ECLI:NL:TGDKG:2019:69 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/658963 / DW RK 18/637

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:69
Datum uitspraak: 26-04-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/658963 / DW RK 18/637
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder hem heeft gedagvaard, terwijl er sprake was van een betalingsregeling. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 april 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 11 december 2018 met zaaknummer C/13/636860 / DW RK 17/1020 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/658963 / DW RK 18/637 SM ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde: [   ],

tegen:

[   ],

gerechtsdeurwaarder te[   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ]

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 11 oktober 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 17 oktober 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klager heeft zijn klacht aangevuld bij brief, ingekomen op

8 november 2017. Bij beslissing van 11 december 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 11 december 2018. Bij e-mail, ingekomen op 15 december 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 maart 2019 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Als bepaald ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder op 19 maart 2019 aanvullende stukken overgelegd. De reactie van klager op de aanvullende stukken van de gerechtsdeurwaarder is ontvangen op 24 maart 2019. De uitspraak is bepaald op 26 april 2019

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met een vordering op klager van Ziggo Services B.V. (voorheen UPC Nederland).

-           Omdat betaling in het minnelijke traject is uitgebleven heeft de gerechtsdeurwaarder klager bij exploot van 26 januari 2017 gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter te Rotterdam tegen 23 februari 2017.

-           Bij e-mail van 2 februari 2017 heeft klager een betalingsregeling van € 10,-- per maand voorgesteld.

-           Bij e-mail van 3 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder de betalingsregeling bevestigd, onder de expliciete mededeling dat de zitting doorgang zal hebben.

-           Hierop heeft klager medegedeeld dat hij de regeling alleen wil overeenkomen indien de kantonprocedure wordt beëindigd.

-           Bij e-mail van 8 februari 2017 heeft de gerechtsdeurwaarder klager medegedeeld dat de zaak alleen wordt ingetrokken indien hij het totaal  verschuldigde bedrag uiterlijk drie dagen voor de zitting heeft voldaan.

-`         Bij e-mail van 9 februari 2017 heeft klager laten weten dat hij verweer zal voeren.

-           Ter zitting van 23 februari 2017 is door de kantonrechter uitstel verleend voor het indienen van een conclusie van antwoord tot de zitting van 12 april 2017.

-           Bij vonnis van 12 mei 2017 is klager veroordeeld tot het betalen van een geldbedrag.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder hem heeft gedagvaard terwijl er een betalingsregeling met hem was getroffen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Uit de overgelegde producties blijkt dat klager eerst nadat hij is gedagvaard een betalingsvoorstel heeft ingediend. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens uitdrukkelijk medegedeeld dat de zaak alleen wordt ingetrokken indien klager het totaal verschuldigde bedrag voor de zitting zal voldoen. De klacht stuit hierop af.

4.3 De enkele stelling van klager in zijn klacht dat hij geen oproep voor de zitting van 12 april 2017 heeft gekregen en de gerechtsdeurwaarder hier mogelijk de hand in heeft gehad is niet aannemelijk gemaakt dan wel onderbouwd.

4.4 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij de dagvaarding niet heeft ontvangen omdat hij sinds 1 januari 2017 niet meer op het adres aan de [   ] te [   ]k woonde. Klager was niet in staat aangifte te doen bij de burgerlijke stand van zijn verhuizing vanwege ziekte (zijnde drugsgebruik).

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De reactie van klager op de nadien overgelegde stukken van de gerechtsdeurwaarder maken dit niet anders. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. L. Voetelink en M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.