ECLI:NL:TGZCTG:2019:167 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.348

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:167
Datum uitspraak: 20-06-2019
Datum publicatie: 20-06-2019
Zaaknummer(s): c2018.348
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster is in het kader van een echtscheidingsprocedure in contact gekomen met jeugdbescherming. Op verzoek van jeugdbescherming is een psychodiagnostisch onderzoek ingesteld naar klaagster en drie van haar kinderen. Van dit onderzoek is een rapport opgesteld. De gz-psycholoog is bij het onderzoek en het rapport betrokken geweest. Klaagster verwijt de gz-psycholoog 1. dat bij het onderzoek een vragenlijst is gebruikt met onhandige en verwarrende vragen die de kans op een onjuiste diagnose vergroten en 2. dat zij klaagster bij het invullen van de vragenlijsten adviezen heeft gegeven, waardoor mogelijk een onjuiste diagnose is gesteld. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.348 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., gz-psycholoog, werkzaam te B., verweerster in beide instanties, gemachtigde: Ch.L. van den Puttelaar te Rotterdam.

1.                  Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 11 oktober 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te

Den Haag tegen C. - hierna de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 24 juli 2018, onder nummer 2017-243b heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 mei 2019, waar zijn verschenen klaagster en de gz-psycholoog, de gz-psycholoog bijgestaan door haar gemachtigde.

2.                  Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

2.      De feiten

2.1       Klaagster is in het kader van een echtscheidingsprocedure in contact gekomen met Jeugdbescherming D., verder te noemen D..

2.2       Op verzoek van D. heeft het kennis- en servicecentrum voor diagnostiek, verder te noemen KSCD, een psychodiagnostisch onderzoek ingesteld betreffende klaagster en drie van haar kinderen en heeft daarover gerapporteerd.

2.3       Verweerster is aan het KSCD verbonden als gezondheidszorgpsycholoog en is

betrokken geweest bij het onder 2.2 bedoelde onderzoek en rapport.

3.         De klacht

Klaagster maakt verweerster een aantal verwijten die er in de kern op neerkomen dat bij het onderzoek een test is gebruikt met een onhandige en verwarrende vragenlijst, die de kans op een onjuiste diagnose verhoogt. Verder zouden haar bij het invullen van de vragenlijst adviezen zijn gegeven, waardoor mogelijk een onjuiste diagnose is gesteld met voor klaagster en haar kinderen ongewenste gevolgen.

4.       Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.       De beoordeling

5.1       De door het College te beantwoorden vraag is of de aan het rapport ten grondslag liggende onderzoeken door verweerster uit oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kunnen doorstaan. Daarbij neemt het College de volgende criteria in aanmerking :

1. Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2. Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3. In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4. Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5. De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

5.2       De klacht van klaagster heeft vooral betrekking op de door verweerster bij het onderzoek gebruikte Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2 test (verder: MMPI-2).

5.3       De MMPI is een gevalideerde vragenlijst en wordt veelvuldig binnen de beroepsgroep van psychologen gehanteerd. Dat bepaalde vragen in deze test voor klaagster onduidelijk en verwarrend zijn geweest maakt niet dat het gebruik van deze test bij het door verweerster gedane onderzoek de toets der kritiek niet zou kunnen doorstaan. Vooral ook omdat de test onderdeel uitmaakt van een breder assessment.

5.4       Zo al sprake zou zijn van een onjuiste beantwoording van een verduidelijkings-vraag van klaagster is het College van oordeel dat, gelet op aard en inhoud van eerder bedoelde test, eventuele onjuiste antwoorden aan klaagster geen beslissende invloed zouden kunnen hebben op de uitkomst van het onderzoek.

5.5       Verder niet is gebleken dat verweerster bij het onderzoek buiten de grenzen van haar deskundigheid is getreden en evenmin is gebleken dat het mede door verweerster uitgebrachte rapport niet zou voldoen aan de daaraan te stellen eisen.

Aan de andere opmerkingen van klaagster gaat het College voorbij, ofwel omdat de relevantie daarvan voor de klacht ontbreekt ofwel omdat verweerster deze heeft bestreden en enig verwijt niet valt vast te stellen. De klacht wordt dan ook zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.

3.                  Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.                  Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep haar klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2       De gz-psycholoog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de gz-psycholoog en is het door de gz-psycholoog gevoerde verweer tegen naar aanleiding van haar professioneel handelen geformuleerde klachten nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 mei 2019 is dat debat voortgezet.

De behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: A.D.R.M. Boumans, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en

Y. Buruma, leden-juristen en L.C. Mulder en M.A.J. Hagenaars, leden-beroepsgenoten en

M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2019.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.