ECLI:NL:TGDKG:2019:31 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/649433 DW/RK 18/320

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:31
Datum uitspraak: 19-03-2019
Datum publicatie: 04-04-2019
Zaaknummer(s): C/13/649433 DW/RK 18/320
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Het betreft een executiegeschil waarin tuchtrechter niet bevoegd is.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 19 maart 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 5 juni 2018 met zaaknummer C/13/630800 / DW RK 17/618 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/649433 / DW RK 18/320 DB/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

tegen:

1. [..]

gerechtsdeurwaarder te [..],

2. [..],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagden,

gemachtigde: [..].

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 januari 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 31 juli 2107, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 5 juni 2018 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 12 juni 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 februari 2019 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 maart 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

a) Het kantoor van de gerechtsdeurwaarders is door de [..], hierna

verder de verhuurder, verzocht een vordering op klager te incasseren. Het

betreft een onbetaald gelaten rekening met betrekking tot een eindafrekening

met betrekking tot huuropzegging van de woning van klager.

b) Na een aantal aanmaningen heeft de verhuurder de vordering in handen gesteld van de gerechtsdeurwaarders.

Die hebben klager bij brief van 3 mei 2017 gesommeerd tot betaling van de

vordering.

c) Bij brief van 9 mei 2017 heeft klager zijn bezwaren tegen de vordering aan

de gerechtsdeurwaarders bekend gemaakt.

d) De gerechtsdeurwaarders hebben na overleg met de verhuurder bij brief van

15 mei 2017 op de bezwaren van klager gereageerd.

e) Bij exploot van 2 juni 2017 is klager tot betaling van de vordering van de

verhuurder gedagvaard om op 22 juni 2017 te verschijnen bij de rechtbank

Rotterdam, locatie Dordrecht. Volgens een door klager als bijlage 1 overgelegd stuk is één van de afschriften van de dagvaarding door gerechtsdeurwaarder sub 2 gelaten aan klager sub 1 in persoon.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarders samengevat hem doelbewust te

misleiden met valse rekeningen en het plegen van valsheid in geschrifte. Klager en zijn partner zijn gedagvaard voor een huurachterstand terwijl er geen huurachterstand was. Er staan verschillende handschriften op de nota en het bedrag van de hoofdsom wisselt telkens. Daarnaast bevat (het afschrift van de) de dagvaarding onduidelijke tovertaal en stelt klager vraagtekens bij de handtekening van de gerechtsdeurwaarder. Als voorbeeld van tovertaal daarvan noemt klager punt 6 van de dagvaarding. In één

van de achtergelaten afschriften is de naam van klager met de pen

doorgestreept en voor zover leesbaar vervangen door de naam van zijn partner.

Klager woont niet in het rechtsgebied van de rechtbank Rotterdam, locatie

Dordrecht.

Klager verwijt gerechtsdeurwaarder sub 1 daarnaast dat deze zich niet heeft

gelegitimeerd bij haar bezoek aan zijn adres.

Als laatste verwijt klager de gerechtsdeurwaarders dat zij zijn gegevens

zonder toestemming online hebben gezet.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 De gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd

gerechtsdeurwaarder, kandidaat-gerechtsdeurwaarder en degene die is toegevoegd in

het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding,

zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd

met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen

of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat

of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare

gedraging in voormelde zin oplevert.

4.2 Dat er sprake is van doelbewuste misleiding en valsheid in geschrifte, is niet

gebleken. Voor zover er al sprake is van eventuele misslagen in de

brieven die de verhuurder aan klagers heeft verzonden, hetgeen geenszins vaststaat,

kan dat niet aan de gerechtsdeurwaarders worden tegengeworpen. Voor zover in

de klacht wordt gesteld dat klagers geen huurachterstand hebben, wordt daaraan

voorbijgegaan. De vordering gaat niet over een huurachterstand maar, zoals in de

brieven van de verhuurder en in punt 2 van de dagvaarding omschreven, over de kosten

voor het leeghalen van de berging en het afvoeren van kasten. Inhoudelijke

bezwaren tegen de vordering en eventuele gebreken in de dagvaarding zelf, dienen in

de procedure bij de kantonrechter te worden aangekaart. Het betreft een geschil

tussen de verhuurder en klagers. De gerechtsdeurwaarder staat daarbuiten. Het

tuchtrecht, dat ziet op het handelen van de gerechtsdeurwaarder, is daarvoor niet de

geëigende weg.

4.3 Dat geldt ook voor de door klager opgeworpen vraag over de bevoegdheid van de

rechtbank Rotterdam. locatie Dordrecht. Dat in één van de achtergelaten afschriften

de naam van klager sub 1 met de pen is doorgestreept en voor zover leesbaar is

vervangen door de naam van klager sub 2 is niet tuchtrechtelijk laakbaar. Klager

heeft niet onderbouwd waarom hij hierdoor in zijn belangen is geschaad.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel 2.2 geldt dat de verplichting tot legitimatie

slechts geldt indien daarom wordt verzocht. Dat door klagers om legitimatie is

is verzocht is niet gebleken.

4.5 Wat klagers bedoelen met het vermelden van hun gegevens online, wordt door

hen niet duidelijk gemaakt. Door de gerechtsdeurwaarders is klagers slechts de

service geboden om het dossier in een beveiligde omgeving digitaal in te zien,

betalingen te verrichten en opmerkingen te plaatsen. Daarvoor is hen een inlogcode

verstrekt. Dit is een in de huidige tijd gebruikelijke gang van zaken en niet

tuchtrechtelijk laakbaar.

4.6 Hetgeen door klagers verder naar voren is gebracht, kan buiten beoordeling

blijven omdat het willekeurige niet nader onderbouwde beschuldigingen betreft die

van geen enkel belang zijn voor de beslissing op deze klacht.

5. Nu tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken, wordt op grond van het

voorgaande beslist als volgt.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

Klager heeft bij zijn verzet geen redenen aangevoerd waarom de oorspronkelijke beslissing niet in stand zou kunnen blijven.  

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. Het ingediende verzet tegen de beslissing van de voorzitter levert geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. D. Bode, plaatsvervangend-voorzitter, mr. W.M. de Vries en A.M. Maas, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.