ECLI:NL:TGZCTG:2019:106 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.313

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2019:106
Datum uitspraak: 25-04-2019
Datum publicatie: 25-04-2019
Zaaknummer(s): c2018.313
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager komt in beroep van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Klager is onder algehele narcose geopereerd. De anesthesioloog heeft de beademingsbuis ingebracht. Klager verwijt de anesthesioloog dat hij een fout heeft gemaakt bij de intubatie, waardoor schade aan zijn gebit is ontstaan. Klager ontkent bovendien dat hij voorafgaand informatie heeft ontvangen over de mogelijkheid van schade aan het gebit door intubatie. Klager meent dat de anesthesioloog de kosten van implantaten en letselschade moet vergoeden. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2018.313 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., anesthesioloog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. E. van der Linde te Utrecht.

1.                  Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 20 december 2017 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen tegen C. - hierna de anesthesioloog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 26 juni 2018, onder nummer G2017/193 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De anesthesioloog heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

De zaak is in beroep tegelijkertijd maar niet gevoegd met de zaak C2018.314 behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 april 2019, waar is verschenen de anesthesioloog, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.                  Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“2. Vaststaande feiten

Voor de beoordeling van de klacht gaat het college uit van de volgende feiten.

In verband met een stenose van het wervelkanaal ter hoogte van L4-L5 (de vierde en vijfde lendenwervel) is bij klager op 13 juli 2015 een laminectomie verricht door de neurochirurg in het E.-Ziekenhuis te D.. De operatie vond plaats onder algehele narcose waarbij klager werd geïntubeerd (het inbrengen van de beademingsbuis) door verweerder.

3. De klacht

Klager verwijt verweerder dat hij een fout heeft gemaakt bij de intubatie, waardoor schade aan zijn gebit is ontstaan. Hij ontkent voorafgaand aan de operatie voorlichting te hebben ontvangen ten aanzien van de mogelijkheid van schade aan het gebit. Klager vindt dat verweerder de kosten van implantaten en letselschade moet vergoeden.

4. Het verweer

Verweerder vraagt zich af of de intubatie schade aan het gebit heeft veroorzaakt. Hiervan blijkt ook niets uit het medisch dossier.

De intubatie is zorgvuldig en volgens de daarvoor bestaande beroepsnormen uitgevoerd. Er was geen sprake van een lastige intubatie. Schade aan het gebit kan eigenlijk alleen ontstaan als er wel sprake is van een lastige intubatie. Wel was er sprake van een matige/slechte dentitie (staat van het gebit) waardoor het risico op schade aan het gebit groter is.

Als er bij een intubatie onverhoopt wel gebitsschade ontstaat betreft dit bij een zorgvuldig handelen een complicatie en niet een fout, zoals klager stelt. Klager is voorafgaande aan de operatie zowel mondeling als via een folder geïnformeerd over de mogelijkheid van het kunnen optreden van gebitsschade als complicatie.

5. Beoordeling van de klacht

5.1

Het college wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Het informeren

Klager ontkent informatie te hebben ontvangen met betrekking tot de mogelijkheid van het optreden van gebitsschade als complicatie gedurende de narcose. Verweerder stelt dat dit wel is gebeurd. De versie van verweerder wordt gesteund door de aantekeningen in het medisch dossier. Het college gaat er daarom van uit dat klager de bedoelde informatie heeft ontvangen.

5.3 De gebitsschade

Ten aanzien van de schade aan het gebit van klager heeft het college niet kunnen vaststellen dat dit door het handelen van verweerder is veroorzaakt. Klager stelt dit, maar verweerder ontkent en ook het medisch dossier biedt geen aanknopingspunt voor de zienswijze van klager.

Het college is daarom van oordeel dat een relatie tussen het handelen van verweerder en de gestelde schade aan het gebit niet is komen vast te staan.

5.4 Het vergoeden van schade

Nu niet is vast komen te staan dat verweerder de schade aan het gebit van klager door zijn handelen heeft veroorzaakt, hoefde hij klager ook niet aan te bieden om de schade te vergoeden.

Ook al zou het college tot de conclusie zijn gekomen dat verweerder onjuist zou hebben gehandeld, dan nog is het college niet bevoegd tot het toekennen van enige vorm van schadevergoeding of financiële compensatie.

3.                  Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.

4.                  Beoordeling van het beroep

4.1       Klager beoogt met zijn beroep zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen en concludeert tot gegrond verklaring van het beroep.

4.2       De anesthesioloog heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot verwerping van het beroep.

4.3       In beroep zijn de schriftelijke klacht over het beroepsmatig handelen van de anesthesioloog en is het door de anesthesioloog gevoerde verweer tegen naar aanleiding van zijn professioneel handelen geformuleerde klachten nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van die in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen schriftelijk en mondeling gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.

In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2019 is dat debat voortgezet.

Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege voegt aan de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege wel toe dat, als al moet worden aangenomen dat er schade aan het gebit van klager is ontstaan ten gevolge van de operatie, dat daarmee - anders dan klager stelt - niet de verwijtbaarheid van het handelen van de anesthesioloog gegeven is. Schade aan tanden is immer een gekende complicatie bij operaties die onder narcose worden uitgevoerd. Het voorgaande betekent dat het beroep zal worden verworpen.

5.                  Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                    verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter; M.W. Zandbergen en

Y. Buruma, leden-juristen en C.M.F. Dirven en F.J.P.M. Huygen, leden-beroepsgenoten en

M. van Esveld, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 25 april 2019.

            Voorzitter   w.g.                                 Secretaris   w.g.