ECLI:NL:TGDKG:2019:66 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/633105 DW RK 17/766

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:66
Datum uitspraak: 12-03-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/633105 DW RK 17/766
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder onrechtmatig beslag heeft gelegd op tegoeden van klager onder de ING en niet per omgaande is overgegaan tot het opheffen van het beslag. Het bankbeslag was achteraf bezien inderdaad ten onrechte gelegd

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 12 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/633105 DW RK 17/766 ingesteld door:

[   ],

wonende te [   ],

klager,

gemachtigde: [   ],

tegen:

mr. [   ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagde,

gemachtigde: [   ].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 26 juli 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 11 augustus 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 29 januari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder en de gemachtigde van klager zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 12 maart 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-      De gerechtsdeurwaarder is belast (geweest) met de tenuitvoerlegging van drie dwangbevelen ten laste van klager.

-      Op 25 juli 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder executoriaal derdenbeslag gelegd op de tegoeden van klager onder de ING Bank N.V. (hierna ING).

-      Bij brief van 29 juli 2014 is klager middels de brief van de ING op de hoogte gesteld van het beslag op zijn rekeningen.

-      Bij e-mail van 1 augustus 2014 heeft (de gemachtigde van) klager aan de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op te heffen.

-      Bij e-mail van 5 augustus 2014 heeft (de gemachtigde van) klager aan de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op te heffen en hem erop gewezen dat het beslag (na 11 dagen) nog niet aan klager was overbetekend.

-      Bij e-mail van 6 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan (de gemachtigde van) klager medegedeeld dat zijn opdrachtgever twee dossiers wenst te sluiten en dat het derde dossier wordt aangehouden in verband met een door klager ingediend verzet. Tevens heeft de gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat het beslag inmiddels met spoed is opgeheven.

-      Bij e-mail van 11 augustus 2014 heeft (de gemachtigde van) klager wederom aan de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op te heffen, nu dit kennelijk nog niet was opgeheven.

-      Bij e-mail van 13 augustus 2014 heeft (de gemachtigde van) klager opnieuw aan de gerechtsdeurwaarder verzocht het beslag op te heffen.

-      Bij e-mail van 13 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan (de gemachtigde van) klager een kopie doen toekomen van de opheffing van het bankbeslag, gedateerd op 6 augustus 2014.

-      Bij e-mails van 14 en 18 augustus 2014 heeft (de gemachtigde van) klager aan de gerechtsdeurwaarder laten weten een tweetal medewerkers van de ING te hebben gesproken. Beiden wisten hem te vertellen dat de betreffende afdeling geen achterstanden heeft, zodat alle verzoeken (tot opheffing van beslagen) tot op heden waren verwerkt.

-      Bij e-mail van 18 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder aan (de gemachtigde van) klager andermaal een kopie doen toekomen van de opheffing van het bankbeslag, gedateerd op 18 augustus 2014.

-      Op 18 augustus 2014 is het beslag opgeheven.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder:

a)     onrechtmatig derdenbeslag heeft gelegd op alle tegoeden van klager onder de ING;

b)     niet per omgaande is overgegaan tot het opheffen van het derdenbeslag.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de kamer als volgt. Klager stelt zich op het standpunt dat van meet af aan duidelijk was dat het beslag onrechtmatig was gelegd. Op 1 augustus 2014 heeft klager de gerechtsdeurwaarder daarvan dan ook in kennis gesteld, waarna de gerechtsdeurwaarder op zijn beurt het standpunt van klager aan zijn opdrachtgever heeft voorgehouden. Op 6 augustus 2014 heeft opdrachtgever de gerechtsdeurwaarder bericht dat het bankbeslag per direct opgeheven kon worden, omdat (op enig moment) verzet was ingesteld. Het bankbeslag was daarmee – achteraf bezien – inderdaad ten onrechte gelegd.

4.3 Bij zaken als de onderhavige mag de gerechtsdeurwaarder uitgaan van de juistheid van de door zijn opdrachtgever verkregen informatie voor de uitvoering van een (ambts)handeling. In dit geval is aan de gerechtsdeurwaarder meegegeven dat er op grond van een executoriale titel nog vorderingen openstonden waar bankbeslag voor gelegd moest worden. Aangezien er een executoriale titel lag en het voortraject kennelijk niet tot (volledige) betaling had geleid, heeft de gerechtsdeurwaarder op basis van die informatie terecht beslag gelegd. Als de informatie op basis waarvan de opdracht is gegeven op enig moment wijzigt en de gerechtsdeurwaarder daarvan niet (tijdig) op de hoogte wordt gesteld, kan de ten gevolge daarvan onrechte beslaglegging hem niet worden verweten. Het kan niet van de gerechtsdeurwaarder worden gevergd om bij elke opdracht die hij krijgt uitvoerig onderzoek te plegen naar die verkregen opdracht, ténzij om duidelijke redenen aan de juistheid van de opdracht getwijfeld kon worden. Klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat daarvan sprake is geweest.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de kamer als volgt. Op 6 augustus 2014 – op de dag dat de gerechtsdeurwaarder in kennis is gesteld door zijn opdrachtgever van het (eerder) door klager ingestelde verzet – heeft de gerechtsdeurwaarder telefonisch contact opgenomen met de ING en een e-mail verstuurd met de mededeling het gelegde beslag met spoed als opgeheven te beschouwen. De gerechtsdeurwaarder heeft tevens met de ING de mogelijkheid besproken om de met het beslag gemoeide kosten voor klager niet in rekening te brengen. Ook is (de gemachtigde van) klager bericht dat het beslag is opgeheven. Op 13 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder het verzoek tot opheffing herhaald, nadat klager hem te kennen had gegeven dat het beslag kennelijk nog niet was opgeheven. Op 18 augustus 2014 heeft de gerechtsdeurwaarder, nadat het beslag kennelijk nog steeds niet was opgeheven, opnieuw contact gelegd met de ING. Dit heeft geleid tot opheffing van het beslag op 18 augustus 2014.

4.5 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde stukken komt, naar het oordeel van de kamer, genoegzaam naar voren dat de gerechtsdeurwaarder zich voldoende heeft ingespannen om het beslag zo snel mogelijk te doen opheffen. Niet valt in te zien wat de gerechtsdeurwaarder meer had kunnen doen om de derde-beslagene deze handeling sneller te doen uitvoeren. Het betreft immers een handeling die buiten de macht ligt van de gerechtsdeurwaarder. De enkele stelling dat een medewerker van de ING (de gemachtigde van) klager telefonisch heeft bericht dat er geen verzoek opheffing is binnengekomen bij de ING, dat er bij de afdeling beslag geen achterstanden bestaan en alle verzoeken tot aan het moment van het telefoongesprek waren verwerkt, is onvoldoende om vast te stellen dat de gerechtsdeurwaarder zich onvoldoende heeft ingespannen om het bankbeslag op te heffen. Van enig tuchtrechtelijk laakbaar handelen is op dit punt niet gebleken.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. W.M. de Vries en M.F.A. Driesenaar, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.