ECLI:NL:TGZRAMS:2019:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/085

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:144
Datum uitspraak: 16-07-2019
Datum publicatie: 16-07-2019
Zaaknummer(s): 2019/085
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt verweerder dat in zijn dossier ten onrechte 8 jaar lang heeft gestaan dat hij een bepaald medicijn gebruikt. Dit heeft tot gevolg gehad dat hij nooit de juiste behandeling voor zijn klachten heeft gekregen, aldus klager.   kennelijk ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 18 december 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

dermatoloog en veneroloog,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: mr. D.M.S. Gribling.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlage;

-                      het aanvullende klaagschrift;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      het proces-verbaal van het op 17 mei 2019 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

 Op 3 juni 2009 is klager gezien op de polikliniek Tropische Ziekten van het ziekenhuis waar verweerder werkzaam is. Na onderzoek is door de behandelend arts de waarschijnlijkheidsdiagnose Parasitose gesteld, waarvoor klager ORAP kreeg voorgeschreven met een lage aanvangsdosis van 1dd 2 mg. Verder is klager verwezen naar de afdeling Dermatologie.

Op 13 juli 2009 is klager op de polikliniek Dermatologie gezien door een arts-assistent onder supervisie van verweerder. Bij klager is een biopt van 3 mm van het behaarde hoofd afgenomen met verdenking op Acanthosis Nigricans. Er is gestart met Denorex shampoo en het medicijn Topicorte voor op de behaarde hoofdhuid. De uitslag van het biopt van 22 juli 2009 sprak van een beeld passend bij een Acanthosis Nigricans. Er was geen inflammatoire dermatose, geen afwijking bij de haarfollikel en geen maligniteit.

Op 27 oktober 2010 is klager voor controle terug geweest bij de arts-assistent. Klager had minder jeuk op het behaarde hoofd en in de nek, maar bleef het gevoel houden dat er iets onder zijn huid zat. Op 7 december 2010 is opnieuw een biopt genomen, waarvan op 13 december 2010 de uitslag is gekomen. Het best passend werd geacht Lichen Simplex Chronicus, een aandoening die wordt veroorzaakt door herhaaldelijk en dwangmatig krabben van de huid. Toxicodermie, een geneesmiddelenreactie, werd niet aangetoond.

Op 18 mei 2016 is klager bij verweerder op het spreekuur gekomen. Verweerder heeft in het medisch dossier genoteerd:

Speciele anamnese: Sinds 15 levensjaar niet meer naar de kapper geweest. Haren groeien niet. Tevens drukkend gevoel op de hoofdhuid en op de rest van het lichaam wat de onbedwingbare behoefte geeft om de huid te masseren. Dhr denkt dat een en ander aan elkaar is gerelateerd.

Lichamelijk onderzoek: 1. Hoofdhuid geen afwijkingen. Sterk krullend haar. Lichtmicroscopisch onderzoek van de hoofdharen laat nodi zien in de haarschacht.

2. Lateraalvan de regio pectoralis hyperkeratotische huid

Conclusie: 1. Trichorrhexis nodosa proximalis.

2. Lichen simplex chronicus wsch ten gevolge van chronische manipulatie

3. Onverklaarbare sensaties aan de huid

Beleid: 1. Uitleg over onschuldige aard. Komt vaker voor bij Afrocarribische personen en zorch voor breekbaar haar en beperkte haargroei.

2. Calmurid creme ad lib.

3. Retour naar uw spreekuur voor opnieuw verwijzing naar SOLK poli.

Klager heeft verweerder bij brief van 20 mei 2016 onder meer geschreven:

Ik ga beslist niet akkoord met u (op 18 mei 2016) verkeerde genomen diagnose.

U behandelde mijn second opinion gecombeneerd met een jaren geleden oude diagnose. (Ik moest een complete nieuwe diagnose krijgen). Dit klopt niet. Ik verzoek u (…) mijn gevraagde second opinion wel helemaal (uitgebreid)  compleet correct uit te voeren.”

Klager heeft verweerder hierna op 6 juli 2016 weer bezocht. Verweerder heeft in het medisch dossier genoteerd:

Speciele anamnese: patient is niet tevreden na laatste conslut. Wil verder bloed en of huid onderzoek middels bioptie. Denkt mogelijk aan relatie mete medicatie als verklaring voor de klachten van vettige en verdikte huid. Wil niet verder over de klachten praten als oplossing maar onderzoek.

