ECLI:NL:TGZCTG:2019:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2018.220

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:158
Datum uitspraak: 21-05-2019
Datum publicatie: 21-05-2019
Zaaknummer(s): C2018.220
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts dat zij hem ten onrechte detentiegeschikt heeft verklaard zonder hem persoonlijk te hebben onderzocht. Klager, die diabetes heeft, is onder meer van mening dat hem niet de benodigde zorg kan worden geleverd, dat hij niet het juiste dieet krijgt waardoor hij is afgevallen, dat er niet adequaat wordt ingegrepen als hij een hypo heeft en dat er geen controles plaatsvinden. Verder voert klager aan dat hij aan zijn hart is geopereerd en dat ook op dat punt de controle van de medische dienst onvoldoende is. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klagers klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.220 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. M.M.J.P. Penners, advocaat te Maastricht,    

tegen

C., huisarts, destijds werkzaam te D., verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. D.M. Pot, verbonden aan de stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.             

1.                  Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 10 oktober 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. De klacht is in verband met de bevoegdheid doorgezonden aan het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam, waar de klacht op 30 november 2017 is binnengekomen. Bij beslissing van 6 april 2018, onder nummer 17/453 heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2018.277 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 21 mei 2019, waar is verschenen de huisarts, bijgestaan door mr. Pot. Mr. Pot heeft de standpunten van de huisarts nader toegelicht. Bij brief van 15 mei 2019 heeft mr. Penners het Centraal Tuchtcollege laten weten geen gebruik te maken van de mogelijkheid om het beroepschrift nader mondeling toe te lichten tijdens de terechtzitting en te persisteren bij de reeds door klager ingenomen standpunten. Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 21 mei 2019, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.                  Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“(…) 2. De feiten

2.1       Klager is gedetineerd. Aanvankelijk was hij geplaatst in de penitentiaire inrichting in E., maar na veertien maanden is hij op sociale gronden overgeplaatst naar de penitentiaire inrichting in B., waar hij sinds 9 januari 2017 verblijft. Verweerster is als medisch adviseur verbonden aan de Dienst Justitiële Inrichtingen. Gemiddeld twee keer per maand brengt zij adviezen uit over detentiegeschiktheid van betrokkenen.

2.2       Op verzoek van klager heeft verweerster een onderzoek naar de detentie-geschiktheid van klager verricht. Zij heeft op 23 maart 2017 een advies uitgebracht.

2.3       Dit advies luidt als volgt:

“…Bij het beoordelen van de detentie(on)geschiktheid wordt gekeken naar de vraag of de benodigde zorg in of vanuit detentie kan worden geleverd en of er sprake is van onevenredige schade door detentie. Voor deze beoordeling raadplegen wij met toestemming van betrokkene in eerste instantie het medisch dossier. In een aantal gevallen raadplegen wij schriftelijke informatie op bij externe behandelaren en hebben we telefonisch contact met één of meer behandelaren.

Het onderstaande advies is gebaseerd op de volgende informatiebronnen:

            1 Medisch dossier DJI, ingezien op 23 maart 2017

Advies

Op basis van de medische informatie acht ik betrokkene detentiegeschikt.

Onderbouwing

Uit de medische informatie blijkt dat de gezondheidssituatie van de heer A. momenteel stabiel is. Betrokkene is goed in beeld bij de medische dienst.”

3.         De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster hem ten onrechte detentiegeschikt heeft verklaard zonder hem persoonlijk te hebben onderzocht of gesproken.

Klager is van mening dat hem in detentie niet de benodigde zorg geleverd kan worden. Hij meent dat de zorg op papier niet de zorg in werkelijkheid is, onder meer vanwege de beperkte beschikbaarheid van bepaalde hulpverleners. Dat had hij verweerster in een persoonlijk gesprek kunnen vertellen.

