ECLI:NL:TGDKG:2019:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/637341 DW RK 17/1046

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:74
Datum uitspraak: 23-04-2019
Datum publicatie: 13-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/637341 DW RK 17/1046
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Betekening dagvaarding.  De kamer overweegt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 en 4 beiden verantwoordelijk zijn voor de onjuiste betekening. Gerechtsdeurwaarder sub 4 vanwege het vermelden van een onjuist adres, maar ook gerechtsdeurwaarder sub 1 was verantwoordelijk, ondanks de afspraken die tussen de kantoren onderling bestonden, aangezien namens hem de ambtshandeling daadwerkelijk werd verricht. Het enkel controleren of het uittreksel niet ouder was dan 14 dagen is niet voldoende bij het verrichten van de ambtshandeling, wanneer men niet het adres verifieert.   Toezicht op de toegevoegd gerechtsdeurwaarder in de zin van artikel 25 c Gerechtsdeurwaarderwet strekt niet zover dat de gerechtsdeurwaarder elke ambtshandeling zou moeten controleren.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 april 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/637341 / DW RK  17/1046 LvB/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

1.[..],

[..],

2. [..]

3. [..],

4. [..],

[..],

beklaagden.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 19 oktober 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 november 2017, hebben gerechtsdeurwaarders sub 3 en 4 op de klacht gereageerd. Bij verweerschrift, ingekomen op 8 december 2017, hebben gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019 alwaar de gerechtsdeurwaarder sub 4 is verschenen. Na sluiting van de zitting zijn gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 nog gehoord, nu zij door een fout van de rechtbank niet naar de juiste zaal waren geleid. Klager is hoewel behoorlijk opgeroepen niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 23 april 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

  • Het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 4 heeft in 2012 van een advocaat opdracht gekregen een exploot van dagvaarding aan klager te betekenen. De gerechtsdeurwaarder heeft een uittreksel uit het GBA genomen en het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1 bij brief van 16 februari 2012 verzocht de dagvaarding te betekenen. Het genomen uittreksel is met de brief meegezonden.
  • Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft op 21 of 22 februari 2012 het exploot aan klager betekend op het in de dagvaarding opgenomen adres [..].
  • Bij vonnis van 4 april 2012 is klager door de rechtbank Dordrecht bij verstek

veroordeeld het bij dagvaarding gevorderde te voldoen.

  • Gerechtsdeurwaarder sub 4 heeft het vonnis bij exploot van 22 juni 2017 aan klager betekend op zijn adres in het buitenland.
  • Bij exploot van 22 september 2017 heeft klager bij de rechtbank Rotterdam verzet ingesteld tegen het op 4 april 2012 tegen hem gewezen verstekvonnis.
  • Tussen klager en de gerechtsdeurwaarders is bij brieven/e-mails van 15 en 26

september 2017 en 2 en 4 oktober 2017, 13, 22 en 24 november 2017

gecorrespondeerd over de in 2012 uitgebrachte dagvaarding en de door klager

gestelde en geleden schade.

2. De klacht

Klager verwijt:

1. de gerechtsdeurwaarders gezamenlijk dat zij een ambtelijk stuk hebben opgemaakt c.q. hebben doen opmaken in strijd met de waarheid, omdat zij wisten althans door grove nalatigheid konden weten dat uit het opgevraagde uittreksel en de inhoud van de uitgebrachte dagvaarding dat klager niet meer woonachtig was op het adres waar de dagvaarding is betekend;

2. gerechtsdeurwaarder sub 3 dat hij als directeur/eigenaar verantwoordelijk is

voor het handelen van zijn kantoor in deze klacht;

3. gerechtsdeurwaarder sub 1 dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 28 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet nu hij onvoldoende toezicht heeft gehouden op gerechtsdeurwaarder sub 2 voor wie hij ingevolge voornoemd artikel verantwoordelijk is;