Beleid: Nogmaals uitgelegd dat verder onderzoek geen zin heeft. Retour huisarts voor verder beleid.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerder:

a.    dat in klagers medisch dossier ten onrechte acht jaar lang is blijven staan dat hij ORAP gebruikte;

b.    dat verweerder niet het juiste onderzoek heeft uitgevoerd en daardoor een verkeerde diagnose heeft gesteld.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat hij maar een paar weken ORAP heeft gebruikt en daarmee vanwege de bijwerkingen snel is gestopt. Doordat het in het dossier bleef staan kon klager al die jaren nergens een juiste behandeling of second opinion krijgen. Er is een stempel op klager gedrukt waar hij niet makkelijk af komt. Omdat klager toestemming heeft gegeven dat het medisch dossier wordt uitgewisseld met andere zorginstellingen, weten andere zorginstellingen, zoals klagers huisarts, dat klager ORAP heeft gebruikt en behandelen zij hem alsof hij ook psychische problemen heeft.

Omdat zijn haar vanaf zijn 14e/15e jaar niet veel groeide probeerde klager aan te geven wat de oorzaak misschien zou kunnen zijn. Verweerder hield een stukje haar onder de microscoop en had daarna een simpel verhaal dat het bij kleurlingen vaker voorkomt dat ze last hebben van de haargroei. Klager heeft gehoord dat een goed onderzoek van de wortel van je haar moet plaatsvinden via een kweek bij het laboratorium.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Hij heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat het juist is dat ten onrechte van 2009 tot 2016 in het dossier is blijven staan dat klager ORAP gebruikte. Verweerder heeft klager evenwel voor het eerst op zijn eigen spreekuur gezien op 18 mei 2016. Op dat moment kwam hij erachter dat klager geen ORAP meer gebruikte en heeft hij dit in het medisch dossier gerectificeerd. In de brief aan de huisarts van 18 mei 2016 is abusievelijk nog wel blijven staan dat klager ORAP gebruikte, maar in de correspondentie nadien is die fout niet meer gemaakt. Klager is onder supervisie van verweerder in 2009 en 2010 gezien door een arts-assistent. Bij die gelegenheden is het (al dan niet) gebruiken van ORAP niet ter sprake geweest en de foute notering niet opgemerkt. Het gebruik van ORAP is niet bepalend geweest voor de diagnostiek en behandeling van de aandoeningen van klager en daarom is daar geen aandacht aan gegeven.

Verweerder meent dat hij een juist onderzoek heeft uitgevoerd. Op basis van de informatie van klager en zijn sterk krullend haar vermoedde verweerder dat bij klager sprake was van Trichorrhexis Nodosa Proximatis, een aandoening die zorgt voor breekbaar haar en beperkte haargroei, en die vaker voorkomt bij Afro Caribische mensen. Onderzoek onder de lichtmicroscoop liet zien dat er sprake was van nodi in de haarschacht, wat het vermoeden van verweerder bevestigde. Nader onderzoek door middel van het afnemen van een kweek was niet nodig, omdat geen tekenen van een ontsteking (irritatie of roodheid van de huid, schilfers of puistjes) aanwezig waren, die op een schimmel zouden kunnen wijzen.

5.         De beoordeling

Het college overweegt als volgt.

Verweerder erkent dat ten onrechte in het medisch dossier is blijven staan dat klager ORAP gebruikte. Verweerder heeft die medicatie niet aan klager voorgeschreven. Bij de consulten in 2009 en 2010 bij de arts-assistent, die onder supervisie van verweerder werkte, is dit niet opgemerkt, in ieder geval niet gecorrigeerd. Bij het eerste bezoek dat klager aan verweerder rechtstreeks bracht, op 18 mei 2016, heeft verweerder het alsnog gecorrigeerd. Nog daargelaten de vraag of verweerder kan worden verweten dat het gebruik van ORAP lange tijd ten onrechte in het medisch dossier is blijven staan, overweegt het college dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat deze vermelding bij anderen dan de huisarts is terechtgekomen, noch voor het oordeel dat het de consulten en onderzoeken van klager in het ziekenhuis waar verweerder werkzaam is, of elders, negatief heeft beïnvloed. De enkele stelling van klager is daarvoor onvoldoende. Dit betekent dat klachtonderdeel a. ongegrond is.

Met betrekking tot klachtonderdeel b. staat vast dat in 2009 en 2010 biopten van de behaarde hoofdhuid zijn genomen en dat de meest passende diagnose uitkwam op Lichen Simplex Chronicus. Op basis van de van klager verkregen informatie en verder onderzoek heeft verweerder in 2016 de werkdiagnose Trichorrhexis Nodas Proximalis gesteld en naar het oordeel van het college mogen stellen. Het door verweerder verrichte onderzoek, namelijk een lichtmicroscopisch onderzoek van de haren, is de enig juiste manier ter bevestiging van deze werkdiagnose. Een kweek voegt daaraan niets toe en wordt overigens uitsluitend verricht indien er pustels of een nattende huidafwijking aanwezig zijn. Daarvan was bij klager geen sprake. Ook klachtonderdeel b. is ongegrond.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 16 juli 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

J.N. Bennen en A. Wewerinke, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.

WG                                                                                                   WG

secretaris                                                                                       voorzitter