ECLI:NL:TGZRAMS:2019:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/095

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:177
Datum uitspraak: 30-08-2019
Datum publicatie: 30-08-2019
Zaaknummer(s): 2019/095
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster ondanks herhaalde verzoeken niet het volledig medisch dossier aan klaagster heeft toegezonden. Ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 25 februari 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde: de heer C, wonende te D,             

tegen

E,

verloskundige,

werkzaam te G,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. S.J. Berkhoff-Muntinga, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de op 21 juni 2019 binnengekomen stukken van (de gemachtigde van) klaagster;

-                      het proces-verbaal van het op 28 juni 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Verweerster is werkzaam als verloskundige en samen met een collega-verloskundige is zij de praktijkhoudster van een verloskundigenmaatschap. Klaagster heeft ook een klacht ingediend tegen de collega-verloskundige van verweerster (hierna: de collega), geregistreerd door het college onder nummer 2019/094. Omwille van het overzicht van de gebeurtenissen wordt in beide zaken het gehele feitencomplex weergegeven.

2.2.      Op 12 juli 2019 heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met de praktijk van verweerster. De zwangerschapskaart vermeldt hierover:

“ 12-07-2018

Aanmelding: triage Rondom zwanger +, zws. vit +, MvM+, intake gepland, vroege echo / termijn gepland .”

2.3.      Op 16 juli 2018 heeft een echoscopiste (niet zijnde verweerster of haar collega) bij klaagster een abdominale echo verricht. De zwangerschapskaart vermeldt hierover:

“ 16-07-2018     

Amenorroeduur  4+6

Periode             voor 1e controle

type/echo          intacte zwangerschap

Ligging 

Placenta

Vruchtwater

Uitvoerder         [naam verweerster]

Kleine vruchtzak in utero vn ong 5 weken , verder nog niets te zien wschlijk te vroeg , test 8-7-2018 pos daarvoor negatief , oac cyclus (gedaan door [initialen echoscopiste]”.

2.4.       Op 8 augustus 2018 heeft de collega van verweerster (verweerster in de zaak met nummer 2019/095) een transvaginale echo verricht. In verband met een verdenking op een buitenbaarmoederlijke zwangerschap heeft de collega van verweerster klaagster doorverwezen naar het ziekenhuis. De zwangerschapskaart vermeldt hierover (onder andere):

“08-08-2018

Op de echo geen intra uterine graviditeit te zien

Mogelijk EUG! Rechter ovarium, (geen pos hartactie gezien)

Vocht in douglas

Graag consult verdenking EUG!”

en

“08-08-2018 telefonisch

Klin vlk  [naam kl. verloskundige] gesproken, blijkt inderdaad een EUG, Mw gaat morgen voor laparascopie.”

2.5.      Op 13 augustus 2018 heeft de praktijk van verweerster het bericht ontvangen dat klaagster is geopereerd (in een ander ziekenhuis dan het ziekenhuis waar de collega van verweerster haar naartoe had verwezen).

2.6.      Uit de zwangerschapskaart blijkt dat medewerkers van de praktijk nadien een aantal keer hebben geprobeerd (telefonisch) contact op te nemen met klaagster om te informeren hoe het met haar ging.

2.7.      Op 1 oktober 2018 heeft klaagster, samen met haar partner, een gesprek gehad met de collega van verweerster. Klaagster heeft in dit gesprek haar onvrede geuit over de wijze waarop de eerste echo was verricht en benadrukt dat de begeleiding door de verloskundigenpraktijk beëindigd was.

2.8.      Op 26 december 2018 heeft klaagster per e-mail aan de collega van verweerster verzocht haar een kopie van haar (volledig) medisch dossier toe te sturen.

2.9.      Nadat verweerster klaagster per e-mail had geïnformeerd dat haar collega wegens vakantie afwezig was, heeft klaagster per e-mail van 27 december 2018 verweerster verzocht een kopie van haar medisch dossier toe te zenden. Verweerster heeft de e-mail van klaagster diezelfde dag beantwoord. In de e-mail aan klaagster staat (onder andere) vermeld:

“Geachte mevrouw [naam klaagster]

Ik zal er zorg voor dragen. Met uw toestemming kan ik u uw zwangerschapskaart vandaag per post toesturen.

Ik hoor graag van u

(…)”.

2.11.    Klaagster heeft per e-mail verweerster beantwoord. In de e-mail van 27 december 2018 van klaagster aan verweerster staat (onder ander) het volgende :

(…)

Geachte mevrouw  [naam verweerster]

Door mij is u op een ondubbelzinnige wijze verzocht om een kopie van het medisch dossier. Vanzelfspredend dient al hetgeen dat onderdeel uitmaakt van het medisch dossier, behoudens persoonlijke werkaantekeningen die niet voor het medisch dossier bestemd zijn, dan ook door u aan mij te worden verstuurd.

