ECLI:NL:TGDKG:2019:24 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/639130 DW/RK 17/1161

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:24
Datum uitspraak: 18-01-2019
Datum publicatie: 02-04-2019
Zaaknummer(s): C/13/639130 DW/RK 17/1161
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Executiegeschil, tuchtrechter is niet bevoegd. Verzet ongegrond 

Beslissing van 18 januari 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 14 november 2017 met zaaknummer C/13/627494 / DW RK 17/428 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/639130 / DW RK 17/1161 MdV/RH ingesteld door:

[..]

wonende te [..],

klager,

tegen:

[..],

[..],

gerechtsdeurwaarders te [..],

beklaagden.

Ontstaan en verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 20 april 2017, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 18 mei 2017, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 14 november 2017 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Aan klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van dezelfde datum. Bij brief, ingekomen op 22 november 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 december 2018 alwaar  gerechtsdeurwaarder [..] is verschenen. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 18 januari 2019.

1. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

2. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • op 23 mei 2013 heeft de kort gedingrechter vonnis gewezen;
  • dit vonnis is op 1 juli 2013 aan klager betekend en opnieuw betekend op 16

juli 2013;

  • op 27 september 2016 heeft het gerechtshof het vonnis van de rechtbank van

21 januari 2015 (gedeeltelijk) vernietigd en opnieuw recht gedaan;

  • op 2 december 2016 is executoriaal derdenbeslag gelegd onder de werkgever

van klager.

3. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder geen rekening

houdt met het arrest van het gerechtshof en het beslag is gelegd voor een bedrag dat

niet juist is. De gerechtsdeurwaarder heeft zich niet gehouden aan de gedragscode

voor gerechtsdeurwaarders doordat in het beslag is uitgegaan van een onjuiste

berekening van de achterstand in de hypotheekrente en een achterstand in het krediet

bij de ABN AMRO. In de memorie van grieven staan wel de juiste bedragen. De

gerechtsdeurwaarder heeft hierdoor gehandeld op een wijze die een behoorlijk

gerechtsdeurwaarder niet betaamt, tevens is gehandeld in strijd met hetgeen is

bepaald in de gerechtsdeurwaarderswet.

4. De beslissing van de voorzitter

4.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1. Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn

gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd

gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd

in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde

opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in

strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig

handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter

beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk

verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Nu uit het klachtenformulier niet blijkt tegen welke gerechtsdeurwaarder de

klacht zich richt en de klacht is ingediend tegen een medewerker van het

gerechtsdeurwaarderskantoor, zal de aan het kantoor van deurwaarderskantoor

verbonden gerechtsdeurwaarder die heeft aangevoerd verantwoordelijk te zijn voor

het dossier van klager als beklaagde worden aangemerkt.

4.3 Het betreft hier een klacht ten aanzien van de tenuitvoerlegging van een aan de

gerechtsdeurwaarder ter hand gestelde executoriale titel en de verdere

tenuitvoerlegging daarvan. Enig tuchtrechteljk laakbaar handelen is daarbij niet

gebleken. Bij een geschil met betrekking tot de (verdere) tenuitvoerlegging van een

executoriale titel geeft artikel 438 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering

een algemene regeling. Krachtens deze bepaling dienen geschillen met betrekking tot

de executie voorgelegd te worden aan de bevoegde (executie)rechter. Het tuchtrecht

biedt daarvoor niet de geëigende weg.

4.4 Ten aanzien van de proportionaliteit van het gelegde beslag geldt dat de

beslaglegger aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van een beslag omdat het

beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is

gehandhaafd. Dat moet echter worden beantwoord aan de hand van criteria die

gelden voor misbruik van recht en wel in beginsel aan de hand van de concrete

omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te

verhalen vordering, en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de debiteur

door het beslag in zijn belangen wordt getroffen. Het is echter niet aan de

tuchtrechter om hierover een oordeel te geven maar aan de gewone rechter. De

voorzitter overweegt dat klager is bijgestaan door advocaat, die zijn belangen heeft

behartigd en klager verder kan adviseren met betrekking tot te nemen stappen om tot

een juiste vaststelling van de bedragen te komen.

4.5 Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder heeft gehandeld in strijd met de

gedragscode voor gerechtsdeurwaarders. Dat de gerechtsdeurwaarder in strijd met de

gedragscode persoonsgegevens onjuist zou hebben verkregen of hebben behandeld is niet gebleken.

4.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

5. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat hij de stellingen van de gerechtsdeurwaarders in het verweerschrift niet juist zijn .

In het arrest van het Gerechtshof van 27 september 2016 geeft het Hof aan dat de stellingen van eiseres dat bepaalde schulden door de man dienen te worden gedragen onvoldoende onderbouwd zijn. Daarom zijn haar vorderingen niet toegestaan.

Het vonnis van 21 januari 2015 kan niet worden gebruikt als executoriale titel.

In klagers bezwaarschrift van 27 december 2016 aan de gerechtsdeurwaarders heeft hij aangetoond dat het gerechtshof het vonnis van 21 januari 2015 heeft vernietigd.

Het hierop niet reageren door de gerechtsdeurwaarders moet zonder enige overdrijving als onbehoorlijk worden aangemerkt. Daarnaast hebben de gerechtsdeurwaarders in strijd met de gedragsregels gehandeld door beslag te leggen op een deel van klagers’ inkomsten bij [..].

Het is voor klager een groot raadsel waarom een medewerker van de gerechtsdeurwaarders stelt dat hij € 13.360,55 moet betalen aan de opdrachtgever, dit bedrag is niet door het gerechtshof bepaald.

In 2013 heeft klagers’ advocaat aangevoerd dat de executie moet stoppen omdat er een noodtoestand is ontstaan omdat de vonnissen gebaseerd zijn op feitelijke/juridische misslagen. Indertijd heeft de advocaat van de wederpartij schriftelijk aan klagers advocaat bericht dat zij vrijwillig stoppen met de executie.

Klager concludeert dat de gerechtsdeurwaarders gehandeld hebben op een wijze die een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Aan de orde is de vraag of de beslissing van de voorzitter van 14 november 2017 op de juiste gronden is genomen. De gronden van het verzet richten zich voornamelijk tegen hetgeen in het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders is gesteld. Klager heeft geen gronden aangevoerd waarom de beslissing van de voorzitter van 14 november 2017 niet in stand kan blijven. 

6.2 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter (die er dus eigenlijk niet zijn) leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

6.3 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-      verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.