ECLI:NL:TGZCTG:2019:200 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.359

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:200
Datum uitspraak: 25-07-2019
Datum publicatie: 25-07-2019
Zaaknummer(s): c2018.359
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een gz-psycholoog. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht: er is geen sprake van directe zorg noch van enig handelen in strijd met het belang van de goede uitoefening van de gezondheidszorg. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.359 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., gz-psycholoog, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr.drs. P.A. de Zeeuw, als jurist verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna: klager - heeft op 30 juli 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen mevrouw C. - hierna: de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 14 augustus 2018 (onder nummer 2018-171) heeft dat College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht.  

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 juni 2019 waar zijn verschenen klager en de gz-psycholoog met haar gemachtigde.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag

gelegd.

“2. De overwegingen

Het klaagschrift met bijlage is ontvangen op 30 juli 2018.

Klager is in de klacht niet-ontvankelijk.

Het College oordeelt dat er geen sprake is geweest van directe zorg (artikel 47 lid 1 sub a van de Wet BIG, eerste tuchtnorm) in het kader van een zorg-/behandelrelatie, maar ook niet van enig handelen van verweerster dat in strijd is met het belang van de goede uitoefening van de individuele gezondheidszorg (artikel 47 lid 1 sub b van de Wet BIG, tweede tuchtnorm).

De klacht betreft plaatsing van klager in een vieze, onhygiënische persoonlijke verblijfsruimte en een vieze, onhygiënische doucheruimte/wc-pot met stankoverlast tot gevolg en voorts het niet willen maken van foto’s daarvan als bewijs. Het voorzien in schone verblijfs-, douche- en toiletruimte betreft de bedrijfsvoering van de instelling en valt niet onder het tuchtrecht. De gestelde omissies hebben geen, dan wel onvoldoende weerslag op de individuele gezondheidszorg en er is geen sprake van handelen dan wel nalaten van verweerster in haar hoedanigheid van gz-psycholoog, een en ander voor zover verweerster daarbij al persoonlijk betrokken was.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep de klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrondverklaring van zijn klacht.

4.2       De gz-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       In beroep is de schriftelijke klacht over het handelen van de gz-psycholoog nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2019 is dat debat voortgezet.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.  

D eze beslissing is gegeven door: T.L. de Vries, voorzitter, A.R.O. Mooy en

R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en E.D.  Berkvens en M.A.J. Hagenaars, leden-beroepsgenoten en M.W. van Beek, secretaris. Uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2019.              Voorzitter   w.g.                     Secretaris  w.g.