ECLI:NL:TGDKG:2019:88 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/655817 DW RK 18-542

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:88
Datum uitspraak: 23-04-2019
Datum publicatie: 26-07-2019
Zaaknummer(s): C/13/655817 DW RK 18-542
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. In verzetfase kunnen geen nieuwe klachten worden ingediend. Oordeel of de vordering terecht is, is niet aan de tuchtrechter. toezenden verweerschrift bij beslissing op de klacht.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 april 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 2 oktober 2018 met zaaknummer C/13/634299 / DW RK 17/848 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/655817 / DW RK 18/542 LvB /RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klaagster,

gemachtigde: [..],

tegen:

[..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

[..],

(voorheen) toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagden.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 21 augustus 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 14 september 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 2 oktober 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail ontvangen op 16 oktober 2018, heeft de gemachtigde van klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarders hebben op 6 maart 2019 gereageerd op het verzet en meegedeeld niet aanwezig te zijn ter terechtzitting. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019 alwaar de gemachtigde van klaagster is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 april 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij exploot van 9 augustus 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 klaagster gesommeerd tot betaling van de openstaande vordering over te gaan.

-          Bij brief van 10 augustus 2017 heeft klaagster bezwaar tegen het exploot gemaakt.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders een exploot aan haar hebben betekend ten aanzien van een schuld bij de ABN Amro Bank, terwijl zij geen rekening heeft bij de ABN Amro Bank en de schuld van haar ex-man reeds op 31 december 2013 volledig was afgelost.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat gerechtsdeurwaarder sub 2 het exploot van 9 augustus 2017 aan klaagster heeft betekend ter stuiting van de verjaring van de vermeende vordering van de ABN Amro Bank N.V. De gerechtsdeurwaarder heeft met het betekenen van het exploot enkel uitvoering gegeven aan zijn ministerieplicht en is niet verplicht om voorafgaand het betekenen van een dergelijk exploot te beoordelen of de vordering waarvoor wordt gesommeerd correct is. Uit de overgelegde producties blijkt dat de gerechtsdeurwaarders het bezwaar van klaagster van 10 augustus 2017 hebben doorgezonden aan de opdrachtgever. De opdrachtgever heeft bij brief van 24 augustus 2017 op het bezwaar van klaagster gereageerd. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft de gemachtigde van klaagster het volgende aangevoerd.

1. De gerechtsdeurwaarders hebben misbruik gemaakt van hun machtspositie en zij verschuilen zich daarbij achter hun ministerieplicht.

2. De gerechtsdeurwaarders hebben onzorgvuldig gehandeld door klakkeloos een oude hypotheekakte uit 2007 te gebruiken om exploten te kunnen uitbrengen, terwijl de hypotheekschuld door een betaling namens Nationale Nederlanden afgewikkeld werd. Dit was bekend bij Lindorff en bij de gerechtsdeurwaarders.

3. Klaagster heeft het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders pas op 5 oktober 2018 van de rechtbank ontvangen.

4. [..] heeft onjuiste beweringen gedaan.

6. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarders hebben de aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan daarom niet worden ontvangen in haar klacht als vermeld onder verzetgrond 2.

7.2 De gemachtigde van klaagster stelt in verzet dat [..]. onjuiste beweringen heeft gedaan en dat er geen vordering op klaagster bestaat. De kamer overweegt dat klaagster op grond van het bepaalde in artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zich moet wenden tot de bevoegde burgerlijke rechter indien het bestaan van de vordering wordt betwist. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.   

7.3 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.4 Ten overvloede overweegt de kamer als volgt. De gemachtigde van klaagster beklaagt zich erover dat het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders pas op 5 oktober 2018 van de rechtbank is ontvangen. De kamer stuurt het verweerschrift om procestechnische redenen (het is niet toegestaan te reageren op het verweerschrift in de eerste aanleg fase) aan klagers pas toe bij de beslissing van de voorzitter.

7.5 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en M.J.C. van Leeuwen, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.