ECLI:NL:TGDKG:2019:98 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/647043 / DW RK 18/223 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:98
Datum uitspraak: 12-03-2019
Datum publicatie: 26-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/647043 / DW RK 18/223 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen een beslissing van de voorzitter. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 april 2018 met zaaknummer C/13/635721 / DW RK 17/941 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/647043 / DW RK 18/223 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[    ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen van 20 september 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde. Bij e-mail van 21 september 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 20 april 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 april 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij e-mails van 7 en 17 januari 2019 heeft klager aanvullende informatie gegeven. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 januari 2019 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 maart 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze in zijn brief ontkent dat klager zijn bezwaar tegen de aanzeggingen gemotiveerd bij de gerechtsdeurwaarder heeft ingediend en dat hij meldt van klager geen e-mails meer wenst te ontvangen. In het vonnis is klager veroordeeld om binnen 10 dagen opdracht te geven aan de notaris en vervolgens om binnen twee weken daarna (opdracht te geven) tot het passeren van de akte en (opdracht te geven tot) inschrijving daarvan. Dat zegt dus niets over de slagingskans en het gereedkomen daarvan. Als zaken niet in orde zijn bij het kadaster en andere instanties, en zij meer tijd nodig hebben, kan dat niet aan klager worden verweten. De gerechtsdeurwaarder maakt zich aanhoudend schuldig aan misleiding. Op zijn website maakt de gerechtsdeurwaarder de indruk dat hij ook een advocatenpraktijk runt, wat niet bij het ambt van gerechtsdeurwaarder past.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft overwogen dat voor zover de klacht en bijlagen informatie bevatten aangaande het dispuut tussen klager en diens broers, dat bij

de beoordeling van de onderhavige klacht buiten beoordeling wordt gelaten.

5.2 De voorzitter heeft daarnaast overwogen dat door klager is verzocht een e-mail van 14 maart 2018, met daarin een klacht gericht tegen een andere gerechtsdeurwaarder, te voegen bij de onderhavige klacht. Klager is reeds bij e-mails van 16 en 19 maart 2018 bericht dat dit niet mogelijk is. Voor zover nodig wordt dit verzoek nogmaals afgewezen.

5.3 De voorzitter heeft verder overwogen dat de tuchtprocedure is bedoeld om het handelen van de gerechtsdeurwaarder te beoordelen. Het tuchtrecht is niet bedoeld om te beoordelen of door klager al dan niet terecht dwangsommen zijn verbeurd. Dergelijke geschillen dienen op grond van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering te worden voorgelegd aan de rechter die de dwangsom heeft opgelegd of aan de (executie-) rechter.

5.4 Voorts de voorzitter overwogen dat het feit dat de gerechtsdeurwaarder geen e-mails beantwoordt, in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar is. De gerechtsdeurwaarder is door een van de broers van klager belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis. Zijn werkzaamheden beperken zich louter tot het verrichten van ambtshandelingen. Als klager het daar niet mee eens is, dient hij een executiegeschil te starten. De gerechtsdeurwaarder is niet gehouden steeds maar e-mails over de familieruzie tussen de broers te beantwoorden. Dat klager voortdurend instanties en personen met e-mails bestookt is de kamer ambtshalve bekend en dat volgt ook uit rechtsoverweging 3.11.3 en 3.11.4 onder v. van de door klager zelf overgelegde beslissing van het gerechtshof Amsterdam van 12 juli 2016.

5.5 Als laatste heeft de voorzitter overwogen dat al hetgeen verder door klager is aangevoerd niet door hem is onderbouwd, niet ter zake doet en door de gerechtsdeurwaarder in zijn brief van 19 september 2017 en in het verweer gemotiveerd is bestreden. Enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is dan ook niet gebleken.

6. De gronden van het verzet

6.1 Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. Klager heeft daartoe aangevoerd dat de kamer in strijd met de gerechtsdeurwaarderswet (GdW) heeft gehandeld door een klachtzaak door slechts één lid te laten behandelen in plaats van de vereiste twee leden. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 39 eerste lid GdW. Klager acht de voorzittersbeslissing nietig en in strijd met artikel 6 EVRM. Klager verzoekt de klacht eerst te onderzoeken en vervolgens repliek en dupliek te gunnen en daarna een behandeling van de klacht op een zitting van de kamer te plannen.

6.2 Voor het overige bevat het verzetschrift een herhaling van de zienswijze van klager aangaande al dan niet door hem verbeurde dwangsommen en wordt weer ingegaan op de tussen klager en zijn broers ontstane geschillen aangaande de overdracht van een Spaanse onroerende zaak.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De lezing van klager over de wijze waarop een klachtzaak door de kamer moet worden behandeld berust op een verkeerde lezing van de wet. Het bepaalde in het eerste lid van artikel 37 GdW ziet op een behandeling van de klacht indien artikel 39 lid 1 Gdw niet wordt toegepast. Als dat het geval is verloopt de procedure verder op de wijze als bepaald in art. 41 tot en met 43 GdW. Voor hetgeen door klager daarover verder is aangevoerd verwijst de kamer naar rechtspraak van het Gerechtshof (ECLI:NL:GHAMS:2010:BN9401) waarin de toepassing van artikel 39 GdW al eens is beoordeeld.

7.2 De kamer overweegt ten aanzien van de overige gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter dat deze geen nieuwe gezichtspunten opleveren die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf toegepast. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg voor de zaken die klager aan de orde wil zien. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend voorzitter, en mr E. Diepraam en mr. J.N. Reijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.