ECLI:NL:TGZRAMS:2019:192 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/136

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:192
Datum uitspraak: 25-09-2019
Datum publicatie: 25-09-2019
Zaaknummer(s): 2019/136
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt de GZ-psycholoog dat zij heeft gehandeld in strijd met hetgeen een goed zorgverlener betaamt. De klacht betreft zowel het behandelplan als de behandeling van de minderjarige dochter van klaagster. Tevens ontbreekt toestemming van klaagster als de mede met het gezag belaste ouder. Voorts heeft de GZ-psycholoog geweigerd op eerste verzoek de behandeldossiers van de dochter in kopie aan klaagster te verstrekken en heeft zij - laatste verwijt - persoonsgegevens van de dochter van klaagster verwerkt en kenbaar gemaakt aan deelnemers van een overleg. De GZ-psycholoog heeft tegen dit alles verweer gevoerd. Het college heeft de klacht  (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond verklaard. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 26 maart 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde: mr. W.E. van Bentem, rechtskundig adviseur te Garrelsweer,             

tegen

C,

gezondheidszorgpsycholoog,

thans werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. K. Mous, advocaat te Nijmegen.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 20 augustus 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerster is werkzaam als gezondheidszorgpsycholoog, gespecialiseerd in kinder- en jeugdpsychologie, bij D te B.

2.2.      Klaagster heeft samen met haar ex-partner een dochter, E, geboren in 2006 (hierna te noemen de dochter). Er is sprake van een complexe scheiding. Jeugdbescherming Regio B (F) is betrokken. Sinds december 2018 is sprake van een voorlopige ondertoezichtstelling (VOTS) en sinds maart 2019 van een ondertoezichtstelling.

2.3.      Op 21 januari 2019 heeft vader de dochter aangemeld bij D voor een behandeling door verweerster.

2.4.      Bij e-mail van 24 januari 2019 heeft F aan klaagster onder meer het volgende geschreven:

“Vader heeft inmiddels contact met de huisarts en heeft een verwijzing voor hulpverlening van E.

Vader heeft contact gehad met psycholoog voorgesteld door moeder. Deze is ziek, met prognose tot midden februari.

Hierop heeft vader de psycholoog die E heeft gehad voor haaienfobie benaderd. Deze kan over 1 ½ week starten en E zou graag bij deze therapeut in behandeling gaan, mede omdat ze al een vertrouwensband heeft op gebouwd.

@Moeder: ik verzoek u dringend om toestemming te verlenen voor de inzet van de hulp. Ik wijs u erop dat er een VOTS loopt.”

2.5.      Bij e-mail van 31 januari 2019 heeft verweerster aan klaagster het volgende geschreven:

“Wij hebben uw mail ontvangen dat u geen toestemming geeft voor aanmelding van E bij D, voor behandeling bij ondergetekende.

Echter na overleg o.a. met jeugdbescherming en intern, is ons duidelijk dat behandeling van E op korte termijn noodzakelijk is en E heeft haar wens uitgesproken bij mij in behandeling te komen. Gezien het feit dat zij 12 jaar oud is kan vanuit de Wet Geneeskundige behandelovereenkomst een kind in behandeling genomen worden ook zonder toestemming van (beide) ouders, als behandelaar op basis van de informatie vindt dat deze behandeling noodzakelijk is.

Ik hoop u zo voldoende te hebben geïnformeerd. Als u nog aanvullende toelichting wenst, kunt u contact met ons opnemen per mail of via de receptie een (bel)afspraak inplannen.

Ik zal deze mail ter informatie ook doorsturen naar de vader van E en de jeugdbeschermer G, zodat iedereen op de hoogte is.”

2.6.      Op 7 februari 2019 heeft een intake plaatsgevonden. In het verslag staat onder meer het volgende vermeld:

“Met G […] is expliciet besproken dat moeder geen toestemming geeft, maar als G […] wel behandeling wil, dit wel geboden kan worden. Moeder zal wel op de hoogte gehouden worden van de behandeling in grote lijnen. G […] vindt dat goed. Geen inzage in de individuele gespreksverslagen, zodat G […] een plek heeft waar ze zich open kan uiten over beide ouders. Alles bij dusdanige zorgen dat intaker het voor G […] of anderen onveilig acht zal intaker dit met G […] bespreken en dan wel dingen met anderen bespreken als nodig.”

2.7.      Bij e-mail van 8 februari 2019 heeft verweerster aan klaagster het volgende geschreven:

“Ik heb inmiddels een intakegesprek gehad met E en haar vader, daarna heb ik de informatie besproken en afgewogen in ons MDO (multi disciplinair overleg) en mijn team is van mening dat wij E bij D in behandeling kunnen nemen, om de volgende redenen:

1.      E weet dat u geen toestemming geeft en wil nog steeds graag in behandeling en kan dit goed uitleggen.

2.      Wij zien hiervoor ook indicatie gezien haar klachten en ik acht mijzelf, tevens getoetst door en in samenwerking met mijn MDO vastgesteld, voldoende bekwaam.

Volgende week hebben wij een adviesgesprek met E en vader om het behandelplan te bespreken. Als E nog steeds behandeling wil en akkoord gaat met het behandelplan, zal de behandeling starten.

