ECLI:NL:TGZCTG:2019:197 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.110

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:197
Datum uitspraak: 25-07-2019
Datum publicatie: 25-07-2019
Zaaknummer(s): c2018.110
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: staakt de behandeling van de klacht

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.110 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., kaakchirurg, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. L. Beij, werkzaam te Den Haag.

1.                  Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 10 februari 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen mevrouw C. - hierna de kaakchirurg - een klacht ingediend. Bij beslissing van

23 januari 2018, onder nummer 2017-035 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De kaakchirurg heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 4 december 2018, waar zijn verschenen klager en de kaakchirurg , de kaakchirurg bijgestaan door haar gemachtigde. Klager heeft op deze terechtzitting een mondeling verzoek tot wraking van de plaatsvervangend voorzitter van het Centraal Tuchtcollege ingediend, waarna de behandeling van die terechtzitting is geschorst. Dit wrakingsverzoek is bij beslissing van de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege van 10 januari 2019 afgewezen.

Op 25 juni 2019 is de behandeling van de zaak in beroep ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege voortgezet. Hierbij zijn verschenen klager en de kaakchirurg, de kaakchirurg bijgestaan door haar gemachtigde.

2.                  Beoordeling van het beroep

2.1       Klager heeft ter zitting in beroep zijn klacht ingetrokken. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in een tuchtrechtelijke procedure en dat de kaakchirurg in dat opzicht “ook in de toekomst niets meer van hem te vrezen heeft”. Zoals ook ter zitting besproken acht het Centraal Tuchtcollege geen redenen aanwezig op grond waarvan de behandeling van de inmiddels ingetrokken klacht moet worden voortgezet.  

2.2       Het voorgaande betekent dat de behandeling van de klacht ingevolge het bepaalde in artikel 73, lid 11, juncto artikel 65d lid 2, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg dient te worden gestaakt.

3 .         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

staakt de behandeling van de klacht.

Deze beslissing is gegeven door: T.L. de Vries, voorzitter, M.P. den Hollander en

A.R.O. Mooy, leden-juristen en M. Fokke en A. Vissink, leden-beroepsgenoten en

M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 25 juli 2019.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.