ECLI:NL:TGDKG:2019:93 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/644405 / DW RK 18/121 verzet

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:93
Datum uitspraak: 26-02-2019
Datum publicatie: 26-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/644405 / DW RK 18/121 verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De klacht betreft het feit dat volgens klager de gerechtsdeurwaarder de bij grensoverschrijdende tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis toe te passen EEZ-vo procedure niet heeft gevolgd. De voorzitter heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer is het met die beslissing eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 februari 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 20 februari 2018 met zaaknummer C/13/627497 / DW RK 17/429 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/644405 / DW RK 18/121 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[   ],

in het register gerechtsdeurwaarders vermeld als toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 april 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 mei 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 20 februari 2018 heeft de voorzitter de klacht deels als kennelijk niet-ontvankelijk en deels als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 2 maart 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Bij brief ingekomen op 9 januari 2019 heeft klager stukken nagezonden inhoudende een aansprakelijkstelling van de verantwoordelijken van de kamer. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 januari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 februari 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

De kamer verwijst voor de feiten naar hetgeen de voorzitter in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de voorzitter geen bezwaar gemaakt, zodat ook de kamer van die feiten uitgaat.

4. De oorspronkelijke klacht

De klacht hield samengevat - naar de voorzitter heeft begrepen - in dat a) de beschikking van de voorzieningenrechter niet rechtsgeldig is betekend, met als gevolg dat de buitenlandse vonnissen niet in Nederland zijn erkend en er dus geen verlof tot uitvoerbaarheid is verleend en er dan ook geen grondslag is voor tenuitvoerlegging, b) de uitspraak van 1 december 2016 niet voldoet aan de procedurele vereisten van het geldend recht conform Verordening (EG) 44/2001 (EEX-Vo) en sprake is van schending van artikel 6 EVRM en c) de wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de beslaglegging heeft uitgevoerd onrechtmatig is.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft de voorzitter overwogen dat de gerechtsdeurwaarder in zijn verweerschrift terecht heeft gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt, als aan de klacht die in de eerdere procedure (zoals in deze beslissing vermeld onder de feiten) aan de orde is gesteld. Klager kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de kamer voorleggen.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft de voorzitter overwogen dat hij begrijpt dat klager zich beklaagt over de gang van zaken ter zake zijn verzoekschriftprocedure. Het is niet aan de tuchtrechter om hier een oordeel over te geven. Klager zal zich hiertoe tot de gewone rechter moeten wenden.

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c heeft de voorzitter overwogen dat de beschikking van de voorzieningenrechter van 28 april 2016 bij beschikking van 1 december 2016 onherroepelijk is geworden. De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van de beschikking van 28 april 2016. Op een gerechtsdeurwaarder rust een ministerieplicht indien hem wordt verzocht een titel ten uitvoer te leggen. Tegen de tenuitvoerlegging van een vonnis kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

5.4 De gerechtsdeurwaarder heeft op 16 maart 2017 beslag gelegd op reguliere huisraad, een personenauto en bedrijfsgoederen van klager. De voorzitter is niet gebleken dat het beslag niet op correcte wijze heeft plaatsgevonden. Om beslag te leggen op roerende zaken is een zogenaamd raambeslag ook mogelijk. Daarvoor is slechts nodig dat de in beslag te nemen roerende zaken worden waargenomen. Van het beslag is een proces-verbaal opgemaakt. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

5.5 Ten aanzien van de stelling van klager dat de (medewerker van het kantoor van de) gerechtsdeurwaarder ten onrechte heeft aangegeven dat hij niet desgevraagd de beschikking van 28 april 2016, zoals die aan hem is betekend, aan de gerechtsdeurwaarder heeft verzonden, heeft de voorzitter overwogen dat uit de overgelegde producties niet kan worden vastgesteld wie het gelijk hier aan zijn zijde heeft. De klacht dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

6. De gronden van het verzet

Klager is het niet met de beslissing van de voorzitter eens. Klager heeft daartoe als centraal thema aangevoerd dat de wettelijk verplichte EEZ-vo procedure bij grensoverschrijdende tenuitvoerleggingen van buitenlandse vonnissen niet is gevolgd als gevolg waarvan de daarna gedane betekening van die vonnissen en de in het kader van de tenuitvoerlegging daarvan gelegde executoriale beslagen nietig zijn.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. Door de voorzieningenrechter is verlof verleend om twee buitenlandse vonnissen ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarder die van een advocaat de opdracht kreeg de buitenlandse vonnissen met het verleende verlof van de voorzieningenrechter aan klager te betekenen, mocht hierop afgaan. Geschillen over de tenuitvoerlegging van een executoriale titel worden beoordeeld door de civiele rechter. Hetzelfde geldt voor de eventuele nietigheid van de betekeningen op grond van de betreffende titel. Het tuchtrecht is niet de geëigende weg hierop in te gaan. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. W.M. de Vries en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.