ECLI:NL:TGZRAMS:2019:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/427

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:12
Datum uitspraak: 11-01-2019
Datum publicatie: 11-01-2019
Zaaknummer(s): 2018/427
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Een voorganger van verweerder had de opdracht gekregen advies uit te brengen op basis van de medische gegevens die klaagsters belangenbehartiger aan de medische afdeling van de verzekeraar waar verweerder werkzaam is gestuurd. Die gegeven werden in een gesloten envelop, gericht aan de medisch adviseur, met het verzoek die medische gegevens niet in handen te laten komen van personen aan wie geen verschoningsrecht toekomt. Daarbij werd – onder andere - de voorwaarden gesteld dat de medische gegevens eigendom bleven van degene op wie zij betrekking hadden – in dit geval klaagster – en op klaagsters eerste verzoek aan haar teruggezonden moesten worden zonder het achterhouden van kopieën. Door het vertrek van verweerders voorganger bij de verzekeraar heeft verweerder diens werkzaamheden overgenomen. Ter aanvulling op de eerder toegezonden medische gegevens, heeft klaagster belangenbehartiger aanvullende informatie toegestuurd. Ook deze informatie werd in een gesloten envelop toegezonden met dezelfde voorwaarden als hiervoor omschreven. Verweerder heeft klaagsters dossier, inclusief de later toegezonden medische informatie bestudeerd en zijn advies uitgebracht aan de verzekeraar. Klaagster verwijt verweerder a). kennis te hebben genomen van medische informatie met betrekking tot klaagster terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat hij niet gerechtigd was tot deze informatie, b). niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op verzoek van klaagster het medisch dossier zonder achterhouding van kopieën terug te zenden en c). ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie. Het Regionaal Tuchtcollege Amsterdam heeft de klachten als ongegrond afgewezen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 1 oktober 2018 binnengekomen klacht van:

A,

woonplaats kiezende te B,

klaagster,

gemachtigde: dhr. mr. G. Beydals, verbonden aan Beydals met Klokkers Advocaten

tegen

C,

longarts,

thans werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde: dhr. mr. O.L. Nunes, verbonden aan KBS Advocaten.

1.         De procedure

1.1.      Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      de op 22 november 2018 door (de gemachtigde van) verweerder toegezonden stukken;

-                      het proces-verbaal van het op 28 november 2018 gehouden vooronderzoek.

1.2.      De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

2.1       Klaagster, geboren 1970, is werkzaam geweest bij E. In maart 2013 heeft zij E aansprakelijk gesteld voor bij haar ontstaan letsel. E heeft de vordering bij haar verzekeraar aangemeld en die heeft F te D (thans genaamd: G) ingeschakeld om de vordering af te handelen.

2.2.      De medisch specialist van F (verweerder in een andere door klaagster bij dit tuchtcollege ingediende klacht en hierna te noemen: verweerders voorganger) kreeg in juli 2015 de opdracht advies uit te brengen op basis van de medische gegevens die klaagsters belangenbehartiger aan de medische afdeling van F had gestuurd. Deze gegevens werden in een gesloten envelop toegezonden met het opschrift:

T.A.V. MEDISCHE ADVISEUR (arts)

MEDISCH GEHEIM – MEDISCH GEHEIM – MEDISCH GEHEIM

Deze envelop bevat medische gegevens die onder het medisch beroepsgeheim vallen. Deze stukken worden u toegezonden in het vertrouwen, dat u de envelop ongeopend door leidt naar uw medisch adviseur – zijnde een arts – zodat deze informatie niet in handen komt van personen aan wie het verschoningsrecht niet toekomt.

De ingesloten stukken worden toegezonden onder de voorwaarde, dat de stukken eigendom blijven van degenen op wie deze stukken betrekking hebben en zonder achterhouden van kopieën aan hem / haar worden teruggezonden op een eerste verzoek daartoe.

De stukken mogen niet worden gekopieerd of door de (eerste) medisch adviseur worden doorgezonden naar andere medisch adviseurs of derden zonder toestemming van de recht hebbende.

2.3.      In een begeleidende brief van 29 juni 2015 gaf klaagsters belangenbehartiger de volgende toelichting op dit (hierna te noemen) eigendomsvoorbehoud:

“Toelichting eigendomsvoorbehoud medisch dossier .

Het eigendomsvoorbehoud is een door ons kantoor ten behoeve van onze cliënten standaard gehanteerde clausule. De stukken blijven eigendom van cliënt, maar worden de medisch adviseur van de wederpartij in gebruik gegeven teneinde de medisch adviseur in staat te stellen de wederpartij behoorlijk te kunnen adviseren. De achtergrond hiervan is het volgende.

Het verstrekken van medische informatie na een ongeval is enerzijds noodzakelijk en anderzijds een ingrijpende aantasting van het privé leven. Doordat de medische informatie eigendom blijft van cliënt en niet zonder toestemming gekopieerd mag worden, houdt cliënt grip op de informatie. Het stelt hem ook in staat op ieder moment de informatie terug te vragen.

