ECLI:NL:TGDKG:2019:40 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/635479 / DW RK 17/929

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:40
Datum uitspraak: 02-04-2019
Datum publicatie: 17-04-2019
Zaaknummer(s): C/13/635479 / DW RK 17/929
Onderwerp:
  • Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
  • Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslagvrije voet. Beantwoorden brieven. Overbetekening te laat. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 april 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/635479 / DW RK 17/929 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

1. [ ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [ ]

en

2. [ ],

toegevoegd-gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 14 september 2017, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 oktober 2017 hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Klaagster heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 februari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

2 april 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-                      Op 5 juli 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Belastingdienst ten laste van klaagster.

-                      Bij exploot van 18 juli 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het proces-verbaal van het derdenbeslag aan klaagster betekend.

-           Bij aangetekende brief, met bijlagen, van 28 juli 2017 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarders verzocht de beslagvrije voet vast te stellen.

-           Bij aangetekende brief van 21 augustus 2017 heeft klaagster haar verzoek van 28 juli 2017 gerappelleerd.

2. De klacht

Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarders:

a: ondanks herhaalde aanmaningen daartoe en onder overlegging van alle relevante informatie, hebben geweigerd de juiste beslagvrije voet vast te stellen;

b: niet hebben gereageerd op haar aangetekend verstuurde brieven;

c: met de overbetekening op 18 juli 2017 in strijd hebben gehandeld met artikel 475i van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). 

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

4.2 Klaagster heeft haar klacht gericht tegen de gerechtsdeurwaarders genoemd in de aanhef van deze beslissing. Het Gerechtshof Amsterdam heeft beslist dat de kamer zijn onderzoeksbevoegdheid overschrijdt, indien zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder als beklaagde wordt aanmerkt, terwijl klaagster haar klacht tegen met naam genoemde gerechtsdeurwaarder heeft gericht (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). In het verweerschrift heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders verzocht om de klacht alleen op naam van toegevoegd gerechtsdeurwaarder [  ] te zetten, omdat alleen zij verantwoordelijk moet worden gehouden voor de gedragingen die samenhangen met de klacht. Gelet op de hiervoor genoemde uitspraak kan de voorzitter niet aan het verzoek van de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarders voldoen. Om die reden worden de door klaagster met naam genoemde gerechtsdeurwaarders als beklaagden aangemerkt en zal het verweerschrift worden beschouwd als zijnde afkomstig van hen.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a stelt de kamer voorop dat de hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten of handelen tegen beter weten in. Daarvan is niet gebleken. Niet kan worden vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarders in strijd hebben gehandeld met de tuchtrechtelijke norm door bij de beslaglegging op de aan klaagster toekomende zorgtoeslag geen beslagvrije voet toe te passen.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarders niet hebben gereageerd op de brief met bewijsstukken van klaagster van 28 juli 2017. De gerechtsdeurwaarders stellen dat zij deze stukken niet hebben ontvangen en pas bij brief van 21 augustus 2017 op de hoogte te zijn geraakt van het verzoek van klaagster om vaststelling van de beslagvrije voet. De kamer overweegt dat klaagster weliswaar een bewijs heeft over gelegd waaruit blijkt dat de brief ter verzending aan de postbezorging is afgegeven, maar de kamer ziet geen reden om te twijfelen aan standpunt van de gerechtsdeur-waarders dat zij de brief niet daadwerkelijk hebben ontvangen. Kort na ontvangst van de brief van klaagster van 21 augustus 2017 is de opdrachtgever van de gerechtsdeur-waarders door klaagster gedagvaard en is vervolgens veelvuldig overleg geweest met klaagster. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat een proces-verbaal van het leggen van beslag op grond van artikel 475i Rv binnen acht dagen aan de geëxecuteerde dient te worden betekend. Gerechtsdeurwaarder sub 2 heeft het proces-verbaal van het derdenbeslag pas twaalf dagen na het gelegde beslag aan klaagster betekend. Dit is in strijd met de wettelijke bepaling. De gerechtsdeurwaar-ders hebben de gemaakte fout erkend. Door deze fout is klaagster niet geschaad, nu de fout door de gerechtsdeurwaarders is hersteld. Bovendien hebben de gerechtsdeur-waarders excuses aangeboden aan klaagster en zijn de kosten van de betekening van het beslag uit het dossier verwijderd. Tevens zijn intern de procedures binnen het kantoor van de gerechtsdeurwaarders inzake de tijdige overbetekening van het derdenbeslag aangescherpt. De kamer overweegt dat de door de gerechtsdeurwaarders gemaakte fout niet zo ernstig is dat het niet op deze wijze opgelost kon worden. De klacht zal derhalve als van onvoldoende gewicht worden afgewezen.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:                               

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.