ECLI:NL:TGDKG:2019:37 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/635003 / DW RK 17/894

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:37
Datum uitspraak: 02-04-2019
Datum publicatie: 17-04-2019
Zaaknummer(s): C/13/635003 / DW RK 17/894
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Onaangekondigd bankbeslag. Aanleiding voor toepassing beslagvrije voet niet gebleken. Klager niet bekend met vordering. Klacht ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 april 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/635003 / DW RK 17/894 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 4 september 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen (medewerkers van het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 3 oktober 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 februari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op

2 april 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Aan klager zijn op 19 maart 2012, 11 juli 2012, 23 oktober 2014, 4 november 2015 en 14 juni 2017 dwangbevelen van de Dienst Uitvoering Onderwijs betekend.

-           Op 27 juli 2017 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V., ABN Amro Bank N.V., Coöperatieve Rabobank U.A. en Volksbank N.V. op eventuele bankrekeningen van klager.

-           Bij exploot van 4 augustus 2017 zijn deze bankbeslagen aan klager betekend.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder:

a: onaangekondigd beslag heeft gelegd op zijn enige bankrekening zonder rekening te houden met de beslagvrije voet;

b: weigert in te gaan op zijn verzoek om rekening te houden met de beslagvrije voet;

c: weigert het beslagrekest toe te mailen, zodat het hem wordt bemoeilijkt zich te verweren in kort geding;

d: weigert informatie te verstrekken over welke vordering het gaat.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor of medewerkers van een kantoor. In het verweer heeft gerechtsdeurwaarder [ ] zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.2 Op een gerechtsdeurwaarder rust de plicht een vonnis ten uitvoer te leggen als daarom wordt verzocht. De gerechtsdeurwaarder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de dwangbevelen te executeren. Klager staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager, dus ook op zijn bankrekening. Tegen de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen kan klager slechts opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Executiegeschillen kunnen aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.3 Onder de huidige wetgeving heeft de wetgever aan een beslag onder een bank geen beslagvrije voet verbonden. Het huidige systeem van de beslagvrije voet is dat een beslagvrije voet op grond van de wet alleen geldt bij beslag op vorderingen tot periodieke betalingen van de in de wet genoemde inkomensbronnen. Een bankbeslag valt daar niet onder. Bij een bankbeslag kan immers slechts beslag worden gelegd op het actuele saldo. Uit de aard van het bankbeslag volgt dat er geen verplichting bestaat deze van tevoren aan te kondigen.

4.4 Onder omstandigheden dient de regeling van artikel 475c Rv ook op een bankbeslag te worden toegepast. Beslag op een bankrekening mag niet worden misbruikt om de regeling van de beslagvrije voet te omzeilen. Als een gerechtsdeurwaarder weet dat de betreffende bankrekening uitsluitend door een uitkering of loon wordt gevoed, terwijl de beslagene geen ander inkomen heeft, waaruit zijn primaire levensbehoeften kunnen worden voldaan, kan dit handelen tuchtrechtelijk laakbaar zijn. Nu dit niet is gebleken en klager evenmin het tegendeel heeft aangetoond, is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen.

4.5 Klager heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder weigert hem een exploot van het beslag te mailen. Uit de overgelegde producties blijkt dat de beslagexploten op

4 augustus 2017 aan klager zijn betekend. Gelet op het bepaalde in artikel 475i Rv is dit tijdig. Er bestaat geen verplichting voor de gerechtsdeurwaarder exploten te mailen. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen blijkt hier niet uit. Uit de betekening van de exploten heeft klager kunnen opmaken over welke vorderingen het gaat. De dwangbevelen zijn tevens aan hem betekend.

4.6 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.