ECLI:NL:TGZRAMS:2019:105 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/252

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:105
Datum uitspraak: 20-06-2019
Datum publicatie: 20-06-2019
Zaaknummer(s): 2018/252
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager verblijft in een penitentiaire inrichting. Hij verwijt de GZ-psycholoog en psychiater corrupt gedrag. Klager stelt dat zij een slechte rapportage over hem schrijven ondanks zijn goede gedrag, omdat hij zijn mond open doet over Justitie en de corruptie. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 25 juni 2018 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

psychiater,

destijds werkzaam te D,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde: mr. A.W. Hielkema van VvAA Rechtsbijstand.

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift;

-                      de toelichting op het klaagschrift;

-                      een afschrift van het rapport van het E (E);

-                      de nadere toelichtingen op het klaagschrift van 25 oktober 2018 en 25 november 2018;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      het proces-verbaal van het op 4 april 2019 gehouden vooronderzoek;

-                      de brief van de gemachtigde van verweerder van 16 april 2019;

-                      de brief van klager van 29 april 2019.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster en haar mederapporteur, beiden destijds werkzaam bij het E, hebben in opdracht van de raadsheer-commissaris van het gerechtshof F een onderzoek verricht naar de geestvermogens van klager. In verband hiermee verbleef klager van 22 december 2018 tot 7 februari 2018 in het E.

Het rapport is uitgebracht op 28 maart 2018. Op pagina 39 van het rapport is vermeld:

Wat het risico op escalatie betreft, zijn er geen aanwijzingen voor agressief gedrag noch in zijn levensloop, noch tijdens de observatie. Duidelijk is dat betrokkene fysieke agressie niet als primaire coping heeft. Agressieve gevoelens worden zo veel als mogelijk buiten de beleving gehouden. Onderzoekers kunnen geen concrete voorspellende uitspraken doen, maar een escalatie in fysieke agressie vanuit de pathologie ligt, gezien het geconstateerde psychische beeld en de historische gegevens, niet voor de hand.

3.         De klacht en het standpunt van klager

Zakelijk weergegeven verwijt klager verweerster dat zij een slechte rapportage heeft opgesteld, waarin zij in opdracht van het OM leugens heeft opgenomen.

Ter toelichting heeft klager onder meer aangevoerd dat in het rapport staat dat er sprake is van potentiële escalatie tot geweld, wat een bewering is die totaal nergens op slaat. Voor de stelling dat klager een gevaar zou zijn voor de samenleving, heeft verweerster geheel geen bewijs. Er is een stoornis verzonnen die er helemaal niet is. 

4.         Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden.

Zij heeft in dat kader onder meer aangevoerd dat het rapport voldoet aan de daaraan conform de geldende jurisprudentie van het Centraal Tuchtcollege te stellen eisen.

Aan klager is het concept rapport ter inzage voorgelegd ter correctie op feitelijke onjuistheden. Verweerster heeft de reacties verwerkt in het rapport. De schriftelijke reactie van klager op het milieuonderzoek is integraal bij het rapport gevoegd.

Klager is meermalen gedetineerd geweest. In het rapport komt tot uitdrukking dat klager onder omstandigheden, waarbij de voor hem beschermende factoren (zoals werk) wegvallen, minder in staat is weerstand te bieden aan de ervaren drang.

Uit het rapport blijkt dat klager zich niet herkent in de bevindingen en beoordeling van verweerster. Dat klager meent dat bij hem geen sprake is van een stoornis leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een leugen. De conclusie wordt gedragen door de onderzoeksbevindingen en de methode van onderzoek.

In het rapport is vermeld dat het risico op recidive klinisch gezien zeer hoog is op grond van de benoemde persoonlijkheidsstoornis. De woorden ’gevaar voor de samenleving’ komen in het rapport niet voor.

Verweerster is van oordeel dat zij op juiste en navolgbare wijze is gekomen tot de conclusies in de rapportage en tot de beantwoording van de vraagstelling en dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

5.         De beoordeling

Bij de beoordeling van de vraag of een advies van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen dienen krachtens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

Het college is van oordeel dat de rapportage, waar verweerster met haar mederapporteur verantwoordelijk voor is, voldoet aan de daarvoor geldende kwaliteitseisen. Ook is correct inzage- en correctierecht verleend. Dat klager het met de conclusies van het rapport niet eens is, in het bijzonder met de conclusie dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, doet daaraan niet af. De conclusies zijn in het rapport deugdelijk onderbouwd. Anders dan klager stelt is in het rapport niet terug te vinden dat klager een gevaar voor de samenleving zou zijn, noch dat sprake zou zijn van potentiële escalatie tot geweld.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus beslist op 20 juni 2019 door:

J. Recourt, voorzitter,

E.D.M. Masthoff en R.J. Verkes, leden-beroepsgenoten,

bijgestaan door N.A.M. Sinjorgo, secretaris.

WG   secretaris                                                                                  WG    voorzitter