Indien cliënt vroegtijdig de informatie terug zou vragen (daar is overigens geen sprake van), kan dat natuurlijk wel tot gevolg hebben, dat hij geen verdere schade vergoeding krijgt. Ook in het geval de medisch adviseur de stukken zou willen kopiëren om aanvullend advies in te winnen en cliënt zou hieraan niet willen mee werken, kan dat natuurlijk gevolgen hebben voor de schade regeling. Waarschijnlijk zal cliënt alleen al daarom steeds mee willen werken. Maar het gevolg is wel, dat hij zicht houdt op de verspreiding van de medische informatie over hem.

U kunt het voorbehoud vergelijken met het blokkade recht bij medische rapportage. Het blokkade recht heeft de betrokkene wel, maar als hij na inzage van de rapportage besluit gebruik te maken van het blokkade recht, heeft dit wel gevolgen voor de schaderegeling.”

2.4.      Op 28 juli 2015 heeft verweerders voorganger zijn advies aan F gezonden, die het doorzond aan de belangenbehartiger van klaagster. Verweerders voorganger adviseerde daarin nadere informatie bij klaagster op te vragen.

2.5.      Door diens vertrek bij F is verweerders voorganger hierna niet meer bij klaagsters dossier betrokken geweest. Zijn werkzaamheden zijn overgenomen door verweerder.

2.6.      Op 6 maart 2018 zond klaagsters belangenbehartiger nieuwe, aanvullende medische informatie ‘ter attentie van de medisch adviseur’ van F. Ook deze informatie werd in een gesloten envelop toegezonden met een opschrift als hiervoor in 2.2. vermeld en een begeleidende brief als hiervoor in 2.3. genoemd.

2.7.      Verweerder heeft klaagsters dossier, inclusief de later toegezonden medische informatie, bestudeerd en heeft zijn advies uitgebracht aan F. Dit advies was inhoudelijk gelijk aan het advies dat verweerders voorganger eerder had uitgebracht.

2.8.      De Personenschade Expert bij F heeft de vordering van klaagster tegen haar werkgever afgewezen.

2.9.      In een brief van 27 augustus 2018 deelde klaagsters belangenbehartiger verweerders voorganger en verweerder mede dat hij van mening was dat zij in strijd hadden gehandeld met het eigendomsvoorbehoud en hij verzocht, en voor zover nodig sommeerde, hen alle medische gegevens die betrekking hebben op klaagster te retourneren (zonder achterhouding van kopieën). Deze brief zond klaagsters gemachtigde tevens in kopie aan H, als Senior Expert werkzaam bij F. Op 3 september 2018 reageerde zij op deze brief met een email waarin zij onder meer aangaf de conclusie dat de medisch adviseurs hun geheimhoudingsplicht hebben geschonden, niet te delen. Ook schrijft zij in deze email:

‘Uiteraard gaan wij zo zorgvuldig mogelijk om met de betreffende informatie en willigen wij redelijke verzoeken in. De geheimhoudingsplicht is dan ook geenszins geschonden. Deze geldt niet binnen de eigen organisatie, voor zover de verstrekking noodzakelijk is voor de door hen te verrichten werkzaamheden.’

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

3.1.      De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. kennis heeft genomen van medische informatie met betrekking tot klaagster terwijl hij wist, althans behoorde te weten, dat hij niet gerechtigd was tot kennisneming van deze informatie,

b. niet heeft voldaan aan zijn verplichting om op verzoek van klaagster het medisch dossier zonder achterhouding van kopieën terug te zenden en

c. ook andere personen, dan personen aan wie het medisch beroepsgeheim en het daaraan verbonden verschoningsrecht toekomt, kennis heeft laten nemen van de medische informatie.

3.2.      Klaagster onderbouwt haar klacht met de stelling dat verweerder kennis heeft genomen van haar medische informatie zonder dat hij zich ervan heeft vergewist of hij daarvoor toestemming had. Verder voert zij aan dat, op het moment dat zij om terugzending van de stukken verzocht, de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) reeds van kracht was. Er was vanaf dat moment dan ook zeker geen toestemming meer tot verwerking van de medische gegevens en het houden van de medische informatie was onrechtmatig. Tenslotte wijst klaagster erop dat, blijkens de e-mail van H van 3 september 2018, een ieder binnen de organisatie van F kennis kan nemen van medische informatie, indien dit noodzakelijk is voor de door hem te verrichten werkzaamheden. Kennelijk, zo stelt klaagster, is de noodzaak om kennis te nemen bepalend: niet de toestemming van klaagster.