4. het kantoor van gerechtsdeurwaarders sub 3 en sub 4 na ontvangst van de uitgebrachte dagvaarding geen controle te hebben uitgevoerd op de in de dagvaarding vermelde adresgegevens;

5. de gerechtsdeurwaarders dat het er alle schijn van heeft, dat zij een dagvaarding hebben uitgebracht c.q. hebben doen uitbrengen zonder adresverificatie;

6. de gerechtsdeurwaarders dat de tegen klager uitgebrachte dagvaarding valselijk is opgemaakt en vervolgens op het verkeerde adres is betekend terwijl hen bekend was c.q. kon zijn, dat klager daar niet meer woonachtig was;

7. de gerechtsdeurwaarders door aldus te handelen zich naar klager maar ook in

het maatschappelijk verkeer met derden o.a. naar de rechtbank onzorgvuldig hebben gedragen nu zij de rechtbank hebben voorgespiegeld dat klager daar woonachtig was terwijl zij wisten, althans behoorden te weten dat klager daar niet meer woonachtig was;

8. gerechtsdeurwaarder sub 2 dat hij een dagvaarding heeft uitgebracht zonder te

verifiëren of klager daar woonachtig was en nadat hij die heeft uitgebracht niet extra heeft geverifieerd of hij daar nog wel woonachtig was gezien de gestelde en meegezonden adresverificatie;

9. gerechtsdeurwaarder sub 4 dat zij een vonnis heeft betekend terwijl zij wist althans kon weten dat aan dat vonnis de nodige gebreken kleefden nu de inleidende dagvaarding waaraan de nodige (ernstige) (kenbare) gebreken kleefden door haar eigen kantoor was betekend. Verwacht mag worden dat voor de betekening de nodige recherche wordt verricht;

10. gerechtsdeurwaarder sub 4 dat zij een vonnis heeft betekend waarbij zij ten onrechte tevens aanspraak maakt op de wettelijke rente tot de datum van betekening terwijl zij als incasso specialist volgens de website van haar kantoor moet weten dat het vaste jurisprudentie is dat ook de invordering van wettelijke rentes verjaren na vijf jaar tenzij er gestuit is, wat niet het geval is;

11. de gerechtsdeurwaarders dat zij in de gelegenheid zijn gesteld om hun schade te beperken en dat zij, terwijl daarvoor toch alle aanleiding was nu zij ruiterlijk hun fouten hebben erkend, van die gelegenheid geen gebruik hebben gemaakt.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

3. 1 Gerechtsdeurwaarder sub 1 erkent een fout te hebben gemaakt in die zin dat een

exploot is gelaten op een adres waarvan later duidelijk was dat klager daar niet meer

woonachtig was. Hij heeft echter ambtelijk geen aandeel in de betreffende

ambtshandeling gehad omdat de betekening is verricht door zijn toegevoegd gerechtsdeurwaarder. Het standpunt van klager dat tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden gestoeld op een gebrek aan toezicht conform artikel 28 lid 1 van de

Gerechtsdeurwaarderswet kan volgens de gerechtsdeurwaarder geen standhouden.

Uit dat artikel volgt niet dat toezicht op al het handelen van de toegevoegd

gerechtsdeurwaarder zou moeten plaatsvinden. Bovendien zou het aannemen van een

dergelijke verplichting tot toezicht en overzien van al het handelen van een

toegevoegd gerechtsdeurwaarder impliceren dat de gerechtsdeurwaarder daarmee

altijd mede tuchtrechtelijk aansprakelijk is voor al het handelen van de toegevoegd

gerechtsdeurwaarder. Voorgaande strookt niet met de bedoeling van het tuchtrecht.