Conform de richtlijn van de KNMG kan dit door het per post aangetekend te versturen.

Met inachtneming van het vorenstaande wordt door mij aan u toestemming gegeven het gevraagde vandaag per (aangetekende) post aan mij toe te sturen.

(….)”.

2.12.    Op 8 januari 2019 heeft klaagster verweerster nogmaals een e-mail gestuurd. In die e-mail staat (onder andere) vermeld :

“Geachte mevrouw [naam verweerster]

Op 28 december 2018 ontving ik uw op 27 december 2018 per aangetekende post aan mij toegezonden stukken, van welke stukken bijgevoegd een gescand exemplaar.

Ondanks alle verzoeken van mij aan uw praktijk, zowel verloskundigen als echo, om toezending van mijn volledig medisch dossier, is door u mijn volledig medisch dossier niet aan mij toegezonden.

1.      Uit de KNMG-richtlijnen blijkt dat alle onderdelen van een papieren dossier volledig moeten worden gescand en opgeslagen voordat ze worden vernietigd en mag in ieder geval niet worden volstaan met een samenvatting en/of onvolledige dan wel onjuiste digitale opslag.

2.      Op 12 juli 2018 heb ik telefonisch een kennismakingsgesprek met uw praktijkassistente mevrouw [naam praktijkassistente] gehad waarin onder meer de afspraak gemaakt tot het inplannen van een ‘vroege echo’, welke echo inwendig/vaginaal zal plaatsvinden.

(…)”

2.13.      Op 30 januari 2019 heeft klaagster een e-mail ter herinnering gestuurd aan verweerster. Diezelfde dag is per e-mail aan klaagster bericht dat verweerster en haar collega inmiddels contact hadden gezocht met iemand van de G, die de zaken verder af zouden handelen.

2.14.     Per e-mail van 1 februari 2019, geadresseerd aan zowel verweerster en aan haar collega, heeft klaagster nogmaals verzocht om afgifte van haar volledig medisch dossier dan wel haar te berichten waarom daartoe niet werd overgegaan.

2.15.     Per e-mail van 1 februari 2019 aan de collega van verweerster heeft klaagster (onder andere) verzocht haar te berichten waarom haar e-mail van 26 december 2018 niet door de collega van verweerster is beantwoord.

2.16.     Op 4 februari 2019 heeft klaagster per-email aan de collega van verweerster een bericht gestuurd over het logo en de aftiteling van de e-mails van de verloskundigenpraktijk.

2.17.     Op 14 februari 2019 hebben verweerster en haar collega klaagster per e-mail een brief gestuurd, waarin zij (onder andere) ingaan op het verloop van de verloskundige begeleiding aan klaagster en reageren op het bericht van klaagster over de aftiteling van de e-mails van verloskundigenpraktijk. In deze brief staat verder (onder andere) vermeld:

“(…)

U heeft recht op een kopie van uw dossier en een kopie van uw dossier is dan ook, toen u daarom verzocht, aangetekend naar u verzonden. Indien u van mening bent dat het niet volledig is, dan vernemen we graag van u wat er volgens u ontbreekt.”

2.18.      Op 25 februari 2019 heeft klaagster onderhavige tuchtklacht ingediend.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster ondanks herhaalde verzoeken niet het volledig medisch dossier aan klaagster heeft toegezonden.

Ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek heeft (de gemachtigde van) klaagster toegelicht dat – voor zover zijn klacht ziet op onjuiste dossiervorming – dat niet expliciet hoeft te worden aangegeven, omdat het niet volledig overleggen van het dossier en onjuiste dossiervorming onafscheidelijk met elkaar verbonden zijn. Er mag verwacht worden dat het dossier op de juiste manier wordt bijgehouden en dat dit ook in zijn volledigheid wordt overgedragen. Volgens klaagster zijn er heel veel zaken niet in terug te vinden in het dossier die er wel in hadden moeten staan, zoals (onder meer) het besprokene en de verkregen toestemming omtrent de vaginale echo, de informatie die klaagster als patiënt heeft gegeven en dient de indicatie voor de specifieke diagnose ‘echo’ te worden aangetekend op de medische kaart. Ook ontbreekt een verwijsbrief naar het ziekenhuis, aldus klaagster.

Volgens klaagster is in haar medisch dossier niet neergelegd waarom afgeweken is van de professionele standaard, nu de (eerste) echo gemaakt werd door een echoscopiste die niet zelfstandig bevoegd was een vaginale echo uit te voeren en onbevoegd en onbekwaam echobeelden zelfstandig te beoordelen. Ook is in het medisch dossier niets neergelegd over de onbekwaamheid van de echoscopiste.