Hij voert daar het volgende voor aan. Klager heeft diabetes en krijgt daarvoor niet het juiste dieet. Hij eet daarom alleen brood met kaas en is als gevolg daarvan erg afgevallen. Er wordt niet adequaat ingegrepen als hij een hypo heeft en er vinden geen controles plaats. Ook meent klager dat, in tegenstelling tot hetgeen verweerster concludeert uit de informatie van de behandelend cardioloog en internist, zijn toestand niet stabiel is. Hij is immers in 2016 aan zijn hart geopereerd; er zijn toen stents geplaatst. Ook op dit punt is de controle door de medische dienst onvoldoende. Tot slot stelt klager dat hij geen psychologische begeleiding krijgt in de inrichting.

4.      Het standpunt van verweerster

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Zij stelt voorafgaande aan het advies het medisch dossier van de penitentiaire inrichting (het zogeheten microhis) in B., alsook die van E. te hebben bestudeerd. Via de toegang tot dit syteem heeft zij ook kennis kunnen nemen van de laatst bekende informatie van de behandelend internist F. van 13 april 2016 en van de cardioloog G. van 27 januari 2017 van het H.-Centrum. De internist benoemt een onregelmatig eetpatroon en weinig motivatie voor het volgen van het aan klager geadviseerde dieet, waardoor suikerwaarden hoog blijven bij overgewicht. De internist is verrast over de goede bloeduitslagen in detentie. De cardioloog constateert geen cardiale pathologie maar atypische klachten, zoals sinds 7 december 2015 beschreven, waarbij geen behandeling nodig is, maar die natuurlijk wel gecontroleerd moeten worden.

Verweerster stelt dat uit het medisch dossier blijkt dat klager, sinds hij in B. is, met grote regelmaat wordt beoordeeld door de medische dienst. Hij is afgevallen en krijgt een aangepast dieet. Bij onderzoek bleek dat er hiaten waren in het onderzoek naar de negatieve gevolgen van suikerziekte en dat heeft de medische dienst opgepakt. In verband met de stemmingsklachten is overleg geweest tussen de psycholoog in B. en de behandelend psycholoog in E., en vanuit het psycho-medisch overleg is geadviseerd hoe met zijn gedrag om te gaan. Zij concludeert dat uit het medische dossier blijkt dat er sprake is van een stabiele medische toestand, en dat er vooral sprake lijkt te zijn van een emotionele belasting. Klager kan in verband hiermee een verzoek indienen voor hulp door de psycholoog.

Bij gelegenheid van de behandeling van de zaak op de terechtzitting heeft verweerster erop gewezen dat zij, als medisch adviseur, slechts een adviserende taak heeft ten behoeve van de autoriteit die moet beslissen over de detentiegeschiktheid. Het advies is gebaseerd op de op dat moment beschikbare medische gegevens. Eventuele wijzigingen in de medische situatie van klager na de datum van het advies kunnen bij de beoordeling daarvan geen rol spelen. Het criterium voor de beoordeling is of de gedetineerde in de detentiesituatie de zorg kan krijgen die hij nodig heeft. Zij benadrukt dat zij niet als behandelaar bij de medische behandeling van klager is betrokken. Als klager ontevreden is over de door hem ontvangen zorg, dient hij zich tot de daarvoor verantwoordelijke instantie te wenden.

Verweerster stelt verder dat het advies in de regel wordt gebaseerd op de medische informatie. In een voorkomend geval kan er aanleiding bestaan om de betrokkene zelf te zien. Dat zal het geval zijn als sprake is van onduidelijkheid of complexiteit. Dat speelt met name in situaties dat de betrokkene nog thuis is en er geen volledig beeld kan worden verkregen. Verweerster is er in het verleden zelf ook wel toe overgegaan om een betrokkene zelf te zien. In het onderhavige geval zag zij daartoe geen aanleiding. Daarbij speelde tevens een rol dat klager reeds langere tijd gedetineerd was en er een uitgebreid medisch dossier uit beide instellingen beschikbaar was. Ook was de medische begeleiding na de overdracht naar B. in dezelfde handen gebleven.

