ECLI:NL:TGZCTG:2019:124 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.302

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:124
Datum uitspraak: 07-05-2019
Datum publicatie: 08-05-2019
Zaaknummer(s): c2018.302
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.302 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., verzekeringsarts, destijds werkzaam te D.,

verweerster in beide instanties,

gemachtigde: mr. drs. G.P. van Delft, werkzaam te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna: klaagster - heeft op 19 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. - hierna: de verzekeringsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 juni 2018 (onder nummer 100/2018) heeft dat College klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.  

Klaagster is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. Zij heeft de gronden van haar beroep aangevuld bij brieven ingekomen op 10 en 11 oktober 2018. De verzekeringsarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 16 april 2019 waar de verzekeringsarts en zijn gemachtigde zijn verschenen. Klaagster is niet tijdig ter terechtzitting verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de verzekeringsarts aan de hand van een pleitnotitie die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag

gelegd.

2.  DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

Op grond van artikel 65 lid 2 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) in samenhang met artikel 4 van het Tuchtrechtbesluit BIG (Tuchtrechtbesluit) moet het klaagschrift voldoen aan de in dat besluit genoemde eisen. Op grond van artikel 5 van het Tuchtrechtbesluit wordt de klager in de gelegenheid gesteld de gebreken in het klaagschrift te herstellen. Indien de klager de gebreken in het klaagschrift niet of onvoldoende herstelt, wordt klager op grond van artikel 66 lid 4 Wet BIG niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. In het inleidend klaagschrift heeft klaagster geschreven dat zij een klacht indient tegen het UWV en schrijft zij dat zij verweerder verwijt dat hij niet eerlijk naar haar dossier had gekeken. Ze vraagt daarbij waar haar medische stukken zijn gebleven die zij in 2013 aan de arts had gegeven.

Nu het inleidend klaagschrift daarmee niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed, heeft de secretaris van het college klaagster op 26 februari 2018 een brief geschreven, waarin zij werd uitgenodigd de in die brief gestelde vragen te beantwoorden om zodoende de gebreken te herstellen. Met name heeft de secretaris klaagster gevraagd wat klaagster aangeklaagde precies verwijt en op welke feiten haar klacht betrekking heeft. Specifiek heeft de secretaris klaagster gevraagd of er een spreekuurcontact is geweest, in welke stad dat contact had plaatsgevonden, wanneer dat contact had plaatsgevonden en of aangeklaagde een rapportage had opgesteld en zo ja, of klaagster een afschrift van die rapportage kon meesturen. Klaagster heeft in het aanvullende klaagschrift niet of onvoldoende gereageerd op de vragen van de secretaris. Klaagster heeft wel aangegeven dat ze in juli 2013 op het spreekuur is geweest bij C. maar ze heeft geen concreet verwijt geformuleerd en ze heeft niet vermeld of er een rapportage is opgemaakt noch een afschrift van een rapportage meegezonden. Klaagster schrijft daarbij dat zij graag verder alles mondeling wil toelichten.

Op 13 april 2018 is nogmaals een schrijven van klaagster ontvangen met een veelheid van bijlagen. In de bijlagen bevinden zich meerdere rapportages en brieven van aangeklaagde. Klaagster geeft wederom aan dat zij haar klacht mondeling wil toelichten. Klaagster verzoekt aan het college om uit te zoeken of het UWV wel eerlijk naar klaagsters dossier heeft gekeken.

Klaagster heeft geen concreet verwijt in de richting van aangeklaagde geformuleerd en aangegeven op welke feiten haar klacht betrekking heeft. Zo geeft klaagster niet aan op welke rapportage haar klacht betrekking zou hebben en welke informatie aangeklaagde niet in het dossier heeft gedaan. De veelheid van bijlagen betreft vooral medische informatie van latere datum dan juli 2013.

Bij deze stand van zaken dient klaagster niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht. Het college wijst er klaagster op dat zij, als zij wel aan de gestelde eisen kan voldoen, alsnog een klaagschrift bij het college kan indienen. 

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1       Klaagster beoogt met haar beroep de klacht, zo begrijpt het Centraal Tuchtcollege, in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en te concluderen tot gegrondverklaring van haar klacht.

4.2       De verzekeringsarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

4.3       Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klacht en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de beoordeling door het Regionaal Tuchtcollege. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2019 heeft de verzekeringsarts zijn standpunt, bij monde van zijn gemachtigde, nogmaals toegelicht.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.  

Deze beslissing is gegeven door: E.J. van Sandick, voorzitter, S.M. Evers en

R.H. Zuijderhoudt, leden-juristen en H.S. Boersma en J.A.W. Dekker, leden-beroepsgenoten en M.W. van Beek, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2019.

Voorzitter  w.g.   Secretaris  w.g.