4.            Het standpunt van verweerder

4.1.      Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college wijst er allereerst op, dat in het tuchtrecht persoonlijke verwijtbaarheid uitgangspunt is. Bij het antwoord op de vraag of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van art. 47, eerste lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) staat derhalve het persoonlijk handelen van verweerder centraal. Indien en voor zover klaagster met haar klacht(onderdelen) tevens het oog heeft gehad op verwijtbaar handelen van anderen, kan dat derhalve niet aan verweerder worden tegengeworpen.

5.2.      Het college stelt vast dat verweerders betrokkenheid bij klaagsters medische gegevens ziet op het bestuderen van de medische gegevens van klaagster inclusief de later door klaagsters zaakwaarnemer toegezonden aanvullende stukken, en het éénmalig uitbrengen van een advies. In het licht daarvan overweegt het college met betrekking tot de verschillende klachtonderdelen als volgt.

Klachtonderdeel a.

5.3       De essentie van dit klachtonderdeel is, zo gaf klaagster tijdens het vooronderzoek aan, dat haar medische gegevens door verweerders voorganger zonder overleg aan verweerder zijn gegeven terwijl er een eigendomsvoorbehoud op zat. Het college overweegt als volgt.

5.4.      Verweerders voorganger heeft klaagsters medische gegevens beoordeeld en op grond daarvan een advies uitgebracht. Nadat hij vertrok bij F heeft hij de bij hem in behandeling zijnde dossiers, waaronder dat van klaagster, overgedragen aan verweerder. Daarmee heeft verweerders voorganger de stukken niet ‘gekopieerd of doorgezonden’ aan verweerder, zoals in het eigendomsvoorbehoud is omschreven, maar heeft verweerders voorganger slechts de behandeling van het dossier overgedragen. Van handelen in strijd met het eigendomsvoorbehoud is daardoor door verweerders voorganger, maar ook door verweerder, dan ook geen sprake.

5.5.      Dat klaagster met het eigendomsvoorbehoud heeft bedoeld dat verweerders voorganger ‘als enige persoon’ de medische stukken mocht inzien, heeft verweerders voorganger maar ook verweerder zelf, naar het oordeel van het college niet hoeven te begrijpen. Het college is van oordeel dat de medisch adviseurs het gestelde eigendomsvoorbehoud zo hebben mogen begrijpen dat het inhield dat de stukken enkel mochten worden ingezien door de behandelend medisch adviseur van F. Dat is derhalve niet verweerders voorganger als individueel persoon, maar de medisch adviseur die bij F met de behandeling van het dossier was belast.

Nog daargelaten het feit dat de door klaagster bedoelde lezing van het eigendomsvoorbehoud zeer ongebruikelijk is, zou deze lezing tot grote praktische bezwaren leiden. Een voorbehoud met die inhoud zou immers betekenen dat iedere medisch adviseur alleen ‘als individueel persoon’ gemachtigd is medische stukken in te zien en hij, niet alleen bij iedere wijziging van functie maar ook bij iedere afwezigheid wegens ziekte, etcetera, toestemming zou moeten vragen, voor het mogen inzien van de stukken door een opvolgend of een waarnemend medisch adviseur. Met verweerder is het college van oordeel dat verweerder dat niet zo heeft hoeven te begrijpen.

5.6.      Naar het oordeel van het college heeft verweerder door, na het vertrek van verweerders voorganger, de behandeling van klaagsters dossiers over te nemen, zonder te onderzoeken of klaagster daarvoor toestemming gaf, dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Klachtonderdeel b.

5.7.      Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verweerder, na het uitbrengen van zijn advies, geen bemoeienissen meer gehad met klaagsters dossiers. Het verzoek van klaagster strekkende tot terugzending van de medische stukken heeft verweerder, zo is onweersproken door verweerder gesteld, nimmer bereikt. Bezien in het licht van het hiervoor in 5.1. omschreven kader, dient ook dit klachtonderdeel reeds om die reden ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel c.

5.8.         Klaagster baseert dit laatste klachtonderdeel op de inhoud van het emailbericht van 3 september 2018 van H zoals hiervoor in 2.9. omschreven. Het college is van oordeel dat ook dit klachtonderdeel ongegrond dient te worden verklaard. Nog daargelaten dat uit deze email geenszins valt af te leiden dat binnen F personen zonder medisch beroepsgeheim kennis kunnen nemen van medische informatie, is op geen enkele wijze nader onderbouwd dat verweerder op enig moment vertrouwelijke gegevens zou hebben gedeeld met personen die geen medisch beroepsgeheim hebben of dat verweerder dat niet zou hebben voorkomen.

Conclusie.

5.10.    De conclusie van het vorenstaan de is dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Ongegrond:

Het college:

-          wijst de klacht af.

Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG aan het Tijdschrift voor bedrijfs- en verzekeringsgeneeskunde ter bekendmaking zal worden aangeboden.

Aldus beslist door:

A. van Maanen, voorzitter,

P.G.J. Koch en C.W.M. Hosmus, leden-arts,

bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2019 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

WG  secretaris                                                                                   WG    voorzitter