ECLI:NL:TGZRAMS:2019:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/093

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:107
Datum uitspraak: 21-06-2019
Datum publicatie: 21-06-2019
Zaaknummer(s): 2019/093
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt een tandarts op oneigelijke gronden het voorstel tot een herbehandeling van een wortelkanaalbehandeling te hebben gedaan en haar onjuiste declaraties te hebben gestuurd. Naar het oordeel van het college  kon verweerster in redelijkheid komen tot het behandelvoorstel en heeft het geen aanwijzing dat de tandarts klaagster wilde oplichten. Klacht is kennelijk ongegrond. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 20 februari 2019 binnengekomen klacht van:

A,  

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde: de heer C, wonende te B.

tegen

D,

tandarts,

werkzaam te E,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. I.M.I. Apperloo, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen,

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      In november 2016 heeft de vorige tandarts van klaagster een wortelkanaalbehandeling aan element 25 uitgevoerd.

2.2.      Een paar maanden later, op 21 maart 2017, heeft klaagster zich tot verweerster, werkzaam als tandarts, gewend (en zich in haar praktijk ingeschreven als patiënt) vanwege aanhoudende pijnklachten linksboven (aan element 25). In het tandheelkundig dossier staat vermeld:

“ 21-03-2017      Behandelaar – (1) [naam verweerster]

-                      -           1          medische anamnese 1 afgenomen

-                      -           1          medische anamnese 2 afgenomen

-                      -           1          medische anamnese 2 afgenomen

-                      -           1          ASA Score I

C22      -           1          schriftelijke medische anamnese

-                      -           1          DPSI score 2

C11      -           1          periode controle: intake consult

-                      -           1          kleine röntgenfoto: bw td

-                      -           1          kleine röntgenfoto: vervolg solo td

-                      -           1          gebitsreiniging standaard td

-                      -           1          instructie borstelmethode td

-                      -           1          instructie interdentale reiniging td

X10      -           3          kleine röntgenfoto: td

M01      -           2          x 5 min. preventieve voorlichtingen en/of instructie td

M03      -           2          x 5 min. gebitsreingiing td

(…) ”.

2.3.      Een week later, op 29 maart 2017, is klaagster nogmaals bij verweerster op consult geweest. Diezelfde dag heeft verweerster klaagster een begroting toegestuurd voor de voorgenomen tandheelkundige behandeling.

2.4.      Voor de verrichte werkzaamheden tijdens de consulten van 21 en 29 maart 2017 heeft verweerster klaagster een factuur gestuurd ter grootte van EUR 96,81.

2.5.      Op 24 april 2017 heeft klaagster zich weer uitgeschreven als patiënt bij de praktijk van verweerster en heeft de echtgenoot van klaagster een klacht ingediend bij verweerster, die (onder andere) betrekking had op de begroting van verweerster en de door verweerster gemaakte kosten van de consulten van 21 en 29 maart 2017. De echtgenoot van klaagster heeft verweerster verzocht de door haar gemaakte kosten en de door (de echtgenoot van) klaagster gemaakte benzinekosten terug te betalen. Verweerster heeft per brief van 8 mei 2017 gereageerd, maar geen gehoor gegeven aan het verzoek de door klaagster gemaakte kosten terug te betalen.

2.6.      Op 20 februari 2019 heeft de echtgenoot van klaagster namens haar onderhavige tuchtklacht ingediend.

3.         De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

1.    ten onrechte heeft gesteld dat de eerder uitgevoerde wortelkanaalbehandeling niet juist is uitgevoerd;

2.    een (te hoge) begroting heeft opgesteld voor een tandheelkundige behandeling die niet was geïndiceerd;

3.    ten onrechte kosten voor haar begroting [offerte] in rekening heeft gebracht.

Daarnaast verzoekt klaagster het college verweerster op te dragen de door klaagster betaalde eigen bijdrage(n) terug te betalen en haar te compenseren in haar schade.

