ECLI:NL:TGZRAMS:2019:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/317

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:17
Datum uitspraak: 13-02-2019
Datum publicatie: 13-02-2019
Zaaknummer(s): 2018/317
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerster eigenrichting door hem te verdenken van, beschuldigen van en veroordelen voor een strafbaar feit, het voorspellen van het plegen van strafbare feiten en de eigen voorspellingen als absoluut te beschouwen. Het afleggen van een valse verklaring en het plegen van valsheid in geschrifte. Kennelijk ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 31 juli 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

psychiater,

werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. M.J. de Groot te Utrecht

1. De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

- de extra aanvulling op het klaagschrift;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het proces-verbaal van het op 29 november 2018 gehouden vooronderzoek met de bijlagen.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2. De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Bij klager is in 1998 de diagnose schizofrenie van het paranoïde type gesteld. Differentiaal diagnostisch werd ook gedacht aan een autisme spectrum stoornis met psychotische kenmerken. Klager verblijft sinds begin 2017 met een rechterlijke machtiging in een psychiatrische instelling. Sinds 15 maart 2017 is sprake van dwangbehandeling op basis van extern gevaar.

Verweerster is geneesheer-directeur van de instelling en in het verleden (2008) enige tijd behandelend psychiater van klager geweest.

Bij brief van 21 juni 2018 is klager door de waarnemend geneesheer-directeur van de instelling geïnformeerd over verlenging van de termijn van de dwangbehandeling. De overwegingen luiden:

U bent opgenomen met een rechterlijke machtiging in verband met een psychose en er was in de periode voor de opname ernstig gevaar i.v.m. veelvuldige ernstige dreigementen ten aanzien van verschillende mensen uit uw omgeving en aan het adres van uw behandelaars. Deze dreigementen hadden te maken met uw overtuiging dat u zelf door uw ouders seksueel misbruikt was en dat uw kinderen seksueel misbruikt werden. Ook bent u van mening dat de GGZ uw leven doelbewust kapot wil maken door de verkeerde diagnose te stellen.

Tijdens opname hebt u vanaf maart 2017 dwangbehandeling met medicatie gekregen. U werkte zelf hard aan uw herstel door te werken aan dagbesteding en door psychotherapie te volgen. Het contact met uw ouders verliep beter. U wilde in verband met bijwerkingen uw medicatie afbouwen hetgeen gebeurd is. Helaas zien uw behandelaars binnen 2 maanden na afbouw van de medicijnen oude patronen terugkeren zoals dreigend en agressief gedrag in het contact met het behandelend team en dreiging met suïcide. U bent het niet eens met vrijwillige medicamenteuze behandeling.

Samengevat is het naar mijn mening in proportie om het geven van dwangmedicatie te kunnen verantwoorden. Er is geen andere mogelijkheid om het gevaar af te wenden. Het nemen van medicatie is naar de mening van het behandelend team effectief gebleken .”

Bij beslissing van dezelfde datum van het behandelteam is klager een beperking in het recht op bewegingsvrijheid opgelegd tot de afdeling intensive care van de instelling wegens:

x nadelige gevolgen voor uw gezondheidstoestand

- [….]

x ter voorkoming van strafbare feiten

Klager heeft tegen deze beslissingen een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Verweerster is als waarnemer van de waarnemend geneesheer-directeur bij de zitting van de klachtencommissie aanwezig geweest. Bij beslissing van 20 juli 2018 heeft de klachtencommissie de klachten ongegrond verklaard en het verzoek van klager tot schorsing van de beslissingen afgewezen.

Klager heeft zich hierop tot de rechtbank gewend, die bij beslissing van 25 september 2018 beide klachten van klager ongegrond heeft verklaard.

Van januari 2018 is de medicatie olanzapine op verzoek van klager geleidelijk afgebouwd tot een gehele stop begin april 2018. Klager wilde naar het E om te laten onderzoeken of de diagnose ASS bij hem gesteld zou kunnen worden. De daartoe gemaakte afspraak is door klager afgezegd. Op 21 juni 2018 is klager overgeplaatst naar de High Intensive Care afdeling en heeft een herstart met de medicatie plaatsgevonden.

3. De klacht en het standpunt van klager

Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerster:

1. eigenrichting door hem te verdenken van, beschuldigen van en veroordelen voor een strafbaar feit, het voorspellen van het plegen van strafbare feiten en de eigen

voorspellingen als absoluut te beschouwen;

2. het afleggen van een valse verklaring;

3. het plegen van valsheid in geschrifte.

Ter toelichting heeft klager onder meer het volgende aangevoerd.

Als klager een strafbaar feit heeft begaan dient daarvan aangifte te worden gedaan. Het strafrechtelijk traject is door de medici gepasseerd door hem te straffen met dwangmedicatie en vrijheidsbeperkende maatregelen.

Tegenover de klachtencommissie heeft verweerster ter zitting verklaard dat klager gezegd zou hebben de kinderen van een behandelaar iets aan te doen. Dat is absoluut niet waar, maar door de klachtencommissie klakkeloos overgenomen.