Met betrekking tot de adresverificatie verklaart gerechtsdeurwaarder sub 1 dat op grond van tussen de kantoren van gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 4 bestaande werkafspraken, de opdrachtgevende gerechtsdeurwaarder, in dit geval gerechtsdeurwaarder sub 4, er voor zorgt dat een te betekenen exploot correct geredigeerd is, dat adresgegevens zijn geverifieerd en dat de geverifieerde adresgegevens ook correct worden verwerkt in het uit te brengen exploot. Helaas heeft het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 4 nagelaten de adresverificatie zorgvuldig te controleren en de actuele gegevens destijds op te nemen in het exploot. Bij ontvangst van de dagvaarding op zijn kantoor is dit door de behandelend medewerker evenmin opgemerkt. Mogelijk is dit over het hoofd gezien omdat het een opdracht betrof van een collega met wie de afspraak gold dat deze zou zorgen voor het correct redigeren van het exploot waaronder de adresgegevens. Dit neemt niet weg dat de gerechtsdeurwaarder erkent dat zijn kantoor verantwoordelijkheid draagt richting de geadresseerde van het exploot voor wat betreft de formaliteiten van het exploot.

3.2 Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft zich achter dit verweer geschaard en eraan

toegevoegd dat het spijtig is dat het de medewerkers niet is opgevallen dat de GBAgegevens niet strookten met het adres in het exploot. Het kantoor dat de dagvaarding

ter betekening heeft toegezonden is echter een professionele partij waarmee de

afspraak is dat uit te brengen stukken compleet ‘stempelklaar’ worden aangeleverd

en slechts aan de ontvangende gerechtsdeurwaarder worden toegezonden na een positieve terugkoppeling van de GBA check. Bij ontvangst wekten de stukken dan ook geen argwaan op dit punt. De rol die de gerechtsdeurwaarder heeft gehad heeft zich beperkt tot het uitbrengen van het stuk. Contactlegging en GBA controle van het onderhavige exploot zijn allemaal kwesties die voorafgaand aan het samenstellen van de route hebben plaatsgevonden zonder zijn inbreng. De eerste keer dat de gerechtsdeurwaarder het exploot onder ogen kreeg was toen deze in zijn route was geplaatst. Het is inmiddels jaren geleden, het adres en moment van betekenen kan hij zich niet meer voor de geest halen. Hij kan niet anders concluderen dat tijdens het uitbrengen van het stuk er bij hem geen bijzonderheden zijn opgevallen dat heeft doen besluiten het stuk niet uit te brengen. Was dit het geval geweest, dan was er minimaal een aantekening van gemaakt in het dossier.

3.3 Gerechtsdeurwaarder sub 4 heeft aangevoerd dat de door klager genoemde [..]

geen (kandidaat-) gerechtsdeurwaarder noch directeur of eigenaar van het kantoor is. Het uittreksel uit het GBA is met een door de opdrachtgever verschaft concept van de uit te brengen dagvaarding doorgestuurd aan het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1. Die heeft de dagvaarding laten betekenen door gerechtsdeurwaarder sub 2 . Ter zitting heeft gerechtsdeurwaarder sub 4 erkend dat zij verantwoordelijk is voor de vermelding van het onjuiste adres op de dagvaarding. Deze fout is gemaakt op haar kantoor. Vervolgens is de dagvaarding met het uittreksel doorgestuurd naar gerechtsdeurwaarder sub 1. Zij heeft met het kantoor van gerechtsdeurwaarders sub 1 de afspraak dat zij de uit te brengen dagvaarding stuurt met daarbij het uittreksel. Omdat het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1 de dagvaarding moet betekenen, moeten zij een laatste check doen.