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college zal het eerste en het tweede klachtonderdeel, die beide zien op de voorgestelde wortelkanaalbehandeling, gezamenlijk behandelen. Ter onderbouwing van haar klacht stelt klaagster zij terug is gegaan naar de tandarts die de wortelkanaalbehandeling heeft uitgevoerd en volgens haar heeft die tandarts haar laten weten dat de behandeling goed was uitgevoerd. Vervolgens is klaagster naar een derde tandarts gegaan, die haar ook zou hebben laten weten dat de eerder uitgevoerde wortelkanaalbehandeling goed was uitgevoerd, aldus klaagster. Verweerster daarentegen stelt dat de eerder uitgevoerde wortelkanaalbehandeling niet lege artis is uitgevoerd, omdat de wortelkanaalbehandeling is gedaan in twee sessies, er geen DETI score is, er geen gebruik is gemaakt van een microscoop, er geen isolatie door middel van een rubberdam heeft plaatsgevonden, er geen foto’s zijn (begin foto, werklengte foto en eindfoto); er geen ultrasoon activatie NaOCl is en er geen gebruik is gemaakt van EDTA. De symptomen, bevindingen en onderzoeken wezen op een persisterende apicale ontsteking van een kies. Het onderzoek heeft volgens de tandheelkundige richtlijnen plaatsgevonden. Op verzoek van klaagster heeft zij een begroting opgesteld voor de nog uit te voeren werkzaamheden, aldus steeds verweerster.

5.2.      Klaagster kwam met aanhoudende pijnklachten linksboven (element 25) op consult bij verweerster, terwijl dezelfde kies ongeveer vier maanden eerder al was behandeld met een wortelkanaalbehandeling. Naar het oordeel van het college kon verweerster in redelijkheid tot de diagnose ‘persisterende apicale ontsteking’ komen en in redelijkheid het behandelplan opstellen dat zij heeft gemaakt (een herbehandeling van de wortelkanaalbehandeling en het herstellen van verschillende caviteiten). Hoewel sprake lijkt van een op het oog technisch correct uitgevoerde wortelkanaalbehandeling, kan die toch (pijn-)klachten blijven geven en is het voorstel tot herbehandelen op dat moment geen onredelijk behandelvoorstel geweest.

Verweerster heeft vervolgens daarvoor een begroting opgesteld die voldoende inzichtelijk is, daarbij gebruik gemaakt van de standaard en correcte upt codes en worden er geen verrichtingen begroot die in het kader van der herbehandeling van de kies onnodig zijn. Dat klaagster de begroting te hoog vindt, maakt dat niet anders. Het college deelt niet het standpunt van klaagster dat sprake is van oplichting. De conclusie van het voorgaande is dat het eerste en tweede klachtonderdeel ongegrond zijn.

5.3.      Het derde klachtonderdeel stelt dat de orde dat verweerster kosten in rekening heeft gebracht voor het uitbrengen van een begroting. Volgens klaagster heeft zij een gedeelte zelf moeten betalen; vooral voor de offerte (begroting). Verweerster daarentegen stelt dat het aan klaagster in rekening gebrachte bedrag geen betrekking heeft op het opstellen van de begroting, maar ziet op de kosten van de verrichte werkzaamheden tijdens de consulten van 21 en 29 maart 2017.

5.4.      Allereerst merkt het college op dat voor zover klaagster het college verzoekt verweerster op te dragen de door klaagster betaalde eigen bijdragen terug te betalen en haar te compenseren in haar schade, zij niet kan worden ontvangen in dat verzoek. Op basis van het bepaalde in artikel 48 van de Wet Beroepen individuele gezondheidszorg (Wet BIG) kan het college slechts een tuchtrechtelijke maatregel opleggen, bestaande uit een waarschuwing, berisping et cetera (artikel 48 lid 1 sub a tot en met g Wet BIG) en geen terugbetalingen gelasten.

5.5.      Verder merkt het college op dat klaagster niet inzichtelijk heeft gemaakt welk bedrag verweerster dan in rekening zou hebben gebracht voor het opstellen van een begroting.

Zonder een nadere toelichting op welk bedrag door verweerster ten onrechte voor het opstellen van een begroting zou hebben begroot, heeft klaagster op dit punt niet aan haar stelplicht voldaan met als gevolg dat dit derde klachtonderdeel een feitelijke grondslag ontbeert en dus ongegrond is.

5.6.      Wellicht ten overvloede merkt het college op dat een behandelplan alleen kan worden opgesteld als een indruk is gekregen van de toestand van de mond. Dat brengt werkzaamheden voor verweerster met zich mee. Het is dan ook niet onredelijk daarvoor kosten in rekening te brengen. Dat er een mogelijkheid bestond dat het eigen risico van klaagster werd aangesproken, kan verweerster ook niet tuchtrechtrechtelijk worden verweten.

5.7.      Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist op 21 juni 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

R. Müller en B.D. Stibbe, leden-tandarts,

bijgestaan door A. Kerstens, secretaris.

WG   secretaris                                                                                   WG    voorzitter