ECLI:NL:TGDKG:2019:99 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/638332 / DW RK 17/1112 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:99
Datum uitspraak: 12-03-2019
Datum publicatie: 26-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/638332 / DW RK 17/1112 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen een voorzittersbeslissing. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 oktober 2017 met zaaknummer C/13/623707 / DW RK 17/138 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/638332 / DW RK 17/1112 ingesteld door:

[    ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen van 10 februari 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij brief met bijlagen ingekomen op 17 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 24 oktober 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail met bijlagen van 6 november 2017 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mails van 7 en 17 januari 2019 heeft klager aanvullende informatie gegeven.Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 maart 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager voert aan telefonisch contact met de gerechtsdeurwaarder te hebben opgenomen naar aanleiding van een aan hem betekende dagvaarding. Op enig moment kreeg klager de gerechtsdeurwaarder aan de lijn die hem mededeelde de e-mails van klager te hebben ontvangen met de toevoeging dat hij deze niet zou beantwoorden noch een ontvangstbevestiging zou sturen, omdat klager er zoveel stuurde. Dat is volgens klager een valse beschuldiging. Over de dagvaarding in kortgeding heeft hij slechts twee e-mails verzonden. De gerechtsdeurwaarder bezorgde vorig jaar een exploot vol onwaarheden en daar heeft klager repliek op gegeven om de gerechtsdeurwaarder te waarschuwen. De gerechtsdeurwaarder behoort een onafhankelijke partij te zijn. Uiteindelijk ontving klager een ontvangstbevestiging van zijn repliek maar wie die brief heeft ondertekend is niet duidelijk. De gerechtsdeurwaarder deelde verder mede dat het weigeren van een dagvaarding niet kan. Volgens klager is dat onjuist want een door klager ingeschakelde advocaat heeft een dagvaarding in verzet opgesteld die ook werd geweigerd omdat de gronden van het verzet ontbraken. Klager wil de gerechtsdeurwaarder op een normale wijze zijn bezwaar schriftelijk kenbaar maken maar deze maakt dat onmogelijk. Dat is de reden dat klager een klacht indient.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat de klacht en bijlagen informatie bevatten die niets met de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder van doen heeft. Dit alles wordt in het kader van de beoordeling van de tegen de gerechtsdeurwaarder gerichte klacht buiten beoordeling gelaten.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat de mededeling aan klager dat zijn e-mails niet zouden worden beantwoord geen valse beschuldiging is maar meer een opgave van een reden waarom de e-mails niet zouden worden beantwoord. Bovendien heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat de reden dat de e-mails niet door hem zouden worden beantwoord is gelegen in het feit dat de gerechtsdeurwaarder twee ambtshandelingen heeft verricht en het in beide gevallen een zogenaamde losse opdracht betrof. De gerechtsdeurwaarder heeft geen inhoudelijke betrokkenheid bij de zaken. Inhoudelijk werd de zaak door anderen behandeld, in het geval van de dagvaarding in kort geding door een advocaat. De gerechtsdeurwaarder heeft klager voor een inhoudelijke discussie over de dagvaarding en de inhoud daarvan verwezen naar deze advocaat. Dat de e-mails van klager voor het overige niet worden beantwoord, wordt niet tuchtrechtelijk laakbaar geacht.

5.3 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat het antwoord op de vraag of een dagvaarding wel of niet kan worden geweigerd, in het midden kan worden gelaten. De daarover tussen klager en de gerechtsdeurwaarder gevoerde discussie, als in de klacht en het verweer weergegeven, bevat geen tuchtrechtelijk laakbare elementen.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. Klager heeft daartoe -voor zover voor de beoordeling van het verzet van belang - aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder een aantal gerechtelijke uitspraken aan zijn adres heeft betekend. Dit had hij helemaal niet behoeven te doen, want klager was eiser in hoger beroep en dan krijgt hij automatisch het arrest van het hof toegestuurd. De gerechtsdeurwaarder spreekt over een bevel, daar kan geen sprake van zijn want het arrest spreekt niet van een betalingsverplichting.

