ECLI:NL:TGZCTG:2019:299 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.082

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:299
Datum uitspraak: 12-12-2019
Datum publicatie: 12-12-2019
Zaaknummer(s): c2019.082
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater, tevens directeur behandelzaken van een forensisch psychiatrische instelling. Klager werkte als sociotherapeut in deze kliniek. Hij is door een aldaar behandelde patiënt met een houten voorwerp geslagen met als gevolg een ernstige verwonding. Klager heeft de kliniek aansprakelijk gesteld. De kliniek heeft aansprakelijkheid erkend. De klacht luidt dat de psychiater: 1. zijn beroepsgeheim heeft geschonden door zonder toestemming van klager persoonlijke en medische informatie over hem te geven aan daartoe niet bevoegde personen. 2. door een systematische negatieve houding het psychisch herstel van klager op een negatieve wijze heeft beïnvloed. 3. risicovolle situaties systematisch heeft genegeerd en medewerkers – onder wie klager – daaraan heeft blootgesteld. Deze situaties hebben geleid tot een ernstige calamiteit. 4. deze calamiteit niet transparant heeft afgehandeld jegens klager en derden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen en de publicatie gelast.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2019.082 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: C. (vader),

tegen

D., psychiater, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. H. Vorsselman, advocaat te Groningen.

1.                  Verloop van de procedure

A. – hierna klager – heeft op 5 oktober 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen psychiater D. – hierna de arts – een klacht ingediend. Bij beslissing van 5 maart 2019, onder nummer G2018/157, heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift en desgevraagd een aanvullend verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 november 2019, waar klager bijgestaan door zijn vader tevens gemachtigde, C. alsmede de arts bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. H. Vorsselman zijn verschenen.

De zaak is over en weer bepleit. Klager heeft dat gedaan aan de hand van een

pleitnota die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

2.1       In eerste aanleg zijn de volgende feiten vastgesteld.

“2. Vaststaande feiten             

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

2.1

Klager werkte op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd als sociotherapeut in de E.-kliniek in B., een forensisch psychiatrische instelling waar onder meer TBS-gestelden worden behandeld. Verweerder is directeur behandelzaken van die kliniek.

2.2

Op 7 november 2016 is klager, door een in die kliniek behandelde TBS-patiënt met een houten voorwerp op het aangezicht en schedel geslagen. Het gevolg daarvan was een ernstige verwonding.

2.3

Klager heeft de kliniek aansprakelijk gesteld op de voet van het bepaalde in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek. De kliniek heeft deze aansprakelijkstelling bij haar verzekeraar gemeld. Na een calamiteitenonderzoek heeft de kliniek aansprakelijkheid erkend.

2.2       De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer hielden volgens het Regionaal Tuchtcollege het volgende in.

“3. De klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

1.      Verweerder heeft zijn beroepsgeheim geschonden door zonder toestemming van klager persoonlijke en medische informatie over hem te geven aan daartoe niet bevoegde personen. Deze informatie was overigens ook nog eens gedeeltelijk onjuist.

2.      Verweerder heeft door een systematische negatieve houding het psychisch herstel van klager op een negatieve wijze beïnvloed.

3.      Verweerder heeft risicovolle situaties systematisch genegeerd en medewerkers – onder wie klager – daaraan blootgesteld. Deze situaties hebben geleid tot een ernstige calamiteit op 7 november 2016.

4.      Verweerder heeft deze calamiteit niet transparant afgehandeld jegens klager en derden.

4. Het verweer

Verweerder heeft de klachtonderdelen gemotiveerd weersproken.”

2.3       Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. Beoordeling van de klacht

De klachtonderdelen betreffen naar het oordeel van het college in wezen arbeidsrechtelijke verwijten aan het adres van verweerder als leidinggevende, tevens medicus, in een forensisch psychiatrische kliniek. Tussen klager en verweerder bestond geen behandelrelatie. Verweerder is verder alleen tuchtrechtelijke verantwoordelijk, indien sprake is van een handelen of nalaten dat in strijd is met het belang van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg, de toets van artikel 47 lid 1 sub b Wet BIG (de zogenaamde tweede tuchtnorm). Ook dat is hier niet in het geding, omdat klagers verwijten zien op de arbeidsomstandigheden en omstandigheden in de arbeidsrelatie. Het (medisch) tuchtrecht is daarvoor niet bedoeld. Aldus zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de rechtsoverweging “2. Vaststaande feiten” van de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.                  Beoordeling van het beroep.

Procedure

4.1 Met zijn beroep beoogt klager de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Klager concludeert (impliciet) tot nietigverklaring van de bestreden beslissing en tot gegrondverklaring van zijn klachten.

4.2 De arts heeft in beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij verzoekt het Centraal Tuchtcollege – zakelijk weergegeven – het beroep te verwerpen en de bestreden beslissing, zo nodig met verbetering van de gronden, te bevestigen.

Beoordeling van het beroep.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege overweegt als volgt.

Het door klager aan de arts verweten handelen of nalaten betreft geen handelen dat wordt bestreken door de eerste tuchtnorm (artikel 47 lid 1, aanhef en onder a, Wet BIG) en kan evenmin worden beschouwd als een handelen dat op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan opleveren (artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG).  De verhouding tussen de arts, die in die hoedanigheid aan tuchtrechtspraak is onderworpen, en klager was geen behandelrelatie maar die van  leidinggevende (in de functie van directeur behandelzaken) en werknemer (sociotherapeut) in de instelling, waar beiden werkzaam waren. Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat klager in een arbeidsrechtelijke verhouding tot de directeur/arts stond en dat de verwijten van klager zien op aspecten en omstandigheden die de arbeidsrelatie betreffen. Als leidinggevende heeft de arts zich beziggehouden met het veiligheidsbeleid in de instelling en de afwikkeling van de gevolgen van het ernstige incident, waarbij klager gewond is geraakt. Nu de arts ten opzichte van klager niet heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van BIG-geregistreerde arts, maar als zijn leidinggevende, kan hij terzake van dat handelen niet op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk worden aangesproken omdat dit handelen onvoldoende weerslag heeft op de individuele gezondheidszorg. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.

4.4 Het bovenstaande betekent dat het beroep wordt verworpen.

4.5 Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast dan wel verzocht.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep;

bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant, en zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; J. Legemaate en

T.W.H.E. Schmitz, leden-juristen; G.T. Blok en E.J. Stevelmans, leden-beroepsgenoten en H.J. Lutgert, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 12 december 2019.

Voorzitter  w.g.                                                         Secretaris  w.g.