Met betrekking tot klachtonderdelen 9, 10 en 11 verklaart gerechtsdeurwaarder sub 4 dat bij het betekenen van een vonnis een gerechtsdeurwaarder de titel alleen

marginaal hoeft te toetsen, in die zin dat bezien moet worden of de veroordeling grond biedt voor het gedane bevel. De gerechtsdeurwaarder heeft bij de opdracht tot betekening in 2017 niet de eerdere (doorgestuurde) opdracht tot dagvaarding in 2012 getoetst en had dat ook niet behoren te doen. De mogelijke verjaring van rente is een zaak tussen partijen. Het is gezien de marginale toetsingsplichten en -bevoegdheden niet aan de gerechtsdeurwaarder om de mogelijke verjaring van die in een vonnis toegewezen rente te toetsen, maar slechts of de titel grondslag biedt voor het gedane bevel, wat het geval was. Het is aan partijen eventueel via een executiegeschil op de voet van art 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, om de eventuele verjaring van onderdelen van de veroordeling aan de kaak te stellen.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel 2 over gerechtsdeurwaarder sub 3 wordt als volgt geoordeeld. Gerechtsdeurwaarder sub 3 is blijkens het register van de KBvG geen gerechtsdeurwaarder. Evenmin is gebleken dat hij directeur of eigenaar is. Hij is sinds oktober 2013 werkzaam op het kantoor van [..] gerechtsdeurwaarders en heeft geen aandeel gehad in de betekening. De klacht die tegen hem is gericht is daarom niet ontvankelijk.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel 1, 4, 5 en 8 overweegt de kamer als volgt.  Gerechtsdeurwaarder sub 4 heeft ter zitting erkend dat haar kantoor heeft verzuimd het adres uit de GBA-bevraging in de concept-dagvaarding te verwerken. Vervolgens is de uit te brengen dagvaarding met het uittreksel uit het GBA naar het kantoor van gerechtsdeurwaarder sub 1 verzonden. Voormalig gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft ter zitting verklaard dat een medewerker van het kantoor de route heeft vastgesteld en de stukken heeft klaargemaakt. Op het moment dat hij een route rijdt, controleert hij niet meer de stukken. Aannemelijk is dat dat destijds ook zo is gegaan. De kamer overweegt dat gerechtsdeurwaarder sub 1 en 4 beiden verantwoordelijk zijn voor de onjuiste betekening. Gerechtsdeurwaarder sub 4 vanwege het maken van de fout, maar ook gerechtsdeurwaarders sub 1 en sub 2 waren verantwoordelijk, ondanks de afspraken die tussen de kantoren onderling bestonden, aangezien namens hem de ambtshandeling daadwerkelijk werd verricht. Het enkel controleren of het uittreksel niet ouder was dan 14 dagen is niet voldoende bij het verrichten van de ambtshandeling, wanneer men niet het adres verifieert. De klacht is terecht voorgesteld.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel 3 overweegt de kamer dat gelet op het bepaalde in artikel 28 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet, thans artikel  25 c lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarder sub 1 verantwoordelijk is voor de gedane of nagelaten controle. Het toezicht strekt echter niet zover dat de gerechtsdeurwaarder elke ambtshandeling die zijn kandidaat deurwaarder verricht moet controleren. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft de verantwoordelijkheid voor de onjuiste betekening op zich genomen zoals blijkt uit het verweerschrift van 18 december 2017. Hij heeft aangeboden de meerkosten van het verzet ten opzichte van de kosten van het kunnen verschijnen in eerste aanleg op zich te nemen.

4.5 De overige klachtonderdelen zoals door klager gesteld zijn ongegrond. Daarbij wordt opgemerkt dat mogelijke verjaring van de rente door klager aan de orde moet gesteld bij de civiele rechter. De tuchtrechter kan hierover niet oordelen.

4.6 De kamer acht geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan, gelet op het feit dat gerechtsdeurwaarder sub 1 een schadevergoeding heeft aangeboden en gerechtsdeurwaarder sub 4 heeft erkend dat de fout is gemaakt op haar kantoor en dat inmiddels maatregelen zijn genomen ter voorkoming van gelijke fouten.

4.7 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht jegens gerechtsdeurwaarders sub 1, 2 en 4 op onderdelen 1, 4, 5 en 8 gegrond;

-      verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.