De klacht van klager gaat niet over de behandeling. De klacht is dat verweerster de klachtencommissie heeft verteld dat klager strafbare feiten heeft gepleegd, terwijl dat niet waar is. De argumenten die zijn gebruikt om de dwangbehandeling te starten en te verlengen zijn valse argumenten. Zodra klager geen medicatie gebruikt wordt hij beschuldigd van strafbare feiten, terwijl er kan worden besloten hem niet te beschuldigen als hij wel medicatie gebruikt. Klager wil geen antipsychotica gebruiken, hij is van mening ze niet nodig te hebben en heeft last van de medicatie.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Zij heeft in dat kader onder meer het volgende aangevoerd.

De beslissing dwangbehandeling is in maart 2018 nog verlengd, omdat met klager geen overeenstemming te bereiken was over een verantwoorde behandeling met opbouw van de medicatie bij een terugval.

Vanaf april 2018 hebben zich incidenten voorgedaan, te weten dat klager zich verbaal dwingend en agressief gedroeg ten opzichte van de GZ-psycholoog, verbaal agressief en fysiek dreigend naar moeder/ouders, dwingend, verbaal agressief en dreigend jegens de behandelend psychiater en de verpleegkundig specialist. Klager was ernstig dreigend wanneer over hervatting van de medicatie werd gesproken. Klager is op 23 mei 2018 van de open naar de gesloten afdeling overgeplaatst wegens acuut dreigend gevaar, in de vorm van suïcidegevaar en gevaar van agressie naar derden. De overplaatsing op 21 juni 2018 naar de High Intensive Care was nodig omdat op andere wijze de veiligheid voor klager zelf en voor anderen niet gegarandeerd kon worden en niet kon worden aangevangen met de herstart van de medicatie. Verlenging van de dwangmedicatie was proportioneel vanwege ernstige dreigementen ten aanzien van behandelaars en dreiging met suïcide. Zolang van grote spanning en dreiging met suïcide sprake was, werd ook een (tijdelijke) beperking van de bewegingsvrijheid noodzakelijk geacht. Na de herstart van de olanzapine waren er geen incidenten meer.

De klachten van klager hebben betrekking op de feiten en overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan de beslissingen van 21 juni 2018. Verweerster heeft geen enkele bemoeienis gehad bij deze beslissingen of de aanloop daartoe. Verweerster heeft slechts waargenomen voor de waarnemend geneesheer-directeur ter zitting van de klachtencommissie van 9 juli 2018.

Ter zitting heeft verweerster op basis van de haar bekende informatie de beslissing tot dwangbehandeling toegelicht. Op de vraag van de voorzitter wat in februari 2017 bij de opname het gevaar was, heeft verweerster geantwoord dat klager zijn ambulant behandelaar bedreigd heeft en dat deze behandelaar bang was dat zijn kinderen wat aangedaan zouden worden. Welke de exacte bewoordingen van de dreigementen zijn geweest kan verweerster zich niet herinneren, maar voor verweerster is duidelijk dat er sprake was van bedreiging, zoals ook blijkt uit de voorgeschiedenis in het medisch dossier. Daarom is zij op het verzoek van klager om te rectificeren niet ingegaan. Omdat verweerster voor het overige niet betrokken is geweest dient de klacht te worden afgewezen.

5. De beoordeling

De klacht komt er in de kern op neer – zoals klager bij het mondeling vooronderzoek heeft toegelicht – dat klager ten onrechte is beschuldigd van het plegen van strafbare feiten (stalking en bedreiging) en daarvoor is gestraft met dwangmedicatie en beperking van zijn vrijheden, zonder dat daaraan een strafrechter te pas is gekomen (klachtonderdeel 1) en dat verweerster in het kader van de klachtbehandeling bij de klachtencommissie een beroep op die onterechte beschuldigingen heeft gedaan (klachtonderdelen 2 en 3).

De klachtonderdelen kunnen gezamenlijk worden behandeld.

Het college overweegt dat woorden als bedreiging en stalking niet alleen gebruikt kunnen en mogen worden binnen een strafrechtelijk kader, maar ook in het gewone spraakgebruik en binnen het behandelkader waarin klager zich bevindt. In het dossier wordt onderbouwd waarom deze termen zijn gebruikt (verschillende personen voelden zich bedreigd) en stalken betekent niet anders dan het stelselmatig lastigvallen van een persoon, hetgeen eveneens in het dossier wordt onderbouwd. De terminologie is in deze kwestie gebruikt en mocht worden gebruikt als gedragsbeschrijving ter onderbouwing van de gevaarscriteria in een civielrechtelijke procedure inzake dwangbehandeling en gedwongen vrijheidsbeperking. Die bewoordingen zijn in die procedure legitiem en adequaat toegepast en aangevuld met andere gedragsbeschrijvingen en voorbeelden van te verwachten gevaar. Dat een en ander zorgvuldig is onderbouwd, is ook naar voren gekomen in de beslissingen van klachtencommissie en rechtbank. Hetgeen verweerster heeft aangevoerd wordt voorts ondersteund door de inhoud van het medisch dossier.

Bewoordingen als bedreiging en stalking mogen derhalve worden gebruikt buiten het strafrechtelijk kader en niet is gebleken dat deze bewoordingen ten onrechte zijn gebruikt.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist op 13 februari 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

E.D.M. Masthoff en T.A. Wouters, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.

WG WG

secretaris voorzitter