Ik zelf zal de individuele behandeling van E gaan uitvoeren.

Mijn collega H zal ouderbegeleiding bieden aan vader.

En waar nodig zullen wij overleggen met school en evt. andere betrokken partijen.

Ik nodig u ook nogmaals uit voor een kennismaking om betrokken te worden bij de behandeling. Als u echter niet wilt deelnemen aan de behandeling zal ik u uiteraard wel informeren over het behandelverloop.

Binnenkort zal ik ter kennisgeving het behandelplan dan aan u doen toekomen. Dit zou ik het liefste via onze beveiligde portal doen. Maar als u niet wilt meewerken aan de behandeling hoor ik graag hoe u het behandelplan wilt ontvangen. Ik wil u wel om toestemming vragen uw mailadres in het dossier te noteren, zodat ik u wel over het verloop kan informeren. Andere persoonsgegevens zal ik dan uit het dossier laten verwijderen.”

2.8.      Op 11 februari 2019 is een behandelplan opgesteld. Hierin staat onder meer het volgende vermeld, voor zover van belang:

“E is een 12 jarig meisje, bekend met hoogbegaafdheid.

(…)

Doelen

E snapt haar klachten beter (zowel haar pijn- en angst/blokkades).

E kan beter met haar klachten omgaan.

E gaat weer naar school.

Vader kan E beter liefdevol begrenzen en stimuleren tot gewone schoolgang.”

2.9.      Bij e-mail van 5 maart 2019 heeft verweerster het volgende aan klaagster geschreven:

“Ik heb nog niet van u vernomen hoe u het behandelplan wil ontvangen. U heeft straks een afspraak bij G, ik zal via hem het behandelplan aan u doen toekomen.”

2.10.    Bij e-mail van 6 maart 2019 heeft klaagster aan verweerster het volgende geschreven:

“Dank u wel ik heb het behandelplan inmiddels ontvangen.

Ik wil u verzoeken om mij het gehele dossier van E te doen toekomen. Hiermee bedoelende zowel haar dossier betreft haar EMDR-therapie bij u tegen haar haaien angst áls haar dossier betreft de hernieuwde opname bij u, waarvoor ik geen toestemming heb verleende en waarop uw ‘behandelplan’ betrekking heeft. De dossiers kunt u sturen naar: J of naar onderstaand adres.

Verder laat ik u bij deze weten dat ik de heer van Bentem opdracht heb gegeven om een tuchtrechterlijke procedure tegen u te entameren.”

2.11.    Bij e-mail van 11 maart 2019 heeft verweerster aan klaagster het volgende geschreven:

“In de bijlage treft u het formulier aan waarmee u het dossier van E kunt opvragen. U kunt dit formulier invullen en dan aan ons doen toekomen.

Omdat E 12 jaar is, moet zij wel ook zelf toestemming geven. Ik heb haar daarom al geinfomeerd dat u het dossier hebt opgevraagd, maar dat zijzelf daar ook toestemming voor moet geven.

Daarop heeft zij te kennen gegeven zelf eerst het dossier te willen lezen, voordat ze daarover beslist.

Ik zal met E een afspraak maken om samen het dossier door te lezen. Dan kan ze daarna beslissen.

Als ik uw formulier getekend heb ontvangen zal ik daarna, nadat E het dossier gelezen heeft, vragen of zij toestemming geeft.

Ik zal u na ontvangst van het formulier op de hoogte houden van het vervolg”

2.12.    Klaagster heeft het formulier niet geretourneerd.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd heeft gehandeld met hetgeen een goed zorgverlener betaamt omdat:

a.    zij de dochter in februari 2019 in behandeling heeft genomen zonder dat daaraan een rechtsgeldig tot stand gekomen behandelovereenkomst ten grondslag ligt;

b.    zij bij de dochter verrichtingen ter uitvoering van een behandelovereenkomst heeft uitgevoerd en nog uitvoert, zonder toestemming van klaagster als de mede met het gezag belaste ouder;

c.     zij de dochter in behandeling heeft genomen, terwijl zij bekend is met de hoogbegaafdheid van de dochter en met de complexe scheidingsproblematiek, maar niet de voor behandeling van de dochter vereiste specialisatie en ervaring heeft;

d.    zij een behandelplan voor de dochter heeft opgesteld zonder deugdelijk onderzoek naar de oorzaak van de klachten, althans heeft zij een behandelplan voor de dochter opgesteld en is dat aan het uitvoeren, waarbij slechts aan symptoombestrijding wordt gedaan en niet wordt gewerkt aan de werkelijke problematiek van de dochter;

e.    zij weigert om op eerste verzoek de behandeldossiers van de dochter in kopie aan haar te verstrekken en de verstrekking daarvan afhankelijk stelt van de toestemming van de dochter.

f.     ingetrokken;

g.    zij deelneemt aan het zogeheten uitvoerdersoverleg van F en in dat kader persoonsgegevens van de dochter tot zich neemt, verwerkt en kenbaar maakt aan de deelnemers aan dit overleg.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.         Het college stelt voorop dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep is aanvaard. In het tuchtrecht gaat het om persoonlijke betrokkenheid.