6.2 Bij de betekening van de uitspraken zitten allerlei private stukken van de opdrachtgever bestemd voor klager waar de rechter niet over heeft beslist. Een van die stukken betreft een financieel overzicht met tabellen die vol staan met onwaarheden. Als de gerechtsdeurwaarder schermt met dwangsommen, heeft klager het recht zich tegen onwaarheden in een exploot te verzetten. De gerechtsdeurwaarder reageert daarop niet en dat maakt hem partijdig. Er is een bewindvoerder die toezicht zou houden op de beheerregeling. De opdrachtgever had de financiële overzichten moeten aanbieden aan de bewindvoerder.

6.3 Uit het verweer van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat hij reeds is ingeseind door zijn opdrachtgever om niet te reageren op klachten van klager. Niet valt in te zien waarom klager niet zou mogen reageren. De broer van klager stuurt buiten de gerechtsdeurwaarder stukken naar klager om een verzuim aan de zijde van klager te suggereren met slechts één doel: het incasseren van dwangsommen. Klager heeft het recht om de gerechtsdeurwaarder te waarschuwen dat zijn opdrachtgever onwaarheden verteld. Er zijn volgens klager drie opties A) de broers regelen het onderling, B) het loopt via de bewindvoerder of C) de verbeurde dwangsommen moeten worden onderbouwd en klager mag in de aanloop naar een gerechtelijke procedure, die dwangsommen betwisten bij de gerechtsdeurwaarder.

6.4 Dat klager uiteindelijk een ontvangstbevestiging krijgt van de gerechtsdeurwaarder moet een vervolg krijgen. Het domweg niet beantwoorden van de e-mails en daarmee aan de wens van opdrachtgever voldoen maakt de gerechtsdeurwaarder partijdig. Gerechtsdeurwaarders dienen zich te houden aan een geheimhoudingsplicht. Het is klager daarom een raadsel hoe de gerechtsdeurwaarder zich een onpartijdig oordeel kan vormen over het klaaggedrag van klager. Zowel bij wie en in welke mate en of hij terecht of niet klaagt wordt niet onderbouwd.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat met het betekenen van een rechterlijke uitspraak wordt aangegeven dat de opdrachtgever wenst dat de debiteur (klager) aan de inhoud daarvan dient te voldoen. Of in het arrest al dan niet een betalingsverplichting is opgenomen, kan niet worden gecontroleerd omdat klager slechts 1 pagina van het exploot heeft overgelegd. De aan het exploot gehechte stukken zijn kennelijk mee betekend op verzoek van de opdrachtgever. Wat de opdrachtgever al dan niet anders had moeten doen, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Dat klager de vordering mag betwisten, wordt niet bestreden echter het is – in een geval als dit – aan de gerechtsdeurwaarder waar hij al dan niet op reageert. Dat klager het niet met de reactie van de gerechtsdeurwaarder eens is, maakt nog niet dat sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Het klaaggedrag heeft de gerechtsdeurwaarder volgens zijn verweer afgeleid uit de klacht van klager die daarin zelf mededeelt dat de gerechtsdeurwaarder “kan aansluiten in de rij van klachten bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders”.

7.2 De kamer overweegt voorts dat het verzetschrift verder bestaat uit een gedetailleerde weergave van volgens klager (belastingtechnisch) frauduleus handelen van zijn vader en zijn twee broers vanaf 1990 waarbij de broers volgens klager zijn bevoordeeld ten opzichte van hem. Daarnaast gaat klager uitgebreid in op volgens hem door zijn vader gepleegde fraude met het testament, op door notarissen en accountants gepleegde fraude bij het passeren van aktes, de zienswijze van klager aangaande al dan niet door hem verbeurde dwangsommen, wordt door klager uitgebreid stilgestaan bij de tussen klager en zijn broers ontstane geschillen en uit klager kritiek op allerlei volgens klager onwelgevallige rechterlijke beslissingen die zijn genomen in de geschillen tussen klager en zijn broers.

7.3 Dit is informatie die niets met de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder van doen heeft. Dit alles wordt in het kader van de beoordeling van de tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht en de behandeling van het verzet daartegen buiten beoordeling gelaten. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg om dit aan de orde te stellen.

7.4 De conclusie van dit alles is dat de gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter geen nieuwe gezichtspunten opleveren. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf toegepast. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend voorzitter, en mr E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.