ECLI:NL:TGDKG:2019:21 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 628169

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2019:21
Datum uitspraak: 18-01-2019
Datum publicatie: 29-03-2019
Zaaknummer(s): 628169
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Termijn vaststellen beslagvrije voet een maand en vijf dagen na ontvangst van de juiste gegevens is te lang. Klacht is terecht voorgesteld. Ook de klacht over de reactie op interne klacht na twee maanden, terwijl was toegezegd dat binnen 30 dagen gereageerd zou worden, is terecht voorgesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 18 januari 2019 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/628169 / DW RK 17/496 MdV/RH ingesteld door:

[..],

wonende te [..],

klager,

gemachtigde: [..] (bewindvoerder)

tegen:

[..],

gerechtsdeurwaarder te [..],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 3 mei 2017, heeft de gemachtigde van klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 7 juni 2017, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 december 2018 alwaar de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. Klager, noch zijn gemachtigde zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, ter zitting verschenen. De uitspraak is bepaald op 18 januari 2019.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

  • De gerechtsdeurwaarder is belast met de tenuitvoerlegging van een vonnis

van 29 april 2011 ten laste van klager.

  • Op 21 juni 2011 is beslag gelegd onder het DWI op de uitkering van klager.
  • Bij e-mailbericht van 24 juni 2016 heeft de bewindvoerder van klager bezwaar gemaakt tegen de toegepaste beslagvrije voet en de gerechtsdeurwaarder verzocht deze aan te passen met verwijzing naar alle bijgevoegde

betaalspecificaties.

  • Op 25 juli 2016 heeft de bewindvoerder van klager het e-mailbericht van 24 juni 2016 met bijlagen nogmaals verzonden naar de gerechtsdeurwaarder, omdat deze telefonisch had aangegeven de eerdere e-mail niet te hebben ontvangen.
  • Op 29 juli 2016 heeft de gerechtsdeurwaarder een brief gestuurd aan de

bewindvoerder van klager alsmede aan het DWI met daarin een nieuwe

berekening van de beslagvrije voet.

  • Bij e-mailbericht van 21 februari 2017 heeft de bewindvoerder van klager een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder, waarbij hij heeft verzocht dezelfde week een correcte berekening over de periode juni 2016 te verstrekken en tevens heeft verzocht om alle teveel ontvangen gelden met terugwerkende kracht van twaalf maanden vanaf 24 juni 2016 te restitueren.
  • Op 26 april 2017 heeft (een medewerker) van de gerechtsdeurwaarder gereageerd op de ingediende klacht.

2. De klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarder

a: de beslagvrije voet niet correct hanteert;

b: geen gebruik heeft gemaakt van de aangeleverde gegevens;

c: niet adequaat en tijdig heeft gereageerd op e-mailberichten van de bewindvoerder

van klager.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De klacht is ingediend tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor hetgeen op grond

van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet niet kan.

Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de

uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014

(ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een

samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke

gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 De enige aan dat kantoor verbonden gerechtsdeurwaarder wordt als beklaagde

aangemerkt. In de aanhef van de beslissing is hiermee al rekening gehouden. Ter

beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk

verwijtbare gedraging in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet

oplevert.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer dat voorop moet

worden gesteld dat de hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter

beoordeling van de kamer staat. Dit is slechts anders als sprake is van evidente fouten

of handelen tegen beter weten in. Na het verzoek om aanpassing van de beslagvrije

voet heeft de gerechtsdeurwaarder de beslagvrije voet aangepast. Dit is aan de

bewindvoerder van klager medegedeeld. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet

gebleken.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de kamer dat de bewindvoerder van klager heeft gesteld dat de gerechtsdeurwaarder bij de herberekening van de

beslagvrije voet op 29 juli 2016 gebruik heeft gemaakt van oude gegevens en niet van de door de bewindvoerder bijgevoegde nieuwe gegevens. Ook hier geldt dat de hoogte of de berekening van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de kamer staat.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de kamer dat van een

gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven met betrekking tot een bij

hem in behandeling zijnde incasso binnen een redelijke termijn beantwoordt. Dit geldt in het bijzonder voor de vaststelling en eventuele aanpassing van de beslagvrije voet. De kamer constateert dat de bewindvoerder op 25 juli 2016 de e-mail van 24 juni 2016 met het bezwaar tegen de toegepaste beslagvrije voet heeft ‘ge-forward’ naar de gerechtsdeurwaarder. Het adres waarnaar beide e-mails zijn verzonden is

[..]. Daarmee staat voldoende vast dat het bezwaar tegen de hoogte van de beslagvrije voet reeds op 24 juni 2016 door de gerechtsdeurwaarder moet zijn ontvangen. Niet in geschil is dat de gerechtsdeurwaarder eerst op 29 juli 2016 een nieuwe berekening van de beslagvrije voet heeft toegezonden aan de bewindvoerder van klager. Vaststaat dus dat de gerechtsdeurwaarder pas reageerde op een gemotiveerd bezwaar van de bewindvoerder van klager over de beslagvrije voet, met een verzoek tot reactie, na een maand en vijf dagen. Daarmee heeft de gerechtsdeurwaarder niet binnen de redelijke termijn gereageerd. De klacht is terecht voorgesteld.

4.6 De gemachtigde van klager heeft op 21 februari 2017 een klacht ingediend bij de gerechtsdeurwaarder. Op 24 februari 2017 heeft een medewerker van de gerechtsdeurwaarder de ontvangst van de klacht bevestigd en toegezegd dat binnen 30 dagen een reactie zal worden gegeven. Uiteindelijk heeft (een medewerker van) de gerechtsdeurwaarder op 26 april 2017 de gemachtigde van klager bericht. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat dit te lang heeft geduurd. Ook op dit punt is de klacht terecht  voorgesteld.

4.7 De kamer is van oordeel dat kan worden volstaan met de constatering dat de klacht met betrekking tot het niet tijdig reageren gegrond is. Gelet op het feit dat de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk de beslagvrije voet heeft aangepast en inhoudelijk heeft gereageerd op de ingediende klacht, zijn er geen termen aanwezig om tot het opleggen van een maatregel over te gaan.

4.8 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

- verklaart de klachtonderdelen a en b ongegrond;

- verklaart de klachtonderdeel c gegrond.

Aldus gegeven door mr. W.M. de Vries, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M. Nijenhuis en A.M. Maas, leden, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 januari 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.