ECLI:NL:TGDKG:2019:53 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/654682 DW RK 18/509

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:53
Datum uitspraak: 26-03-2019
Datum publicatie: 10-05-2019
Zaaknummer(s): C/13/654682 DW RK 18/509
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Rechtsmiddelentermijn is van openbare orde, zoals bevestigd door de HR 21 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:413). Verzet te laat ingediend, niet verschoonbaar.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 26 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 25 oktober 2016 met zaaknummer C/13/611213 DW RK 16/694 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/654682 DW RK 18/509:

[..],

wonende te [..]

klaagster,

tegen:

[..],

[..],

gerechtsdeurwaarders te Amsterdam,

beklaagden,

gemachtigde: [..].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, met bijlagen, ingekomen op 29 juni 2016 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: gerechtsdeurwaarders. Bij brief ingekomen op 27 juli 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij beschikking van 25 oktober 2016 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 26 oktober 2016. Bij brief van 21 september 2018 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beschikking van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare zitting van 12 februari 2019 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 maart 2019.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

2.1 Het verzet dient op grond van de wet te worden ingediend binnen veertien dagen na verzending van de brief met de beslissing van de voorzitter. Die beslissing is verzonden bij brief van 26 oktober 2016. Klaagster heeft op 28 september 2018 een e-mailbericht verzonden naar de kamer voor gerechtsdeurwaarders waarin zij melding maakt van het feit dat er brieven in 2016 zijn verzonden aan een onjuist adres. Namens de kamer is vervolgens aan klaagster meegedeeld dat haar e-mailbericht van 21 september 2018 zal worden opgevat als verzetschrift. Deze e-mail is opgesteld en verzonden na ommekomst van de termijn, waarbinnen verzet kon worden gedaan.

2.2 Tot uitgangspunt dient dat rechtsmiddeltermijnen van openbare orde zijn en door de rechter ambtshalve moeten worden toegepast. Voorts dient tot uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, zoals onder meer uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 21 februari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:413).

2.3 Door klaagster is aangevoerd dat de beschikking van 25 oktober 2016 is verzonden naar het adres [..]. Dit adres betreft een handelskantoor. Omdat klaagster destijds onder curatele was gesteld had zij geen geld om daar naar toe te reizen heeft zij haar post daar niet opgemerkt. Bovendien had zij geen aanleiding te veronderstellen dat daar post zou liggen.

2.4 De kamer overweegt hieromtrent als volgt. Klaagster heeft haar klacht van 29 juni 2016 vergezeld doen gaan van een brief waarin het adres [..] is vermeld. Daarnaast zijn er e-mailberichten 19 juli 2016 en 7 september 2016 van klaagster waarin zij tevens het adres [..] heeft vermeld. Nu klaagster dit adres zelf heeft opgegeven, komt het feit dat zij pas na bijna twee jaar bekend is geworden met de beschikking van 25 oktober 2016 voor haar risico. De termijnoverschrijding is dan ook niet verschoonbaar.

2.5 Gelet op het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart klaagster niet ontvankelijk in het verzet.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend voorzitter, mr. L. Voetelink   en mr. J.N. Reijn, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.