ECLI:NL:TGZRAMS:2019:102 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/074

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2019:102
Datum uitspraak: 19-06-2019
Datum publicatie: 19-06-2019
Zaaknummer(s): 2019/074
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klager ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om het concept-rapport eerst te lezen. Daarmee is aan klager het inzage-, blokkerings- en correctierecht onthouden. Ongegrond

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 21 januari 2019 binnengekomen klacht van:

A,

wonende in B,

k l a g e r ,              

tegen

C,

arts,

werkzaam in B,

v e r w e e r s t e r ,

gemachtigde: mr. S. Dik, verbonden aan DAS Rechtsbijstand.             

1.         De procedure

Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-                      het klaagschrift met de bijlagen;

-                      het verweerschrift met de bijlagen;

-                      de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;

-                      het proces-verbaal van het op 3 mei 2019 gehouden vooronderzoek;

-                      de op 17 mei 2019 binnengekomen brief van de gemachtigde van verweerder.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2.         De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.      Klager heeft een beroep op zijn ongevallenverzekering gedaan in verband met een ongeval dat hem is overkomen op 1 mei 2015.

2.2.      Verweerder is werkzaam als medisch adviseur en heeft via D van de verzekeraar de opdracht gekregen om medisch advies uit te brengen over de vraag of de door klager gemelde klachten het gevolg waren van het ongeval.

2.3.      Verweerder heeft op 8 november 2016 zijn advies uitgebracht. Dat advies hield in (kort gezegd) dat er geen medische onderbouwing in het dossier aanwezig is voor de stelling dat de klachten het rechtstreeks en uitsluitend gevolg zijn van het ongeval.

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder klager ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld om het concept-rapport eerst te lezen. Daarmee is aan klager het inzage-, blokkerings- en correctierecht onthouden.

4.         Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.         De beoordeling

5.1.      Zoals klager terecht heeft gesteld, heeft verweerder bij hem een beoordelingshandeling verricht in de zin van artikel 7:446 lid 4 BW. In dat geval is artikel 7:464 lid 2 onder b BW van toepassing. Dit artikel biedt de betrokkene twee rechten: een inzagerecht en een blokkeringsrecht.

5.2.      Het blokkeringsrecht is, blijkens hetzelfde artikel 7:464 lid 2 BW, niet toepasselijk als het handelingen betreft die worden verricht in verband met een tot stand gekomen burgerrechtelijke verzekering. Daarvan is in deze zaak sprake. De beoordelingshandeling is immers verricht in het kader van de door klager afgesloten ongevallenverzekering. Dat betekent dat aan klager geen blokkeringsrecht toekwam.

5.3.      Op het inzagerecht bestaan geen uitzonderingen. Het inzagerecht houdt in dat de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft, in de gelegenheid wordt gesteld om aan te geven of hij de uitslag en de gevolgtrekking van het onderzoek wenst te vernemen. Ook als het blokkeringsrecht niet van toepassing is, houdt de betrokkene wel recht op inzage. Dit hoeft dan alleen niet een eerste recht op inzage te zijn. In dit geval is, zo heeft verweerder tijdens het mondelinge vooronderzoek gezegd, aan klager weliswaar geen eerste inzagerecht gegeven, maar is hem wel (nadat het rapport aan de verzekeraar is gestuurd) de gelegenheid geboden om het rapport in te zien en daarop te reageren. Klager heeft deze stelling van verweerder niet weersproken. Dat betekent dat het college ervan uitgaat dat aan klager op dat moment recht op inzage is gegeven en dat aan klager het recht op correctie is geboden.

5.4.      De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college wijst de klacht af.

Aldus beslist op 19 juni 2019 door:

A. van Maanen, voorzitter,

E.G. van der Jagt en P. Koch, leden arts,

bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris.

secretaris                                                                                       voorzitter

WG                                                                                                     WG