Daarnaast is zij ervan overtuigd dat er nog een schaduwdossier moet zijn, dat niet aan haar is overgelegd, aldus klaagster.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Ter onderbouwing van haar verweer voert verweerster aan dat zij het volledig dossier heeft overlegd en niets heeft achtergehouden. Het verloskundig dossier is er voor de continuïteit en de kwaliteit van de gezondheidszorg. Daar schrijf je in wanneer je iemand hebt gezien, wat de bevindingen waren en wat het beleid is geweest. De verwijzing naar het ziekenhuis is geschiedt via H. Een specialistenbrief uit één van de ziekenhuizen waar klaagster is gezien in verband met de buitenbaarmoederlijke zwangerschap, heeft zij niet ontvangen, aldus verweerster.

5.         De beoordeling

5.1.   Het college wijst er allereerst op dat het bij de tuchtrechtelijk toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Individuele verwijtbaarheid is daarbij het uitgangspunt.

5.3.      De klacht van klaagster dat verweerster ondanks herhaalde verzoeken niet het volledig medisch dossier heeft overlegd, kan niet slagen. Klaagster heeft op 27 december 2018 verweerster per e-mail verweerster verzocht het medisch dossier te overleggen. Aan dat verzoek heeft verweerster diezelfde dag uitvoering gegeven door haar de zwangerschapskaart (inclusief de verwijzing via H) te sturen. Achteraf bezien was het wellicht beter geweest ook direct een USB-stick met beelden van de echo’s mee te sturen, maar dat maakt echter niet dat verweerster hier een tuchtrechtelijk verwijt treft. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster de intentie had (of heeft) de echo-beelden achter te houden. Van het niet direct (volledig) overleggen van het medisch dossier kan verweerster dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het college heeft bovendien geen enkele aanleiding te veronderstellen dat er nog een schaduwdossier zou bestaan, zoals door klaagster ter gelegenheid van het mondeling vooronderzoek naar voren heeft gebracht.

5.4.      Anders dan klaagster is het college van oordeel dat gebrekkige dossiervorming een wezenlijk andere klacht betreft dan het niet op verzoek van klaagster het dossier te overleggen. Voor zover klaagster bedoelt te klagen over gebrekkige dossiervorming, oordeelt het college als volgt. In het tuchtrecht is persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt. Verweerster is niet persoonlijk betrokken geweest bij de triage op 12 juli 2018, de consulten van klaagster van 16 juli 2018, 8 augustus 2018 of anderszins bij de begeleiding van klaagster. Klaagster kan dan ook niet worden ontvangen in haar klacht jegens verweerster.

5.5.      Wellicht ten overvloede merkt het college op dat de echoscopiste de aantekening op de zwangerschapskaart van 12 juli 2018 zodanig vormgegeven dat de inhoud van de (be)handeling gewaarborgd is en daar over rekenschap kan worden afgelegd, een en ander op een binnen de beroepsgroep gangbare wijze. Anders dan klaagster, is het college niet van oordeel dat (bijvoorbeeld) klaagsters toestemming voor de verrichting op de zwangerschapskaart aangetekend had moeten worden. Wellicht ten overvloede merkt het college op dat toestemming voor een behandeling niet schriftelijk hoeft te worden gegeven en daaruit voortvloeiend ook niet altijd aangetekend (of toegevoegd) hoeft te worden in (aan) het dossier; slechts wanneer klaagster uitdrukkelijk had verzocht om het vastleggen van haar toestemming ingevolge het bepaalde in artikel 7:451 BW had dit dienen te gebeuren, maar dat heeft het college niet kunnen vaststellen.

5.5.      Evenmin horen naar het oordeel van het college bijvoorbeeld aantekeningen met betrekking tot het bepaalde in artikel 35 Wet BIG en artikel 37 Wet BIG thuis in een medisch dossier, nu dat niet het doel dient van een medisch dossier, namelijk het mogelijk maken van goede hulpverlening.

5.6.      Wat betreft de aantekening omtrent de telefonische triage verricht door de praktijkassistente op 12 juli 2018 en al dan niet noteren van aanwezige buikpijn en bloedverlies, kan verweerster daarvan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, maar ligt de verantwoordelijk voor de juistheid van de triage en de notitie daarvan op de zwangerschapskaart bij de praktijkassistente. Dit zou anders zijn als de patiëntveiligheid binnen de verloskundigenpraktijk in het geding zou zijn door de triage. Daarover is echter uitdrukkelijk niet geklaagd.

5.7.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is voor zover de klacht betrekking heeft op het overleggen van het medisch dossier en voor zover klaagster bedoelt te klagen over gebrekkige dossiervorming, de klacht niet-ontvankelijk is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 30 augustus 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

F.C.D. Buist en M.L.A. van Heijst, leden-verloskundige,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris.

WG  secretaris                                                                                        WG   voorzitter