Na een interval van 20 minuten is de actieve reproductie eveneens gemiddeld. (T-score: 51) Betrokkene vergeet niet meer dan normaal van de ingeprente woorden (T-score: 53, gegeven de inprenting) De passieve herkenning van de woorden is zwak (25/30), waarbij vijf vals positieven.

·          Als een parallelversie van een verbale geheugentest (15-Woordentest versie 2) gedaan wordt, om de betrouwbaarheid te verhogen is de inprenting opnieuw gemiddeld (T-score:50). Opvalt dat er bij de inprenting veel interferentie is met de eerdere lijst. Bij de recall is dit nog sterker. Er is dus een sterke proactieve interferentie. De score op de reproductie is vergeleken met het aantal geleerde woorden laag (T-score 28) De herkenning is opnieuw matig (26/30 met 4 False positives)

(…)

(…)

Bespreking

(…) Bij de herkenning weet betrokkene van de eerder aangeboden items dat hij ze gezien heeft. Bij de afleiders die niet eerder aangeboden waren, denkt hij deze ook te herkennen. Als je hierbij denkt aan de processen waar herkenning uit bestaat namelijk herinneren (recollection) en bekendheid (familairity), zou dit kunnen betekenen voor betrokkene dat herinneren intact is maar bekendheid niet. (…) Concentratie, zowel de gerichte, verdeelde als ook de volgehouden is prima. (…)

(…)”

2.5       Na het uitbrengen van het onderzoek is verweerster niet meer bij klager of bij zijn strafzaak betrokken geweest.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster onzorgvuldig en ondeskundig heeft gehandeld door:

1.    het onderzoek te laten doorgaan, ondanks dat klager had vermeld dat hij de nacht ervoor bijna niet had geslapen;

2.    een zeer tegenstrijdige en dubbelzinnige 15-woorden test (15 WT) af te nemen; er is door klager immers enerzijds gemiddeld en anderzijds zwak gepresteerd,dit zijn tegenstrijdige resultaten. 

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1       Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep is aanvaard. In het tuchtrecht gaat het om persoonlijke betrokkenheid.

5.2       Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken alsmede gelet op hetgeen tijdens het mondeling vooronderzoek is besproken, overweegt het college als volgt.

5.2.1     Ten aanzien van het niet slapen vóórafgaand aan het door verweerster afgenomen onderzoek:

Ten aanzien van dit klachtonderdeel lopen de standpunten van klager en verweerster uiteen. Volgens klager had hij aangegeven dat hij bijna niet had geslapen de nacht vóór het onderzoek van verweerster.

Verweerster stelt daarentegen dat dit niet het geval is geweest; klager had alleen vermeld in zijn algemeenheid dat de concentratie zwak is als hij slecht geslapen heeft (zie hierboven onder 2.4, onder kopje anamnese), maar niet dat hij toen - de nacht vóórafgaand aan het onderzoek – slecht had geslapen. Als klager dit wel had gezegd of als verweerster had vernomen dat hij dit tegen een ander had gezegd, had verweerster daar zeker rekening mee gehouden in haar onderzoek, in de vorm van een extra pauze of een andere maatregel. Bovendien had verweerster dit zeker ook genoteerd in haar rapportage. Verweerster heeft daarnaast bij klager ook geen vermoeidheid geobserveerd.

Het college overweegt dat de lezing van partijen van elkaar verschillen. Dat brengt in dit geval mee dat niet kan worden vastgesteld of verweerster klachtwaardig heeft gehandeld. Dit berust niet op het uitgangspunt dat het woord van de klager minder geloof verdient dan dat van de verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel of een bepaalde verweten gedraging tuchtrechtelijk verwijtbaar is, eerst moet worden vastgesteld welke feiten daaraan ten grondslag gelegd kunnen worden. Deze feiten kan het college dus, omdat aan het woord van klager en van verweerster evenveel geloof wordt gehecht, hier niet vaststellen. Dit brengt met zich mee dat dit onderdeel van de klacht dient te worden afgewezen.

5.2.2     Ten aanzien van de 15-woorden test:

Verweerster heeft in haar verweer het volgende aangevoerd:

De 15-woorden test toetst drie verschillende maten: inprenting, uitgestelde reproductie en herkenning. Er bestaat een visuele en auditieve variant van de 15-woorden test. De auditieve variant is de meest gangbare variant; deze variant is ook bij klager gebruikt.

Op een 15-woorden test kunnen de scores op de verschillende maten van elkaar verschillen. Dit is geen tegenstrijdigheid. Omdat klager op twee onderdelen gemiddeld scoorde en op één onderdeel zwak is ter controle van de betrouwbaarheid een tweede test (paralleltest) afgenomen. Verweerster wilde een verklaring vinden voor de discrepantie tussen wat gevonden werd (de uitslagen) en het gedrag van klager. Uit de tweede test kwamen dezelfde resultaten. Verweerster betwist dat sommige woorden uit de eerste test ook in de tweede 15-woorden test voorkwamen, zoals door klager wordt beweerd. Dit kan dan ook geen verklaring zijn waarom klager de woorden door elkaar haalde. Op basis van de 15-woorden test heeft verweerster geen geheugenstoornis bij klager vastgesteld. Dit alles aldus verweerster.

Het college heeft geconstateerd dat de 15-woorden test bij klager op juiste wijze en zorgvuldig is afgenomen door verweerster. Verweerster heeft juist met het oog op het verhogen van de betrouwbaarheid van de testresultaten een vergelijkbare parallelversie gebruikt. Dat daarbij sommige woorden dubbel voorkwamen is uitdrukkelijk betwist door verweerster.

Ook de rapportage over de 15-woorden test is op zorgvuldige wijze gedaan door verweerster.

Alles overziend beschikt het college niet over een aanwijzing dat er sprake is geweest van een zeer tegenstrijdige en dubbelzinnige 15-woorden test, zoals door klager wordt gesteld. Ook dit onderdeel van de klacht dient derhalve te worden afgewezen.

5.3       Het college concludeert dat de klacht moet worden afgewezen. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. De conclusie luidt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 29 oktober 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

K. van de Vijfeijken en L. Geertjens, leden-GZ-psycholoog,

bijgestaan door S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris.

WG   secretaris                                                                                             WG   voorzitter