ECLI:NL:TGDKG:2019:73 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/636873 / DW RK 17/1023

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:73
Datum uitspraak: 26-04-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/636873 / DW RK 17/1023
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op zijn inkomen, terwijl hij nooit brieven heeft ontvangen over een schuld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 april 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/636873 / DW RK 17/1023 SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ] ([   ]),

klager,

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 10 oktober 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 20 oktober 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 april 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-      Bij vonnis van de kantonrechter te Dordrecht van 5 februari 2009 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

-      Het vonnis is op 31 maart 2009 aan klager betekend, op het adres waar hij conform de Basisregistratie Persoonsgegevens geregistreerd stond.

-      De gerechtsdeurwaarder is medio 2016 belast met de tenuitvoerlegging van het vonnis van 5 februari 2009.

-      De gerechtsdeurwaarder heeft derdenbeslag ten laste van klager gelegd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder beslag heeft gelegd op zijn inkomen, terwijl hij nooit brieven heeft ontvangen over een schuld. Klager wil graag een betalingsregeling treffen, omdat hij nu geen geld over heeft om te eten.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Ingevolge voornoemd artikel kan de klacht tegen het LBIO niet ter beoordeling aan deze kamer worden voorgelegd. Klachten ten aanzien van het handelen en/of nalaten van LBIO zullen in deze beslissing dan ook niet worden meegenomen.

4.3 Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft ter zitting aangevoerd dat hij het vonnis (welke in 2009 is uitgesproken) in 2016 ter executie heeft gekregen van zijn opdrachtgever. Voordien hebben andere gerechtsdeurwaarders de zaak ter behandeling aangeboden gekregen, waarbij in 2012 al eens eerder beslag is gelegd bij klager. Op het moment dat gerechtsdeurwaarder het vonnis kreeg, verbleef klager inmiddels in het buitenland. Althans, er was geen bekende woon- of verblijfplaats van klager bekend in Nederland. De reden voor de gerechtsdeurwaarder om beslag te leggen, in plaats van eerst een brief te sturen, lig hem in de omstandigheid dat er geen contactgegevens van klager bekend waren. De gerechtsdeurwaarder benadrukt echter dat het altijd de gang van zaken is – zeker bij hele oude zaken – de debiteur eerst aan te schrijven, alvorens over te gaan tot beslaglegging. Maar in dit geval was dit niet mogelijk.

4.5 Niet is geschil is dat er sprake is van een (openstaande) vordering en dat deze ten tijde van de klacht nog niet was voldaan blijkt genoegzaam uit de verklaring van klager dat hij een regeling zou willen. Nu de gerechtsdeurwaarder beschikte over een hem ter hand gestelde executoriale titel en klager niet uit eigen beweging aan de inhoud daarvan voldeed was de gerechtsdeurwaarder gerechtigd om, op grond van artikel 434 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, o.a. beslag te leggen. Het leggen van beslag door de gerechtsdeurwaarder is niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm nu klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Daar doet het niet ontvangen van brieven omtrent de vordering niets aan af. Het was voor klager wellicht prettig geweest om er op een of andere manier ‘weer aan herinnerd te worden’, maar daartoe is de gerechtsdeurwaarder niet verplicht. Bovendien heeft klager geweten van het bestaan van openstaande vordering. Overigens is het aan klager zelf te wijten dat de gerechtsdeurwaarder hem niet heeft kunnen bereiken, nu hij de (opdrachtgever van de) gerechtsdeurwaarder niet in kennis heeft gesteld van zijn huidige woon- of verblijfplaats.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. Voetelink en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.