ECLI:NL:TGDKG:2019:78 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/656037 / DW RK 18/552

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:78
Datum uitspraak: 21-05-2019
Datum publicatie: 29-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/656037 / DW RK 18/552
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager voert aan dat sprake is van belangenverstrengeling. Klager is in de problemen gekomen nadat de gerechtsdeurwaarder beslag op de bankrekening van zijn echtgenote heeft gelegd. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 21 mei 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 12 oktober 2018 met zaaknummer C /13/652759 DW RK 18/445 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/656037 / DW RK 18/552 ED/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: mr. [ ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 15 augustus 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op

4 september 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 4 oktober 2018, heeft klager nadere producties toegezonden. Bij beslissing van 12 oktober 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief met bijlagen , ingekomen op 19 oktober 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft zijn verzet aangevuld met meerdere e-mails. De gerechtsdeurwaarder heeft bij e-mail van 1 april 2019 op het verzet gereageerd en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 9 april 2019 alwaar klager is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

21 mei 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)      Klager en zijn echtgenote zijn bij vonnis van 17 mei 2018 door de kantonrechter te Gouda hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.251,07 met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.860,00 en een bedrag van € 505,00 aan proceskosten. Het vonnis is bij exploot van 4 juni 2018 aan klager betekend.

b)      Bij e-mail van 1 juni heeft de gerechtsdeurwaarder klager samengevat medegedeeld dat hij een concreet betalingsvoorstel moest doen en bij het uitblijven daarvan nadere maatregelen zouden worden genomen.

c)      Bij e-mail van 6 juni 2018 heeft klager de gerechtsdeurwaarder -voor zover van belang- een overzicht toegezonden van de maandelijkse inkomsten - en uitgaven van hem en zijn vrouw en medegedeeld dat zodra een door de ING geblokkeerd pensioenbedrag van € 13.750.000,00 zou zijn overgemaakt naar de rekening van zijn echtgenote, het in het exploot van 4 juni 2018 genoemde bedrag ad € 4.169,26 vermeerderd met eventuele kosten zou worden voldaan.

d)     Op 26 juni 2018 is door de gerechtsdeurwaarder beslag gelegd op de rekening van de echtgenote van klager, welk beslag is opgeheven op 31 juli 2018.

e)      Op 14 augustus 2018 heeft klager de gerechtsdeurwaarder een concreet betalingsvoorstel gedaan, welk voorstel is geaccepteerd op 15 augustus 2018.

3. De oorspronkelijke klacht

Door klager wordt niet precies omschreven wat hij de gerechtsdeurwaarder nu eigenlijk verwijt. Met enige goede wil kan uit de klachtbrief en de producties worden opgemaakt dat klager de gerechtsdeurwaarder verwijt dat er nog geen haalbare betalingsregeling is getroffen conform hetgeen door de kantonrechter in zijn vonnis is overwogen. Klager heeft de gerechtsdeurwaarder erop gewezen dat hij het verschuldigde bedrag zou betalen onmiddellijk nadat door de ING een bedrag van

€ 13.750.000,00 zou worden vrijgegeven (gedeblokkeerd) en belastingvrij beschikbaar zou zijn op de rekening van zijn echtgenote. Dat laatste is nog niet gebeurd.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De door klager bij e-mail van 4 oktober 2018 toegezonden producties worden geweigerd, nu die zijn toegezonden na het verweer van de gerechtsdeurwaarder.

4.2 De klacht is gericht tegen gerechtsdeurwaarder [ ]. In het verweer werpt gerechtsdeurwaarder [ ] zich op als beklaagde. Daaraan kan de voorzitter geen gevolg geven. Indien de klacht is gericht tegen een bepaalde gerechtsdeurwaarder staat het de kamer niet vrij zelfstandig, zonder enig initiatief of verzoek van klager daartoe een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde aan te merken (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). De klacht wordt dus geacht te zijn gericht tegen de gerechtsdeurwaarder [ ]. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de gerechtsdeurwaarderswet oplevert.

4.3 Dat is niet het geval. Het treffen van een betalingsregeling is een onverplichte handeling en een gunst van de cliënte van de gerechtsdeurwaarder. Anders dan klager meent ligt het op zijn weg om daartoe een voorstel te doen. Hetgeen door de kantonrechter in rechtsoverweging 5.7 van het vonnis van 17 mei 2018 is overwogen doet hieraan niet af. Dat door klager vóór 14 augustus 2018 een concrete betalingsregeling is aangeboden blijkt nergens uit.

4.4 Ten aanzien van het door klager genoemde bedrag waaruit hij het op grond van het vonnis verschuldigde bedrag zou voldoen geldt het volgende. Door klager zijn producties overgelegd die bestaan uit brieven aan- en van de gerechtsdeurwaarder, brieven gericht aan de ING en aan twee Ministeries. Uit een gepubliceerde uitspraak van de kamer (ECLI:NL:TGDKG:2015:80) volgt dat klager al vanaf 2005 klachten indient waarin grote bedragen worden genoemd en brieven/stukken worden overgelegd ondertekend door een gevolmachtigde van een advocaat, waarbij grote vraagtekens kunnen worden geplaatst ten aanzien van het waarheidsgehalte daarvan. 

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klager aangevoerd dat sprake is van belangenverstrengeling. De gerechtsdeurwaarder heeft aangegeven dat hij onmiddellijk na het vonnis van de kantonrechter te Gouda van de zaak is afgehaald als toegevoegd gerechtsdeurwaarder en ook als gemachtigde van [ ].

5.2 Klager heeft verder aangevoerd dat hij in financiële problemen is geraakt nadat de gerechtsdeurwaarder op 26 juni 2018 beslag op de bankrekening van zijn vrouw heeft gelegd. Het bankbeslag op het banktegoed van de Raborekening is weliswaar begin augustus 2018 opgeheven, maar het bankbeslag op het pensioen ad

€ 13.750.000,00 niet. De gerechtsdeurwaarder mag helemaal geen bankbeslag leggen als het inkomen uit niet meer dan een bijstandsuitkering of een AOW-uitkering bestaat.

5.3 Na de definitieve overdracht van de bankpassen van ING en de daarbij behorende pincodes zullen alle verschuldigde bedragen worden betaald, als ook de huur van

juli 2018 en augustus 2018. De overdracht zal plaatsvinden op 25 april 2019.

6. Het verweer in verzet van de gerechtsdeurwaarder

In verzet heeft de gerechtsdeurwaarder de door klager aangevoerde gronden gemotiveerd betwist. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. I.M. Nusselder en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.