ECLI:NL:TGDKG:2019:34 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/650263 / DW RK 18/344

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:34
Datum uitspraak: 02-04-2019
Datum publicatie: 16-04-2019
Zaaknummer(s): C/13/650263 / DW RK 18/344
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Bejegening. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 2 april 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 22 juni 2018 met zaaknummer C/13/631231 / DW RK 17/634 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/650263 / DW RK 18/344 LvB/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

gemachtigde: [ ],

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief, ingekomen op 23 juni 2017, is namens klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 28 juni 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van

22 juni 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij e-mail, ingekomen op 26 juni 2018, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 februari 2019. De uitspraak is bepaald op 2 april 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een op

28 januari 2014 ten laste van klaagster gewezen vonnis.

-           Bij exploot van 11 juli 2016 is het vonnis aan klaagster betekend.

-           Op 4 oktober 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder getracht beslag te leggen op roerende zaken van klaagster.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder – naar de voorzitter begrijpt – dat hij klaagster heeft gedreigd met beslaglegging. Ook zou de gerechtsdeurwaarder zonder toestemming door de ramen naar binnen hebben gekeken bij klaagster en zo de inboedel hebben genoteerd. De gerechtsdeurwaarder heeft ook een grote mond opgezet.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Daarvan is geen sprake. In het onderhavige geval is er een vonnis ten laste van klaagster gewezen zodat sprake is van een executoriale titel. De gerechtsdeurwaarder is op grond van die executoriale titel gerechtigd tot het treffen van beslagmaatregelen. Klaagster staat op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met haar hele vermogen in voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klaagster. Dat een dergelijke aankondiging dreigend overkomt, maakt niet dat het niet een maatregel is die de gerechtsdeurwaarder mag treffen.

4.3 Voor de uitoefening van zijn taak is het, in beginsel, toegestaan dat de gerechtsdeurwaarder van achter het raam beslag legt op roerende zaken die zich binnen een woning bevinden. De gerechtsdeurwaarder heeft daarvoor geen toestemming nodig van de bewoner. De klacht stuit hier op af.

4.4 De gerechtsdeurwaarder heeft het gestelde met betrekking tot de onheuse bejegening uitdrukkelijk ontkend. Nu klaagster niet heeft uitgelegd wat het ‘geven van een grote mond’ inhoudt, kan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niet worden vastgesteld, nog daargelaten dat een ‘grote mond geven’ een subjectieve beleving is.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

5.1 In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder een schrijven behoort te hebben dat hij achter een huis mag komen om foto’s te maken. Klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder drie keer verzocht om van de plaats af te gaan, maar dat heeft hij geweigerd. De gerechtsdeurwaarder heeft de hond van klaagster, die in de tuin lag, van zijn plaats gejaagd. Verder heeft de gerechtsdeurwaarder gezegd dat zij en haar partner beperkte geestesvermogen hebben.

5.2 Klaagster heeft verder aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarder de voordeur heeft beschadigd door er een brief op te plakken. Met het verwijderen van de brief van de voordeur is er verf van de deur afgekomen.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Voor zover klaagster nieuwe klachten in verzet heeft aangevoerd kan zij daarin niet worden ontvangen. Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klaagster kan niet worden ontvangen in haar klacht als vermeld onder 5.2.

6.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, mr. D. Bode en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.