ECLI:NL:TGDKG:2019:92 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/628990 / DW RK 17/514

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:92
Datum uitspraak: 26-02-2019
Datum publicatie: 26-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/628990 / DW RK 17/514
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De bewindvoerder klaagt erover dat de administratie bij de gerechtsdeurwaarder niet in orde is en een brief aan de onderbewindgestelde zelf is verzonden in plaats van aan de bewindvoerder. Beide klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 februari 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/628990 / DW RK 17/514 (LV/FK) van:

[     ], handelende onder de naam Bewindvoering [    ], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan [     ],

gevestigd te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 18 mei 2017 heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij e-mail van 14 juni 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij brief van 17 oktober 2018 heeft klager aanvullende producties overgelegd. De klacht is behandeld op de openbare zitting van 15 januari 2019. Verschenen zijn klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 februari 2019.

1. Feiten en omstandigheden

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     bij beschikking van 27 juni 2012 van de kantonrechter te Haarlem zijn de goederen die toebehoren, of zullen toebehoren aan [     ] onder bewind gesteld met benoeming van klager tot bewindvoerder.

b)     bij brief van 26 augustus 2016 is de onder bewind gestelde door de gerechtsdeurwaarder aangeschreven tot betaling van een openstaande schuld aan het Zilveren Kruis. De brief is geadresseerd aan het zaakadres van klager;

c)     bij exploot van 16 mei 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de onder bewind gestelde een dagvaarding betekend om te verschijnen voor de rechtbank Noord-Holland;

d)     na de klacht van klager heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding op 23 mei 2017 ingetrokken;

e)     bij brief van 16 augustus 2018 is de onder bewind gestelde door de gerechtsdeurwaarder aangeschreven tot betaling van een openstaande schuld aan het Zilveren Kruis. De brief is geadresseerd aan het woonadres van de onder bewind gestelde.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - kort samengevat – het volgende. Zijn cliënt heeft de gerechtsdeurwaarder bij het betekenen van de dagvaarding geprobeerd duidelijk te maken dat hij een bewindvoerder had. Daarop heeft de gerechtsdeurwaarder de dagvaarding naar binnen gegooid en tegen zijn cliënt geroepen dat hij het maar moest uitzoeken met zijn bewindvoerder. Deze handelwijze is laakbaar en in strijd met de wettelijke bepalingen in boek 1 van het Burgerlijk Wetboek waaruit volgt dat een kwestie als de onderhavige dient te lopen via de bewindvoerder. Er is een administratief probleem bij de organisatie van de gerechtsdeurwaarder dat volgens klager is ontstaan doordat eind 2016 de correspondentieadressen en noteringen van de aanwezigheid van bewindvoerders zijn geschrapt en sindsdien zijn alleen nog contactgegevens van de onder bewind gestelde bekend. Als de onder bewind gestelde aangeeft dat hij onder bewind staat, dan zou de gerechtsdeurwaarder dit op zijn minst dit kunnen verifiëren. Correspondentie van 26 augustus 2016 is gericht aan de postbus van de bewindvoerder Na het indienen van de klacht is in 2018 opnieuw een brief aan de onder bewind gestelde zelf toegezonden in plaats van aan de bewindvoerder.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn de gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van dit artikel.

4.2 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij niet bekend was het feit dat de cliënt van klager onder bewind was gesteld. De cliënt van klager stond niet geregistreerd in het daarvoor bestemde curatele- en bewindregister. Dit is door klager ter zitting erkend. Ten aanzien van het feit dat de brief van gerechtsdeurwaarder van 26 augustus 2016 is geadresseerd aan het zaakadres van klager, heeft de gerechtsdeurwaarder ter zitting aangevoerd dat zijn opdrachtgever een postbusnummer had doorgegeven waarop de cliënt van klager kon worden aangeschreven, zonder daarbij kenbaar te maken dat dit het adres van de bewindvoerder was. Uit het feit dat de brief naar het postbusadres van klager is gestuurd, kan dus niet worden afgeleid dat de gerechtsdeurwaarder wist dat er sprake was van bewind.

4.3 De door klager aangevoerde bejegeningsklacht wordt door de gerechtsdeurwaarder betwist zodat op dit punt geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden vastgesteld. De door klager aangevoerde problemen met betrekking tot de administratie worden eveneens bestreden en kunnen bij gebreke van enige nadere onderbouwing ook niet worden vastgesteld. Dat in 2018 een brief is verzonden aan het woonadres van de onder bewind gestelde is slordig, maar eenvoudig herstelbaar en op zich zelf beschouwd niet tuchtrechtelijk laakbaar. 

4.4 De kamer overweegt dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden vastgesteld.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-       verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. Voetelink, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. W.M. de Vries en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 februari 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.