5.         De beoordeling

5.1.      Het college stelt voorop dat het bij het tuchtrechtelijke toetsen van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsuitoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met hetgeen in de beroepsgroep op het moment van handelen als norm of standaard werd beschouwd. Bij ieder verzoek om beoordeling van de detentiegeschiktheid wordt door de medisch adviseur een individuele afweging gemaakt waarbij voor deze specifieke patiënt de mogelijkheden tot de zorg binnen detentie worden beoordeeld. Uitgangspunt bij de beoordeling is, dat alle zorg die thuis mogelijk is, ook binnen detentie geleverd kan worden.

5.2.      Uit de gedingstukken en de toelichting van verweerster blijkt dat verweerster zich bij haar onderzoek heeft gebaseerd op de uitgebreide medische informatie die haar via de penitentiaire inrichting ter beschikking stond. Daartoe behoorde eveneens de laatste informatie van de behandelend specialisten. De klacht komt er in de kern op neer dat verweerster zich daarnaast een eigen oordeel had moeten vormen door klager in persoon te spreken en te onderzoeken. Verweerster stelt zich op het standpunt dat daarvoor slechts aanleiding bestaat in bijzondere situaties van onduidelijkheid of complexiteit, waarvan in dit geval geen sprake was.

Naar het oordeel van het college mocht verweerster zich in beginsel op de juistheid van de door de medische behandelaars verstrekte informatie baseren zonder eigen onderzoek te doen, tenzij er aanwijzingen waren waaruit zij had moeten afleiden dat die informatie niet juist of niet volledig was. Niet gebleken is dat er dergelijke aanwijzingen waren. Het college neemt daarbij in ogenschouw dat verweerster zich, blijkens haar toelichting, bewust is geweest van de mogelijke noodzaak om een betrokkene in voorkomend geval zelf te onderzoeken of te spreken en dat zij daar zelf in het verleden ook wel eens toe heeft besloten. Door te concluderen dat in dit geval die noodzaak niet bestond, waarbij verweerster heeft betrokken dat klager reeds langere tijd in detentie verkeerde, dat zijn medische situatie uitgebreid gedocumenteerd was en dat de medische begeleiding in dezelfde handen is gebleven na de overdracht, is zij naar het oordeel van het college binnen de grenzen van de redelijke beroepsuitoefening gebleven.

5.3       De omstandigheid dat klager de door hem benodigde medische zorg in de praktijk niet zou krijgen, zo dat al juist zou zijn, kan er niet toe leiden dat verweerster daarvan tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Zij is immers niet als behandelaar bij de medische behandeling van klager betrokken. Het was haar taak om te adviseren over de medische situatie van klager op en rond 23 maart 2017 met als doel te toetsen of klager detentiegeschikt is. Het leveren van de in verband met die medische situatie vereiste zorg behoort tot de verantwoordelijkheid van de directeur van de inrichting.

5.4       Voor het beoordelen van het handelen van verweerster bij het uitbrengen van haar advies van 23 maart 2017 is alleen de op dat moment beschikbare informatie relevant. Voor zover klager heeft bedoeld te stellen dat verweerster op basis van die informatie niet tot de conclusie heeft kunnen komen dat de medische toestand van klager stabiel was, kan hij daarin evenmin worden gevolgd. Hij voert weliswaar aan dat bij hem in 2016 stents zijn geplaatst, maar dat laat onverlet dat uit de latere informatie van de cardioloog van januari 2017 blijkt dat op dat moment geen sprake was van cardiologische pathologie en dat wel controle maar geen behandeling noodzakelijk was. Ook overigens is het college niet gebleken dat de inschatting van de medische situatie van klager op 23 maart 2017 onjuist zou zijn.

5.4       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt. (…)”.

3.                  Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg onder het kopje “2. De feiten”, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.                  Beoordeling van het beroep

4.1              In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2              De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3              In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de huisarts nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

4.4              In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 mei 2019 heeft de huisarts haar verweer nader toegelicht.

4.5              Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: C.H.M. van Altena, voorzitter; W.P.C.M. Bruinsma en

E.F. Lagerwerf-Vergunst, leden-juristen en M. van Bergeijk en M.G.M. Smid-Oostendorp, leden-beroepsgenoten en J.S. Heidstra, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 21 mei 2019.

                        Voorzitter   w.g.                                 Secretaris  w.g.