ECLI:NL:TGDKG:2019:201 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/667530 / DW RK 19/288
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2019:201 |
---|---|
Datum uitspraak: | 03-12-2019 |
Datum publicatie: | 28-01-2020 |
Zaaknummer(s): | C/13/667530 / DW RK 19/288 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat haar verzoek tot kwijtschelding niet wordt gehonoreerd en dat de gerechtsdeurwaarder haar aan het lijntje houdt door haar steeds dezelfde formulieren te laten invullen, terwijl de gerechtsdeurwaarder wel de rente maandelijks laat doorlopen. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond. |
Beslissing van 3 december 2019 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 21 mei 2019 met zaaknummer C/13/646105 / DW RK 18/185 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/667530 / DW RK 19/288 LvB/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klaagster,
tegen:
[ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde,
gemachtigde: [ ].
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 10 april 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Klaagster heeft haar klacht aangevuld bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 7 mei 2018. Bij verweerschrift, ingekomen op 16 mei 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 21 mei 2019. Bij brief, ingekomen op 4 juni 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 22 oktober 2019 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 3 december 2019.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- De gerechtsdeurwaarder is sinds 2015 belast met een tweetal vorderingen op klaagster van [ ]
- Bij e-mail van 25 september 2017 is met klaagster een betalingsregeling van € 25,- per maand overeengekomen;
- Bij e-mail van 11 oktober 2017 heeft klaagster een verzoek om volledige kwijtschelding van beide vorderingen gedaan;
- Na ontvangst van de benodigde bewijsstukken heeft de gerechtsdeurwaarder het verzoek van klaagster op 2 november 2017 voorgelegd aan de opdrachtgever;
- Op 19 december 2017 heeft de opdrachtgever aangegeven dat het formulier voor het voorstel niet afdoende is ingevuld en dat daarnaast een exact bedrag tegen finale kwijting ontbreekt en tevens onduidelijk is welk soort uitkering klaagster geniet;
- Hierop is vanaf januari 2018 een e-mailwisseling tussen klaagster en de gerechtsdeurwaarder ontstaan;
- Bij e-mail van 18 april 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster medegedeeld dat de opdrachtgever niet akkoord is gegaan met haar voorstel om 85% van de vordering kwijt te schelden en heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster verzocht een nieuw voorstel te doen.
4. De oorspronkelijke klacht
Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat zij meerdere malen stukken heeft ingediend in verband met haar verzoek tot kwijtschelding, maar dat de gerechtsdeurwaarder haar aan het lijntje houdt door haar steeds dezelfde formulieren te laten invullen en vervolgens elke maand rente bij de vordering telt.
5. De beslissing van de voorzitter
5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:
4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt.
4.2 Omdat een kantoor geen beklaagde kan zijn wordt, gelet op de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696), de in aanhef vermelde gerechtsdeurwaarder als beklaagde aangemerkt. Het dossier van klaagster kan worden aangemerkt als vallende onder zijn verantwoordelijkheid. Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
4.3 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde producties blijkt dat de opdrachtgever nadere bewijsstukken alsmede een concreet voorstel van klaagster nodig had, alvorens het voorstel van klaagster om kwijtschelding te kunnen beoordelen. Omdat het voor de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever lange tijd onduidelijk was wat het exacte voorstel van klaagster was, is diverse malen aan klaagster om duidelijkheid verzocht. Dit kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. De stelling dat de gerechtsdeurwaarder klaagster aan het lijntje houdt stuit hierop af.
4.4 Nu geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen is gebleken, wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.
5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klaagster aangevoerd dat zij zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen, omdat:
a) klaagster in haar verzoek/klachtenformulier duidelijk had geschreven op 10 april 2018, dat zij het hele boekwerk gekopieerd op kon sturen. Hierop heeft klaagster nooit een verzoek gekregen;
b) klaagster voor deze lening diverse malen naar een oplossing heeft gevraagd en diverse malen formulieren (op verzoek van de gerechtsdeurwaarder) heeft ingevuld en ingediend;
c) de gerechtsdeurwaarder een spel heeft gespeeld met klaagster, door klaagster steeds opnieuw te verzoeken een voorstel tot finale kwijting aan hem toe te sturen;
d) de gerechtsdeurwaarder iets anders heeft gemaakt van de afspraak die klaagster had met de [ ] ( namelijk 85% kwijtschelding en een rentestop op het resterende bedrag van € 1.200). De gerechtsdeurwaarder zou moeten doen wat [ ] heeft voorgelegd;
e) klaagster niet heeft geweten dat er een zitting was en zij zichzelf niet heeft kunnen verdedigen tijdens deze zitting. Bovendien heeft klaagster nooit de stukken van de tegenpartij gezien en of gelezen;
f) de beslissing van de voorzitter alleen gaat over het contract, maar de inhoud, het ontstaan van de lening, dat klaagster is opgelicht, hoeveel er al is betaald, wat de impact is geweest en hoeveel klaagster hieronder heeft geleden wordt niet overwogen.
Voorts verzoekt klaagster de kamer om:
g) de gerechtsdeurwaarder te veroordelen in alle geleden schade vanaf 2008 tot op heden inclusief alle proces-, rente-, incasso- en overige kosten;
h) de gerechtsdeurwaarder te veroordelen de BKR codering van klaagster met spoed te verwijderen of aan te passen, met een schadevergoeding van € 100,00 per dag zolang dit niet heeft plaatsgevonden;
i) de gerechtsdeurwaarder te laten stoppen met het ten onrechte aanschrijven van klaagster en hiervoor een schadevergoeding op te leggen van € 100,00 per dag, zolang dit aanhoudt;
j) de gerechtsdeurwaarder en de [ ] een overzicht te laten overleggen van alle betalingen van klaagster naar de gerechtsdeurwaarder, [ ] en [ ].
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Het verzet kan naar het oordeel van de kamer niet slagen. Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de kamer niet geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de kamer zich verenigt. De kamer acht de beslissing van de voorzitter (daarom) juist en de door klager aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen
7.2 De kamer merkt nog op dat de situatie waar klaagster zich thans in bevindt – welke zij ter zitting uitvoerig en helder uiteen heeft gezet – zich beter leent voor een traject binnen de kaders van de (wettelijke) schuldsanering. Geen enkele uitkomst in deze procedure zal een bijdrage leveren aan de bijstand die klaagster beter kan gebruiken op dit punt.
7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. L. van Berkum, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M. Nijenhuis en mr. M.J.C. van Leeuwen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2019, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.