ECLI:NL:TGDKG:2019:54 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/645540 / DW RK 18/161

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:54
Datum uitspraak: 29-01-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/645540 / DW RK 18/161
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders onder meer beslag te hebben gelegd op goederen van derden, zonder een onderzoek te doen naar de eigendom van die goederen. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 29 januari 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 13 maart 2018 met zaaknummer C/13/622688 / DW RK 17/436 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/645540 / DW RK 18/161 ingesteld door:

1 . [   ],

2 . [   ],

beiden wonende te [   ],

3 . [   ]

gevestigd te [   ],

klagers,

gemachtigden: mr. [   ]en mr. [   ],

tegen:

1 . [   ],

gerechtsdeurwaarder te [   ],

2 . [   ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [   ],

beklaagden.

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen ingekomen op 21 april 2017 hebben klagers een klacht ingediend tegen beklaagden. Bij brief ingekomen op 18 mei 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 13 maart 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klagers is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 13 maart 2018. Bij brief, ingekomen op 29 maart 2018, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 18 december 2018 alwaar de gemachtigden van klagers en gerechtsdeurwaarder sub 1 zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 29 januari 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klagers hebben verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kunnen worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a)     Ten laste van klagers sub 1 en sub 2 is door de rechtbank Den Haag op

19 oktober 2016 een veroordelend vonnis gewezen.

b)     Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft op 31 maart 2017 ten laste van klagers sub 1 en sub 2 handelende onder de naam vennootschap onder firma [   ] beslag gelegd op roerende zaken als omschreven in het van het gelegde beslag opgemaakte proces-verbaal, waarbij de executoriale verkoop van de in beslaggenomen zaken is aangezegd tegen vrijdag 19 mei 2017.

c)     Dit proces-verbaal is door gerechtsdeurwaarder sub 2 bij exploot van

4 april 2017 betekend aan klagers sub 1, 2 en vennootschap onder firma [   ]

d)     Bij e-mail van 27 december 2016 heeft de gemachtigde van klagers sub 1 en sub 2 zich tot het kantoor van de gerechtsdeurwaarders gewend met samengevat het verzoek nog enig respijt te betrachten bij de opdracht tot openbare verkoop van de inbeslaggenomen goederen.

e)     Bij e-mail van 7 april 2017 heeft de gemachtigde van de klagers bij de gerechtsdeurwaarders bezwaar gemaakt tegen het gelegde beslag en de betekening van het daarvan opgemaakte proces-verbaal en heeft hij verzocht de executie te staken en het beslag op te heffen.

f)      De gerechtsdeurwaarder heeft de gemachtigde van klagers bij e-mail van

13 april 2017 medegedeeld dat zijn bericht onder de aandacht was en hij met zijn opdrachtgever in overleg was over de na te volgen procedure. Zodra daarover uitsluitsel was zou de gerechtsdeurwaarder een inhoudelijke reactie geven op het bericht van de gemachtigde.

g)     Kennelijk is die reactie gegeven waarop de gemachtigde van klagers op

18 april 2017 heeft gereageerd

4. De oorspronkelijke klacht

Klagers verwijten de gerechtsdeurwaarders als eerste dat zij beslag hebben gelegd op goederen die de gerechtsdeurwaarder niet persoonlijk heeft waargenomen (niet op de inhoud van een container). Voorts wordt de gerechtsdeurwaarders verweten dat daarnaast beslag is gelegd op goederen van [   ] , zonder een onderzoek naar de eigendom van die goederen uit te voeren. Als laatste wordt de gerechtsdeurwaarders verweten onwaarachtigheden op te nemen in het proces-verbaal van beslag, inhoudende dat de goederen van [   ] en [   ] zouden zijn in plaats van dat deze toebehoren aan [   ] ., hetgeen aantoonbaar onjuist is.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding, zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel hebben de gerechtsdeurwaarders aangevoerd dat er voorafgaand aan het vonnis een conservatoir beslag is gelegd door een destijds toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te Rotterdam. Nu dit klachtonderdeel door klagers niet verder is onderbouwd en hiervan geen stukken zijn overgelegd, kan niet worden vastgesteld over welk beslag dit gaat zodat dit klachtonderdeel ten aanzien van beide gerechtsdeurwaarders geen doel kan treffen.

4.3 Bij de beoordeling van het tweede klachtonderdeel geldt als uitgangspunt dat indien een gerechtsdeurwaarder beslag legt op zaken waarvan een derde eigendom pretendeert, het aan die derde is om zich tegen dat beslag te verzetten. De enkele mededeling van een derde dat de beslagen zaken van een ander zijn, noopt de

gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Het moment waarop beslag wordt gelegd leent zich immers niet voor een uitgebreid onderzoek naar de eigendomsverhoudingen ten aanzien van de in beslag te nemen zaken. De derde dient vervolgens aan te tonen dat de zaken hem in eigendom toebehoren.

4.4 In dit geval stellen klagers dat de verpandingsakte van de schuldeiser op [   ], alsmede de eigendomsakte van de inventaris en het strandpaviljoen zijn toegezonden aan de gerechtsdeurwaarders. Nu deze stukken door klagers niet zijn overgelegd kan niet worden vastgesteld of het voor de gerechtsdeurwaarders kenbaar moet zijn geweest dat de roerende zaken niet aan klagers maar aan klager sub 3 toebehoorden en dat een nader onderzoek zou moeten worden ingesteld. Ook dit klachtonderdeel treft geen doel.

4.5 Dat lot treft ook het laatste klachtonderdeel. Zoals reeds gezegd noopt de enkele mededeling van een derde dat de beslagen zaken van een ander zijn, de

gerechtsdeurwaarder niet tot het buiten het beslag houden van die zaken. Dat in het proces-verbaal van beslag staat vermeld dat zal worden overgegaan tot het leggen van beslag op zijn/haar roerende zaken, is dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.

4.6 Nu tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet hebben klagers opnieuw aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders

beslag hebben gelegd op goederen van [   ]., zonder een onderzoek naar de eigendom van die goederen uit te voeren en dat de gerechtsdeurwaarders onwaarachtigheden hebben opgenomen in het proces-verbaal van beslag,

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de Kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de Kamer zich verenig. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter derhalve juist en de door klagers aangevoerde gronden geven evenmin aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

7.2 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. M. Nijenhuis, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. Ch.A. van Dijk en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 januari 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.