5.2. Het college zal klachtonderdelen a tot en met d gezien de samenhang gezamenlijk bespreken. Deze klachtonderdelen hebben alle betrekking op de behandeling door verweerster van de dochter. 

5.3.      Uitgangspunt is dat voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelingsovereenkomst de toestemming van de patiënt is vereist. Indien de patiënt minderjarig is en de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, is tevens de toestemming van de ouders die het gezag over hem uitoefenen vereist. De verrichting kan evenwel zonder de toestemming van de ouders worden uitgevoerd, indien zij kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen, alsmede indien de patiënt ook na de weigering van de toestemming, de verrichting weloverwogen blijft wensen (artikel 7:450 Burgerlijk Wetboek).

5.4.      Vast staat dat klaagster geen toestemming heeft gegeven voor verrichtingen ter uitvoering van een behandelovereenkomst van de dochter. Uit de feiten komt naar voren dat de behandeling van de dochter kennelijk nodig is teneinde ernstig nadeel voor haar te voorkomen. De huisarts heeft een verwijzing voor hulpverlening van de dochter gegeven. F heeft klaagster dringend verzocht om toestemming te verlenen voor de inzet van de hulp van de dochter, terwijl sprake was van een voorlopige ondertoezichtstelling. En vo or verweerster was het duidelijk dat na overleg met jeugdbescherming en na intern overleg de behandeling van de dochter op korte termijn noodzakelijk was.

5.5.      Bovendien is voor het college aannemelijk dat de dochter -na de weigering van klaagster van toestemming- de behandeling weloverwogen bleef wensen. Nergens blijkt dat de dochter geen behandeling wenst. Integendeel, de dochter zou graag bij verweerster in behandeling gaan, mede omdat ze al een vertrouwensband had opgebouwd wegens een behandeling in het verleden.

5.6.      In het behandelplan staat vermeld dat de dochter hoogbegaafd is. De doelen van behandeling zijn dat de dochter haar klachten beter snapt, ermee kan omgaan en weer naar school gaat. Verweester heeft aangevoerd dat zij generiek is opgeleid en als zodanig voldoende deskundig en bekwaam is om tot behandeling van deze problematiek over te gaan. Verder voert zij aan dat zij EMDR geceretificeerd is en dat zij in haar praktijk ook regelmatig comorbide stoornissen behandelt als gevolg waarvan zij ook ervaring heeft met complexe echtscheidingssituaties. Het college is van oordeel dat verweerster in aanmerking genomen de doelen van het behandelplan voldoende is gekwalificeerd en in staat is om de dochter te behandelen.

5.7.      Gelet op vorenstaande is het college derhalve van oordeel dat de behandelig van de dochter door verweerster kan worden uitgevoerd en dat de klachtonderdelen a tot en met d dus ongegrond zijn.

5.8.      Het klachtonderdeel onder e betreft de weigering van verweerster op eerste verzoek de behandeldossiers van de dochter te verstrekken en de verstrekking afhankelijk te maken van toestemming van de dochter.

5.9.      Verweerster voert hiertegen aan dat het niet zo scherp ligt dat de wetgever een kind van 12 jaar haar eigen recht op geheimhouding geeft. Bij D moet voor het verkrijgen van een medisch dossier een formulier worden ingevuld. Het is bedoeld om de ontvanger van de geheimhoudingbewust te maken. Na ondertekening van het formulier moeten kinderen tussen de 12 en 16 jaar oud ook zelf toestemming geven voor het vrijgeven van de informatie. Verweerster voert verder aan dat het aan haar is als behandelaar om te bepalen of het delen van de informatie in het belang is van de behandeling.

5.10.    Volgens het college slaagt dit verweer. Verweerster heeft het formulier gebruikt dat binnen D gebruikelijk is in soortgelijke situaties. Daarnaast kan zij voor het verstrekken van informatie een eigen afweging maken of het delen van informatie in het belang is van de behandeling. Verweerster heeft zorgvuldig gehandeld door niet op eerste verzoek de behandeldossiers van de dochter te verstrekken. Dit klachtondedeel is derhalve ongegrond.

5.11.    Met betrekking tot het klachtonderdeel onder g, dat verweerster deelneemt aan het uitvoerdersoverleg van F en in dat kader persoonsgegevens van de dochter tot zich neemt, verwerkt en kenbaar maakt aan de deelnemers aan dit overleg, overweegt het college als volgt.

5.12.    Verweerster heeft aangevoerd dat zij met inachtneming van de privacy informatie deelt in het uitvoerdersoverleg. Het is het college niet gebleken dat de privacy niet in acht wordt genomen. Dit betekent dat dit klachtonderdeel eveneens ongegrond is.

5.13.    De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht (kennelijk) ongegrond.

Aldus beslist op 25 september 2019 door:

E.A. Messer, voorzitter,

E.S.J. Roorda-de Man en N.A.M. Perquin, leden-gezondheidszorgpsycholoog,

bijgestaan door S.S. van Gijn, secretaris.

WG                                                                                                     WG

secretaris                                                                                       voorzitter