ECLI:NL:TGZCTG:2019:69 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.044

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:69
Datum uitspraak: 21-03-2019
Datum publicatie: 29-03-2019
Zaaknummer(s): c2018.044
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verblijft in een Forensisch Psychiatrische Kliniek in het kader van een ter beschikkingstelling. De aangeklaagde gz-psycholoog werkt in de functie van behandelcoördinator in deze kliniek. In het kader van de verlofregeling is diverse malen geconstateerd dat klager zich niet aan de voorwaarden houdt. Het behandelteam heeft een delictgerelateerde overtreding geconstateerd en daarop is besloten de onbegeleide verloven stop te zetten. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij klager onjuist en foutief heeft beoordeeld. Zij heeft met het team beslist dat de verloven van klager zijn beperkt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover hij daarin een nieuwe klacht heeft aangevoerd en verwerpt het beroep voor het overige.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.044 van:

A., voorheen verblijvende in de FDC B. te C., momenteel verblijvende in de D.-Kliniek te E., appellant, klager in eerste aanleg, gemachtigde: mr. J.C. de Goeij, advocaat te Alkmaar,

tegen

F., gz-psycholoog, werkzaam te C., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. M.R. Gans, advocaat te Groningen.

1.                  Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 20 juni 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen gz-psycholoog F. – hierna de gz-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 december 2017, onder nummer GP2017/04, heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

Klager is van die beslissing eerst op 26 januari 2018, derhalve te laat, in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege heeft echter geoordeeld dat de overschrijding van de termijn voor toezending van het beroepschrift aan het Tuchtcollege verschoonbaar was. De arts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15 februari 2019, waar is verschenen klager vergezeld door een begeleidster en bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.C. de Goeij. Van de zijde van verweerder is, met bericht van verhindering, niemand verschenen.

De standpunten van klager zijn ter terechtzitting nog nader toegelicht.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1.      In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1 Verweerster werkt in de functie van behandelcoördinator in het FPC B. te C. (hierna: de B.). Klager verblijft in deze kliniek in het kader van een terbeschikkingstelling die is opgelegd ter zake van ontucht met een persoon in de leeftijd beneden de zestien jaar en het in bezit hebben c.q. vervaardigen van pornografisch materiaal inzake minderjarigen beneden de leeftijd van zestien jaar. Verweerster is de behandelcoördinator van klager.

2.2 In het kader van de verlofregeling is diverse malen geconstateerd dat verweerder zich niet aan de door de Minister van Veiligheid en Justitie gestelde voorwaarden houdt. Het Hoofd van de instelling heeft op 20 juni 2017 zijn verloven tijdelijk stilgelegd totdat er door verweerster met klager gesproken is en deze kwestie in het team besproken is.

De verloven zijn vervolgens hervat met beperktere mogelijkheden qua bestemming en duur.

2.3 Daarna is bij een controle op de computer van klager een grote hoeveelheid afbeeldingen van kinderen aangetroffen. Het behandelteam ziet dit als delict gerelateerd. Daarop is besloten de onbegeleide verloven stop te zetten.”

2.2.      De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

Verweerster heeft klager onjuist en foutief beoordeeld. Zij heeft met het team beslist dat de verloven van klager zijn beperkt. Op basis van een vermoeden is het verlof ingetrokken tot nader bericht. Hierdoor kan het behandelingstraject van klager schade oplopen of worden vertraagd.

4. Het verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

De verlofregeling en de daarvoor geldende voorwaarden worden door het Ministerie van Veiligheid en Justitie bepaald. Binnen de B. is het personeel gebonden aan het door het Ministerie gestelde kader. Het Hoofd van de instelling is verantwoordelijk voor de verdere uitvoering. Hij geeft ook toestemming om uitvoering te geven aan de verlofregeling.

Verweerster is niet de (eind-)verantwoordelijke. Het is niet aan verweerster om definitieve beslissingen te nemen inzake de verlofregeling en zij heeft dit ook niet gedaan.

Voor zover verweerster in de verlofregeling al enige (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid draagt, zijn de genomen beslissingen juist en gerechtvaardigd.

Er kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. “

2.3.      Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. Beoordeling van de klacht

Het college constateert dat verweerster als behandelcoördinator van klager deel uitmaakte van het behandelteam en aan de besprekingen met betrekking tot de behandeling van klager deelnam. Zij was niet zelfstandig beslissingsbevoegd met betrekking tot de verlofregeling, nu het Hoofd van de inrichting deze bevoegdheid heeft. 

Verweerster kan naar het oordeel van het college geen tuchtrechtelijk verwijt met betrekking tot de beslissingen inzake de verlofregeling worden gemaakt.

De klacht zal daarom als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

6. Slotsom

De klacht zal als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Beoordeling van het beroep

Procedure

3.1 Klager beoogt in beroep de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert – zakelijk weergegeven – tot nietigverklaring van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van de klachten.

3.2 De gz-psycholoog heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van klager in zijn beroep dan wel ongegrond verklaring van het beroep in al haar onderdelen.

Beoordeling van het beroep.

4.1 In beroep verwijt klager de gz-psycholoog het in zijn visie onnodig intrekken van verlof en de daaruit voortvloeiende gevolgen voor zijn resocialisatie.

4.2 Met de gz-psycholoog is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het verwijt met betrekking tot grensoverschrijdend gedrag (etnisch profileren en digitale diefstal), wat hier verder ook van zij, voor het eerst in beroep onderdeel van de klacht is gemaakt. Nu het beroep ertoe strekt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over klachten of bepaalde onderdelen daarvan ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en in beroep geen nieuwe klachten aan het Centraal Tuchtcollege kunnen worden voorgelegd, valt dit onderdeel buiten het bereik van dit beroep. Het Centraal Tuchtcollege zal klager in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.

4.3 In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen of nalaten van de gz-psycholoog opnieuw aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk (en mondeling) gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2019 is dat debat van de zijde van klager voortgezet.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg.

4.4 Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep van klager wordt verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in het beroep voor zover hij daarin een nieuwe klacht heeft aangevoerd;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter; A. Smeeing-van Hees en

H. de Hek, leden-juristen en M.A.J. Hagenaars en L.C. Mulder, leden-beroepsgenoten en

H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 21 maart 2019.

Voorzitter   w.g.                                                        Secretaris  w.g.